Kwart thuislozen tussen 18 en 25 jaar oud: ‘Er zijn jongeren die onder de radar van de jeugdzorg blijven’

© Filip Keymeulen
Flore De Pauw
Flore De Pauw Journaliste StampMedia

Een tijdje bij vrienden op de sofa logeren, dan naar een instelling verhuizen om later te ontsnappen en op straat te belanden. Wie zijn onze dak- en thuisloze jongeren?

Overal en nergens wonen, nooit ergens thuis zijn, altijd moeten verkassen – omdat mensen je beu zijn, je achttien jaar werd of omdat je opvangperiode erop zit: dak- en thuisloosheid bij jongeren kent veel gezichten.

Terwijl leeftijdsgenoten plannen maken voor de toekomst, knokken zij om te overleven. En ze zijn met veel: uit onderzoek van de KU Leuven blijkt dat een kwart van de thuislozen tussen de 18 en 25 jaar is. Vlaanderen probeert nochtans al jaren de armoedecijfers te doen dalen. In 2017 lanceerde het een eerste ‘Globaal plan dak- en thuisloosheid’, met een sterke focus op preventie en wonen, en specifieke aandacht voor dak- en thuisloosheid bij jongeren. Het Actieplan armoedebestrijding voor 2015-2019 is ook erg ambitieus in het aanpakken van de problematiek van de zogenaamde thuislozen: Niemand die jongvolwassen wordt of is mag thuisloos worden als gevolg van de overgangssituatie naar zelfstandigheid.’

Dak -en thuisloosheid is een koepelterm die verschillende geïnstitutionaliseerde of clandestiene situaties aanduidt met een gemeenschappelijk noemer: het ontbreken van een echte thuis. Maar wat is een thuis nu juist? Drie elementen kunnen worden benoemd: een thuis omvat een fysiek, sociaal en legaal aspect. Een fysieke thuis houdt in dat iemand een adequate woning (of ruimte) heeft waarover een persoon en zijn/haar de familie exclusief bezit uitoefent. Een sociale thuis brengt de mogelijkheid tot privacy en het hebben sociale relaties. Een laatste aspect is de wettelijke aansprakelijkheid op een woonst.

Met twintig mensen in één kamer

Er zijn verschillende redenen waarom iemand thuisloos wordt. Opgroeien in armoede is een van de belangrijkste, maar ook de zogenaamde instellingsverlaters vormen een precaire groep. Evengoed kunnen gebroken familiale relaties of een woelige schoolloopbaan een rol spelen.

Een thuis hebben betekent verschillende dingen en een dak boven je hoofd wil dus niet noodzakelijk zeggen dat je een thuis hebt. Tessa (25) verbleef tijdens haar leven op straat bijvoorbeeld af en toe in nachtopvang De Victor in Antwerpen. Je zit er met tien tot twintig mensen in dezelfde ruimte’, zegt ze. ‘De kamers stinken en de deur staat altijd open. Er was één vrouwenkamer, de andere kamers waren voor mannen. Iedereen kon er zomaar binnenlopen. Er werd geen onderscheid gemaakt in leeftijd, iedereen lag ’s nachts bij elkaar in dezelfde ruimte. Ik sliep bij mensen van tachtig jaar.’

Nachtopvang is in principe een laatste optie, zeker voor jongeren. Vooral omdat het enkel de bed-bad-broodfunctie vervult, wat inhoudt dat mensen enkel basishulp kunnen krijgen. België kent verschillende opvangmogelijkheden en in tegenstelling tot nachtopvang wordt er in de geïnstitutionaliseerde opvangmogelijkheden wel aan leeftijdsindeling gedaan.

Sommige tijdelijke verblijfplaatsen, zoals JOAN, Housing First projecten of studiobegeleiding vormen dan weer de laatste fase voor jongeren (opnieuw) zelfstandig gaan wonen. Jongeren worden er stap voor stap begeleid naar een eigen plek. Andere vormen, zoals residentiële daklozenopvang, zijn er vooral om mensen uit de hoogste nood te helpen en hen (’s nachts) van straat te houden.

Vissen in dezelfde vijver

Stephanie (29) leefde tien maanden in residentiële opvang Opvang Noord in Lommel. Residentiële opvang is niet gratis, een volwassene betaalt ongeveer 30 euro per dag. ‘Ik verbleef er tien maanden en kwam in totaal uit op een bedrag van ongeveer 9000 euro. Dat is veel. Zeker voor iemand die financieel al aan de grond zit.’ De zoektocht naar een woning bleek niet evident: ‘Ze wekken je dagelijks tussen acht uur en halfnegen en dan wordt er verwacht dat je overdag naar een woning zoekt. Per week moest ik vijf bezichtigingen doen, opdat ik zo snel mogelijk een eigen woonst zou vinden. Je moet weten dat er in totaal vijftien mannen en vijf vrouwen woonden met diezelfde opdracht in een kleine stad als Lommel. We visten allemaal in dezelfde vijver.’

