Leven in een woonzorgcentrum: ‘Waarom moeten wij zo dringend vóór acht uur ‘s ochtends worden gewassen?’

© Diego Franssen
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

2025 was alweer geen goed jaar voor de Vlaamse ouderenzorg. Maar hoe ernstig is de malaise achter de krantenkoppen? Bewoonster Lieve Flour en VLOZO-topman Johan Staes waarschuwen unisono: ‘Zolang woonzorgcentra instellingen blijven in plaats van woonplekken, zal er niets wezenlijks veranderen.’

Zij woont al drie jaar in een woonzorgcentrum en schreef daar afgelopen jaar met Ik werd kamer 235 een opvallend scherp boek over. Hij is nog heel even gedelegeerd bestuurder van VLOZO, de belangenorganisatie van private woonzorgcentra. Vanuit totaal verschillende hoeken kijken Lieve Flour en Johan Staes naar ouderenzorg, maar over één ding zijn ze het roerend eens: de sector moet dringend een andere koers varen.

‘Toen ik hier kwam wonen, ging ik ervan uit dat ik mijn leven gewoon zou kunnen voortzetten’, zegt Lieve Flour wanneer we haar opzoeken in kamer 235 van woonzorgcentrum De Wending in Turnhout. ‘In de praktijk bleek dat niet zo simpel te zijn. Een woonzorgcentrum is vandaag geen woonplek met zorg, maar een zorgplek waar je ook woont. Dat voel je aan alles.’

De sector kwam het voorbije jaar weer niet bepaald positief in de media. Onlangs nog raakte bekend dat wzc Vordenstein in Schoten straks definitief moet sluiten omdat er problemen zijn met de kwaliteit van de zorg.

Lieve Flour: Woonzorgcentra worden de hele tijd afgeschilderd als oorden van grote problemen. Ze hebben niet genoeg geld, er is te weinig personeel, ze kampen met een uitbraak van RSV, bewoners worden ziek van het eten… Wordt er al eens positief over bericht, dan belanden we meteen in het andere uiterste en zie je alleen maar blije mensen. Alsof we hier elke dag de polonaise dansen van geluk. Dat heeft natuurlijk grote impact op de manier waarop mensen naar de ouderenzorg kijken.

Johan Staes: Woonzorgcentra worden als een soort zorgfabrieken gezien. Dat is meteen een van de redenen waarom de meeste ouderen het liefst zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen. Desnoods in een huis dat totaal niet aan hun noden is aangepast. Ik begrijp dat ook, want nogal wat woonzorgcentra voelen eerder als het verlengstuk van een ziekenhuis aan dan als een echte thuis.

‘De overheid zou ervoor moeten zorgen dat woningen veel meer aan de noden van oude mensen zijn aangepast.’

Flour: Dat wordt nog versterkt door de manier waarop het zorgpersoneel wordt opgeleid. Zij bekwamen zich vooral in technische zorg en tegen de tijd dat ze afstuderen, zijn ze ervan overtuigd dat ze daar het monopolie op hebben. Terwijl wij als bewoners natuurlijk ook een mening hebben, maar die doet er veel minder toe. Dat zie je zelfs aan de gebouwen: die zijn ontworpen met het oog op de looproutes van het personeel. En regels die de overheid aan woonzorgcentra oplegt, versterken die dominantie alleen maar.

Staes: In het buitenland – van Zweden tot Nederland en Japan – heb ik nochtans gezien dat het perfect mogelijk is om woonzorgcentra in te richten waar ouderen in de eerste plaats wonen terwijl er daarnaast ook zorg wordt aangeboden. Niet andersom. Als we dat ook bij ons in Vlaanderen kunnen realiseren, zullen ouderen vanzelf anders tegen woonzorgcentra aankijken. Daarnaast hebben we ook behoefte aan een breed gamma van woonoplossingen. Vandaag denken mensen dat ze alleen maar de keuze hebben tussen thuis wonen of naar een woonzorgcentrum verhuizen. Terwijl er zo veel tussenoplossingen mogelijk zijn, zoals cohousing of een woonunit in de tuin van een van de kinderen. Alleen zijn die te weinig bekend en worden ze ook niet genoeg ondersteund door de overheid.

