Iedere dierenarts, steeds met een diploma op zak na zes jaar studie aan de universiteit, draagt bij aan een diergeneeskundig zorg in Vlaanderen waar we fier op mogen zijn. Ze is niet goedkoop en kan dat ook niet zijn.
Robot-CT. Scintigrafie. MRI. Chemotherapie. 3D-geprint schedeldak. Laserchirurgie. Artroscopie. Pacemakerimplantatie. Neurorevalidatie. Neonatologie. 2D speckle tracking. Het zijn stuk voor stuk complexe technieken die we kennen uit de humane geneeskunde waar ze worden ingezet voor diagnostiek en (levensreddende) therapie. In de menselijke gezondheidszorg zijn deze technologieën voor de patiënt betaalbaar dankzij onze gesolidariseerde bijdragen aan het RIZIV. Ze worden vandaag echter ook ingezet in dierenartsenpraktijken en -klinieken. Dit opiniestuk gaat dan ook niet over mensengeneeskunde maar over diergeneeskunde anno 2025 waar ook “the sky the limit” is geworden.
Toch leidt die fantastische vooruitgang tot discussies. De Belgische Mededingingsautoriteit voert onderzoek naar de dierenartsentarieven. Recent waren “de dure dierenartsen” het centrale thema in het VRT-programma WinWin(na de eerste aflevering leken ze vooral kop van jut). Daar werd, vertrekkend vanuit een klacht over een ingreep van €1700 bij een hond, gezocht naar genuanceerde verklaringen. En die kwamen er.
Wat in het programma misschien onderbelicht bleef, is dat er geen sociale zekerheid bestaat voor dieren. Elke technologie in een praktijk en elke medewerker, van poetsvrouw tot Europees-geaccrediteerd dierenarts-specialist, moet betaald worden door de diereigenaar.
Dat de factuur daardoor hoger ligt dan in de humane geneeskunde is dus logisch. Het toont vooral wat zorg écht kost, ook voor mensen, maar maakt dierenartsen daarom niet duur.
Niet elke praktijk beschikt trouwens over high-end apparatuur, uitgebreide ondersteuning of gespecialiseerde medewerkers. Net zoals bij huisartsen betekent dat niet dat die goedkopere zorg minderwaardig is. Als een eigenaar kiest voor geavanceerde technieken of specialistische ingrepen, zal de eerstelijnsdierenarts met plezier doorverwijzen naar collega’s die dat aanbieden.
Het aanbod verschilt alleszins sterk tussen praktijken en dat verklaart dan ook de uiteenlopende tarieven. Een praktijk die een MRI runt – steeds zonder overheidssteun – heeft nu eenmaal een andere kostenstructuur dan een praktijk zonder MRI.
De verstandige consument doet er goed aan zich te informeren en heeft de vrijheid om te kiezen of en waar hij zijn dier laat onderzoeken en behandelen. Voor mensen met een beperkt inkomen bieden de dispensaria van de Prins Laurent-stichting dan weer basiszorg aan.
Eén ding is zeker: het houden van een dier kost geld en niet alleen voor diergeneeskundige zorg.
Moderne diergeneeskunde vraagt veel kapitaal, dat is duidelijk. Dat geld komt van dierenartsen zelf, van banken, en sinds enkele jaren ook van externe investeerders. Allen zijn ze op zoek naar een return on investment. Dat de bedoelingen van groepen zoals Evidensia, Anicura en Altano in vraag gesteld worden, is legitiem. Evenwel zorgen ze voor een drive die nieuwe kansen biedt tot professionele ontwikkeling van hun dierenartsen én onafhankelijke praktijken aanzet om ook te schakelen.
Dat alles komt de patiënten ten goede. Als die groepen, zoals wordt gesuggereerd, hun dierenartsen in een ongewenste richting duwen, is de kans groot dat die vertrekken want vacatures zijn er genoeg. En een dure kliniek zonder dierenartsen draait geen omzet.
Het sleutelwoord in deze voor dierenartsen lastige tarievendiscussie is communicatie. Geeft de diereigenaar duidelijk aan wat zijn wensen en financiële grenzen zijn? Legt de dierenarts goed uit wat de mogelijkheden zijn – bij hemzelf én elders – en wat de kosten zullen zijn?
Misschien nog belangrijker: legt het dierenartsenkorps voldoende uit aan de maatschappij wat het doet, wat het kan en waar het voor staat? Of blijft het vooral bij verontwaardigd (over)reageren als er publieke kritiek komt?
Mijn advies aan consumenten: boek vóór de aankoop van een huisdier een consult bij een dierenarts. Vraag advies over ziektegevoeligheid van rassen, verwachte medische kosten, privé dierverzekeringen (want die zijn er wél), voeding, tijdsbesteding, enzovoort. Elke dierenarts zal graag meedenken. Op basis van die informatie kan de consument dan onderbouwd beslissen, ook om géén dier aan te schaffen.
Mijn advies aan de praktijkdierenartsen: discussieer volop maar doe dat intern en communiceer extern als een groep. Doe dat proactief. Omarm de diversiteit binnen het korps en zie ze als een kans, niet als een bedreiging. Iedere dierenarts, steeds met een diploma op zak na zes jaar studie aan de universiteit, draagt bij aan een diergeneeskundig zorg in Vlaanderen waar we fier op mogen zijn. Ze is niet goedkoop en kan dat ook niet zijn.
Sarne De Vliegher is hoogleraar aan de Faculteit Diergeneeskunde van de UGent en schrijft in eigen naam.