De cirkel doorbreken lukt alleen als je een betaalbare woning vindt, maar die zijn schaars. Niet alleen Lommel kampt met dit probleem, het is een Vlaams fenomeen. Koen Hermans (KU Leuven) werkt al jaren rond achtergestelde groepen in de samenleving. Hij focust daarbij op mensen in armoede, OCMW-cliënten (Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, nvdr.), mensen met een handicap, mishandelde kinderen, en dak- en thuislozen. De socioloog ziet het fiscaal beleid in Vlaanderen als een van de boosdoeners. ‘In Vlaanderen is er een duidelijke voorkeur voor het bezitten van een woning’, zegt Hermans. ‘Een eigendom kopen is altijd fiscaal aangemoedigd geweest in België. De woonbonus is daar een mooi voorbeeld van. Historisch gezien hebben we een kans gemist om dat tij te keren. Het gevolg is een gesegregeerde woonmarkt, met onderaan veel wedijver tussen de meest kwetsbare groepen.’

Motivatie

De moeilijke zoektocht naar een woning is ook Shoukri Mabrouk, begeleider bij Jongeren Opvang Antwerpen (JOAN), niet onbekend. ‘De prijscategorie waar onze jongeren in zoeken ligt tussen de 350 en 550 euro (huurprijs per maand, nvdr.). Daar staan veel mensen voor aan te schuiven’, zegt hij.

Bij JOAN doorlopen jongeren een traject van acht maanden. In de laatste fase gaan ze op zoek naar een woning. Tijdens het traject worden ze klaargestoomd voor een zelfstandig bestaan. ‘De jongeren die hier belanden zijn tussen de 18 en 25 jaar. Ze komen naar hier na doorverwijzing van het Jongeren Advies Centrum (JAC). Soms zijn ze alleen, soms hebben ze hun kinderen bij’, zegt Mabrouk. Niet elke dak- of thuisloze jongere komt bij JOAN terecht, de organisatie vraagt een bepaalde motivatie van de aanvrager. JOAN is een leefgemeenschap met een huiselijke sfeer. Elke jongere heeft er een eigen kamer, en er is een gemeenschappelijke leefruimte. ‘JOAN biedt een intensieve en integrale begeleiding. Een jongere moet daar klaar voor zijn’, aldus nog Mabrouk.

Sofaslapers

Niet alle thuis- en dakloze jongeren kloppen aan bij opvangcentra. Er bestaat een groep die quasi onzichtbaar is voor de hulpverlening – vaak ook omdat ze dat wensen. De zogenaamde sofaslapers zijn jongeren die voor een bepaalde tijd bij vrienden, familie of kennissen wonen en die door de mazen van het hulpverleningsnet glippen. Tessa (25) wisselde slapen op straat af met sofaslapen: ‘Ik heb af en toe bij kennissen gewoond, maar dat was altijd maar voor een beperkte periode, van twee maanden tot een jaar. Nooit langer.’

Sofaslapers zijn vaak jongeren zijn buiten het circuit van de reguliere hulpverlening vallen. Koen Hermans: ‘Er is een precaire groep van jongeren die onder de radar van de klassieke jeugdzorg blijft. Op de arbeidsmarkt noemen we ze NEET-jongeren (Not in Education, Employment or Training, nvdr.). Deze jongeren kunnen af en toe gebruik maken van nachtopvang, maar brengen daarnaast heel wat nachten op straat door.

Sophie

Een van hen is Sophie (18, niet haar echte naam). Filip Keymeulen is straathoekwerker en werkt voor vzw Diogenes in Brussel. Hij kent Sophie al vier jaar, maar kon in die periode slechts mondjesmaat contact met haar leggen. ‘Sophie was in het begin alle hulpverlening moe’, zegt hij. ‘Ze vermeed elke mogelijke vorm van hulp. ook die van mij. Ze bracht haar hele leven door in instellingen, is verschillende keren weggelopen en overleefde een periode op straat. Uiteindelijk wist ik toch haar vertrouwen te winnen. Voor haar achttiende verjaardag ging ik haar bezoeken in de instelling waar ze toen verbleef. Ik was de enige die haar die dag bezocht. Het leek wel alsof ze alleen op de wereld was.’