Flour: Mijn zoon wilde achter zijn huis zo’n wooncontainer voor me installeren, maar dat zag ik totaal niet zitten. Dat ding zou zijn hele tuin innemen, er zouden elektriciteits- en waterleidingen moeten worden aangelegd… Allemaal veel gedoe voor wat uiteindelijk een tijdelijke oplossing is. Wel vind ik dat de overheid ervoor zou moeten zorgen dat woningen veel meer aan de noden van oude mensen zijn aangepast. Vandaag moeten huizen aan allerlei normen in verband met isolatie voldoen, maar de overheid legt geen regels op om ervoor te zorgen dat ouderen er zo lang mogelijk kunnen blijven wonen.

Staes: Daar zou inderdaad veel meer aandacht naartoe moeten gaan. Zeker omdat we weten dat de groep ouderen almaar zal toenemen en dat veruit de meeste mensen het liefst tot hun laatste snik in hun vertrouwde huis willen blijven wonen.

© Diego Franssen

Mevrouw Flour, in uw boek geeft u aan dat het niet evident is om je als nieuwe bewoner thuis te voelen in een woonzorgcentrum. Hoe komt dat?

Flour: We hadden het net over het feit dat veel huizen niet aan ouderen zijn aangepast, maar hier is de omgeving daar net te veel op afgestemd. Zo mag je alleen je eigen meubels meebrengen als er in de kamer nog genoeg plaats overblijft om het bed naar buiten te kunnen rollen. Ze dringen je dus eigenlijk hun eigen meubels op, en die zijn allemaal zo ontzettend zwaar dat je ze onmogelijk zelf kunt verplaatsen. Daardoor zijn we al afhankelijk van anderen als we een stoel willen verzetten. Blijkbaar is dat voor onze veiligheid, want anders zouden we weleens kunnen vallen als zo’n meubelstuk verschuift. Onzin natuurlijk. Als je als tachtiger één keer bent gevallen, zal dat vast nog gebeuren. Daar verandert een loodzware tafel niets aan. Het grote verschil met thuis is wel dat je hier niet het risico loopt om dagenlang op een koude vloer te liggen wachten tot iemand je vindt.

Staes: Het is soms moeilijk om een evenwicht te vinden tussen veiligheid en vrijheid. Vergeet niet dat een val bij ouderen ernstige complicaties met zich mee kan brengen. Soms betekent dat zelfs het einde van…

Flour: Je onafhankelijkheid!

Staes: Of je leven. Valpreventie is dus echt wel belangrijk. Ook al omdat iemand die, bijvoorbeeld, zijn heup breekt en geopereerd moet worden nog meer druk op de zorg legt.

‘Bewoners zouden niet alleen als cliënt benaderd moeten worden maar ook als mede-eigenaar van het woonzorgcentrum.’

Een veelgehoorde klacht van bewoners van woonzorgcentra is ook dat ze weinig privacy hebben.

Staes: Dat begrijp ik, maar de meeste woonzorgcentra proberen daar aan tegemoet te komen. Onlangs nog bezocht ik een woonzorgcentrum in Arnhem waar elke kamer sinds kort een eigen bel en brievenbus heeft.

Flour: Dat hebben wij ook. Alleen kun je de brievenbus niet afsluiten en wordt de bel nooit gebruikt.  (lacht) Het is ook niet omdat je deur dicht is, dat je privacy hebt. Hier in de gangen van het woonzorgcentrum stelt de GDPR-wetgeving doorgaans niet veel voor. Constant vang je gesprekken op over de toestand van de een of andere bewoner. Ze vinden het ook heel normaal om op elke afdeling ongevraagd een lijst met de verjaardagen van alle bewoners op te hangen. Ik heb me daar meteen tegen verzet. Als ik niet wilde dat alle buren in de straat waar ik vroeger woonde mijn verjaardag kenden, waarom zou ik dat hier dan wel een goed idee vinden?