Vandaag leeft Sophie op straat, maar er is licht aan het einde van de tunnel. Filip Keymeulen ging verschillende keren met haar naar het OCMW en schreef haar in op de wachtlijst voor twee Housing First projecten: Stepforward en Station Logement. Ook Sophies papieren werden uiteindelijk in orde gebracht. Ze heeft nu een medische kaart en een referentieadres. Binnenkort ontvangt ze het leefloon dat haar werd toegekend door de OCMW-raad.

Ik ontmoet Sophie in Brussel, waar we even kunnen praten in het kantoor van de OCMW-medewerkster die haar dossier behandelt. ‘Je ne comprends rien,’ zegt ze tegen Filip, terwijl de OCMW-medewerkster even de kamer uit is. Het is een vreemd beeld: een volledig ontredderd meisje in een wit kantoor waar men over regels en voorwaarden praat – zaken die niets met haar leefwereld te maken hebben. De enige regel die zij kent? Genoeg geld bijeenrapen om te overleven. De medewerkster en Filip spreken over een bewindvoerder die de praktische kant van de zaak zal overnemen en vooral zal voorkomen dat schulden zich opstapelen. Administratieve obstakels zijn nooit veraf. Maar Sophie heeft nu een toekomstbeeld en binnenkort kan ze in een woning trekken van woonbegeleiding Puerto van het CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk, nvdr.). Dit is echter nog maar het begin. Na jaren op straat te leven, zal het voor haar een hele aanpassing zijn een eigen woning te hebben.

Maïa

Sophie is een van de vele jongeren die na een instellingsverleden op straat terecht kwam. Na de dood van de achttienjarige Jordy in 2016 (Jordy stierf van ontbering in een tentje aan de Gentse Blaarmeersen, nvdr.) kwam er extra aandacht voor deze groep jongeren. Het leek wel alsof iedereen plots besefte dat er ook in België jongeren op straat leven in precaire omstandigheden. Ook Jordy verbleef in een instelling tot z’n achttiende. Hij belandde daarna op straat, omdat hij nergens anders terecht kon.

Ik mag niet klagen. Er zijn tenslotte mensen die het veel erger hebben.

Maïa

Toch kan het ook anders. Maïa (19) woonde in verschillende voorzieningen, omdat ze niet meer bij haar ouders terecht kon. Momenteel woont ze in een studentenkot en bouwt ze aan haar toekomst. Via het JAC (Jongeren Advies Centrum, nvdr.) kwam ze terecht in het begeleidingscentrum De Wingerdbloei in Deurne waar jongeren tot en met achttien jaar oud kamertraining kunnen volgen. Bij kamertraining wonen jongeren in hun eigen studio die zich doorgaans op hun afdeling bevindt. Alleen wonen wordt er zoveel mogelijk gesimuleerd als voorbereiding op écht zelfstandig wonen.

Na een woelige periode, waarin ze een tijdje bij haar moeder verbleef, daarna bij haar vader, vervolgens bij haar grootouders en uiteindelijk bij haar oom, verhuisde Maïa naar De Wingerdbloei: ‘Daar kreeg ik eindelijk wat stabiliteit en kon ik me na al die tijd settelen. Ik kreeg tijd om na te denken en om alles te verwerken. Dat had ik daarvoor nooit gedaan.’ Wat Maïa zich nog goed herinnert, is de vrijheid die ze plots kreeg.Ik had mijn eigen kamer, dat was keitof. Ik mocht er in wanneer ik wilde. Ik had een laptop die ik vrij mocht gebruiken. Al die vrijheid, ik wist niet goed hoe ik ermee moest omgaan’, lacht ze.

Maïa was zeventien toen ze, na een donkere periode, op kamertraining ging. ‘Ik voelde me nog steeds slecht, maar ontwikkelde wel langzamerhand een band met mijn begeleider. Die kwam me elke dag uit bed sleuren en zorgde ervoor dat ik actief bleef.’ Zo ging het stilaan beter met Maïa. ‘Ik schreef me in aan de universiteit en ging rechten studeren. Dat heb ik altijd al willen doen. Ik had er zo’n mooi beeld van en ik wilde een goede toekomst. Maar als dat de enige reden is waarom je studeert, dan zit het niet helemaal goed.’ Maïa is intussen gestopt met haar studies. Ze woont nu alleen en ontvangt een leefloon. ‘Nu gaat het wel terug goed met mij. Ik krijg veel steun. Ik mag niet klagen. Er zijn tenslotte mensen die het veel erger hebben.’