Zo gaat het de hele tijd: om de een of andere reden zijn er andere regels voor bewoners van een woonzorgcentrum dan voor mensen die in het wild wonen. Eigenlijk is dat een volgehouden en institutioneel geregelde schending van de mensenrechten. Al is dat nu wel heel langzaam aan het veranderen.

Staes: Bewoners zouden niet alleen als cliënt benaderd moeten worden maar ook als mede-eigenaar van het woonzorgcentrum. Daarvoor moet van het huidige model worden afgestapt, en dat is niet eenvoudig in een tijd dat de ouderenzorg zo onder druk staat. De voorbije jaren heb ik vooral een status quo gezien, en niets wijst erop dat er nu wel verandering op til is. Het huidige beleid werkt aan een toekomstplan en er vond al een driedaagse toekomstconferentie plaats, maar daar hebben we helemaal geen behoefte aan. Uit experimenten, studies en buitenlandse voorbeelden weten we al wat werkt: kleinschaligheid, meer rekening houden met de bewoners en personeel inzetten dat zich met andere aspecten dan de fysieke zorg bezighoudt.

© Diego Franssen

De voorbije jaren is toch wel het besef gegroeid dat bewoners inspraak moeten hebben over het reilen en zeilen in hun woonzorgcentrum?

Flour: In de gebruikersraad wordt vooral gediscussieerd over het eten en de was, maar niet over de werking van ons woonzorgcentrum. Waarom moeten alle bewoners – of ze nu al wakker zijn of niet – bijvoorbeeld tegen acht uur ’s ochtends gewassen en aangekleed zijn? ‘Zodat ze om kwart over acht kunnen ontbijten’, antwoordt het personeel dan. Terwijl veel mensen best na het ontbijt of zelfs aan het eind van de dag gewassen zouden willen worden. Weet je waar die gewoonte écht vandaan komt? Uit de ziekenhuizen. Daar moeten alle patiënten gewassen zijn tegen de tijd dat de dokters hun ronde doen.

Staes: Veel mensen willen zelfs liever niet elke dag van kop tot teen worden gewassen. Het probleem is dat het personeel de hele tijd lange lijsten moet afvinken om er zeker van te zijn dat er aan alle regels is voldaan. Net door die administratieve rompslomp is er vaak te weinig oog voor de mens in het lichaam dat gewassen moet worden. Heb jij sinds je hier woont trouwens al een bezoek van de Vlaamse Zorginspectie meegemaakt?

Flour: Oh ja! Achteraf krijgt het woonzorgcentrum dan een verslag met het oordeel ‘conform’ of ‘niet conform’. Dat laatste kan betekenen dat één personeelslid met gelakte nagels aan het werk was, maar evengoed dat alle bewoners van een hele afdeling urenlang dezelfde natte incontinentieluier aan moeten houden. Voor de inspectie lijkt dat allemaal even zwaar te wegen.

‘De meeste medewerkers reageren heel positief als je hen wijst op iets wat in jouw ogen niet oké is. “Sorry, dat wist ik niet”, klinkt het dan.’

Maken al die regels waar jullie het over hebben het zorgkundigen en verpleegkundigen ook niet lastig om een echt huiselijke omgeving te creëren?

Staes: Dat denk ik wel. In sommige andere landen is het, bijvoorbeeld, de gewoonte dat het personeel tijdens de pauzes en de lunch gewoon tussen de bewoners zit. Zoiets draagt natuurlijk bij aan het thuisgevoel.

Flour: Wij zouden niet liever willen, want dat is heel gezellig. Maar jammer genoeg kan dat volgens de regels niet. Net zoals het personeel niet mag eten wat wij voorgeschoteld krijgen.

Staes: Is het eigenlijk moeilijk om als bewoner een band op te bouwen met de medewerkers die voor je zorgen?

Flour: In het begin wel. Dat komt vooral doordat er geen gelijkwaardigheid is. Zowel het personeel als de bewoners hebben expertise, maar de onze weegt veel minder zwaar door. In mijn geval is die scheefgetrokken machtsverhouding wat verschoven naarmate ik hier langer woonde en meer van me liet horen. Tegenwoordig ben ik haast een lid van het team.

Hoe hebt u dat klaargespeeld?

Flour: Ik heb dat afgedwongen door consequent op dezelfde problemen te blijven hameren. Ik stap nooit rechtstreeks naar de teamcoach, maar spreek eerst de medewerker in kwestie aan.  Daarnaast probeer ik ook interesse te tonen voor hun leven. Als een zorgkundige ’s ochtends met kleine oogjes mijn kamer binnen komt, dan vraag ik: ‘Zware nacht gehad?’ Dat helpt om het louter professionele contact even te doorbreken. Ik maak er ook een punt van om de namen van alle medewerkers – waar ze ook vandaan komen – te kennen en correct uit te spreken.

© Diego Franssen

In uw boek drukt u de hoop uit dat bewoners van woonzorgcentra vaker de krachten zouden bundelen om problemen aan te kaarten.

Flour: Daar werk ik ook echt aan. Als we ’s middags samen aan tafel zitten en ik hoor een van mijn tafelgenoten klagen dat ze wéér te veel saus heeft gekregen, dring ik erop aan dat ze dat aan het personeel zou melden. Desnoods elke dag opnieuw. Als iedereen dat doet, verandert er op den duur echt wel iets. Nu al zijn er zorgkundigen die spontaan vragen of ze niet te veel saus hebben opgeschept, en sommige bewoners krijgen zelfs een kannetje saus zodat ze zelf kunnen bepalen hoeveel ze er willen. De kunst is om vol te houden en beleefd te blijven. Jammer genoeg zijn er nog veel bewoners die niet voor zichzelf durven op te komen.

Staes: Ook de kinderen van bewoners hebben vaak schroom om stappen te ondernemen als er iets gebeurt wat niet door de beugel kan. In plaats van de Zorglijn te bellen of een klacht in te dienen, blijven ze zwijgen omdat ze vrezen dat hun vader of moeder daar anders de prijs voor zal betalen.

Flour: Dat is ook waar sommige bewoners zelf bang voor zijn. Wij zijn nu eenmaal van het personeel afhankelijk voor onze meest primaire behoeftes. Nochtans reageren de meeste medewerkers heel positief als je hen wijst op iets wat in jouw ogen niet oké is. ‘Sorry, dat wist ik niet’, klinkt het dan. Maar heel af en toe is er iemand die dat slecht opneemt en je vervolgens het leven zuur probeert te maken. Pesters heb je overal.

Staes: Wat zou jij hier eigenlijk nog willen bereiken? Wat moet ik je wensen voor volgend jaar en alle jaren die volgen?

Flour: Dat ik eindelijk hetzelfde antwoord krijg op de twee vragen die ik systematisch aan het zorgpersoneel stel. Eerst informeer ik of ze vinden dat de zorg hier goed is. Het antwoord daarop is altijd ja. Vervolgens vraag ik of ze hier later zelf zouden willen wonen. Haast iedereen zegt daar nee op. Pas als alle medewerkers op die twéé vragen bevestigend antwoorden, zijn we waar we moeten zijn. Er is nog veel werk aan de winkel, maar ik ben niet van plan om op te geven. Nog lang niet.

 

Lieve Flour

1944: Geboren in Huldenberg.

Werkte als administratief bediende in de bouwsector.

Is beeldend kunstenaar.

Sinds 2022: Woont in woonzorgcentrum De Wending in Turnhout.

2025: Publiceert Ik werd kamer 235 – Leven in een woonzorgcentrum en hoe het anders kan.

Johan Staes

1981: Geboren in Lokeren.

Master publiek management en executive master business administration.

2008-2014: Strategisch adviseur bij de algemene administratie van inning en invordering (FOD Financiën).

2014-2020: Adviseur minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block.

2020-2021: Adjunct-departementshoofd Iriscare, de gezondheidsdienst van het Brussels Gewest.

2021-2026: Gedelegeerd bestuurder VLOZO (Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk).

Vanaf 1 januari 2026: Ceo van TLV (Transport en Logistiek Vlaanderen).

 

Lees meer over:

Partner Expertise