Koen Hermans: 'Een eigendom kopen is altijd fiscaal aangemoedigd geweest in België. [...] Het gevolg is een gesegregeerde woonmarkt, met onderaan veel wedijver tussen de meest kwetsbare groepen.'
Koen Hermans: ‘Een eigendom kopen is altijd fiscaal aangemoedigd geweest in België. […] Het gevolg is een gesegregeerde woonmarkt, met onderaan veel wedijver tussen de meest kwetsbare groepen.’© Mustafa Körükçü

Motivatie

De moeilijke zoektocht naar een woning is ook Shoukri Mabrouk, begeleider bij Jongeren Opvang Antwerpen (JOAN), niet onbekend. ‘De prijscategorie waar onze jongeren in zoeken ligt tussen de 350 en 550 euro (huurprijs per maand, nvdr.). Daar staan veel mensen voor aan te schuiven’, zegt hij.

Bij JOAN doorlopen jongeren een traject van acht maanden. In de laatste fase gaan ze op zoek naar een woning. Tijdens het traject worden ze klaargestoomd voor een zelfstandig bestaan. ‘De jongeren die hier belanden zijn tussen de 18 en 25 jaar. Ze komen naar hier na doorverwijzing van het Jongeren Advies Centrum (JAC). Soms zijn ze alleen, soms hebben ze hun kinderen bij’, zegt Mabrouk. Niet elke dak- of thuisloze jongere komt bij JOAN terecht, de organisatie vraagt een bepaalde motivatie van de aanvrager. JOAN is een leefgemeenschap met een huiselijke sfeer. Elke jongere heeft er een eigen kamer, en er is een gemeenschappelijke leefruimte. ‘JOAN biedt een intensieve en integrale begeleiding. Een jongere moet daar klaar voor zijn’, aldus nog Mabrouk.

Sofaslapers

Niet alle thuis- en dakloze jongeren kloppen aan bij opvangcentra. Er bestaat een groep die quasi onzichtbaar is voor de hulpverlening – vaak ook omdat ze dat wensen. De zogenaamde sofaslapers zijn jongeren die voor een bepaalde tijd bij vrienden, familie of kennissen wonen en die door de mazen van het hulpverleningsnet glippen. Tessa (25) wisselde slapen op straat af met sofaslapen: ‘Ik heb af en toe bij kennissen gewoond, maar dat was altijd maar voor een beperkte periode, van twee maanden tot een jaar. Nooit langer.’

Sofaslapers zijn vaak jongeren zijn buiten het circuit van de reguliere hulpverlening vallen. Koen Hermans: ‘Er is een precaire groep van jongeren die onder de radar van de klassieke jeugdzorg blijft. Op de arbeidsmarkt noemen we ze NEET-jongeren (Not in Education, Employment or Training, nvdr.). Deze jongeren kunnen af en toe gebruik maken van nachtopvang, maar brengen daarnaast heel wat nachten op straat door.

Sophie

Een van hen is Sophie (18, niet haar echte naam). Filip Keymeulen is straathoekwerker en werkt voor vzw Diogenes in Brussel. Hij kent Sophie al vier jaar, maar kon in die periode slechts mondjesmaat contact met haar leggen. ‘Sophie was in het begin alle hulpverlening moe’, zegt hij. ‘Ze vermeed elke mogelijke vorm van hulp. ook die van mij. Ze bracht haar hele leven door in instellingen, is verschillende keren weggelopen en overleefde een periode op straat. Uiteindelijk wist ik toch haar vertrouwen te winnen. Voor haar achttiende verjaardag ging ik haar bezoeken in de instelling waar ze toen verbleef. Ik was de enige die haar die dag bezocht. Het leek wel alsof ze alleen op de wereld was.’

Vandaag leeft Sophie op straat, maar er is licht aan het einde van de tunnel. Filip Keymeulen ging verschillende keren met haar naar het OCMW en schreef haar in op de wachtlijst voor twee Housing First projecten: Stepforward en Station Logement. Ook Sophies papieren werden uiteindelijk in orde gebracht. Ze heeft nu een medische kaart en een referentieadres. Binnenkort ontvangt ze het leefloon dat haar werd toegekend door de OCMW-raad.

Ik ontmoet Sophie in Brussel, waar we even kunnen praten in het kantoor van de OCMW-medewerkster die haar dossier behandelt. ‘Je ne comprends rien,’ zegt ze tegen Filip, terwijl de OCMW-medewerkster even de kamer uit is. Het is een vreemd beeld: een volledig ontredderd meisje in een wit kantoor waar men over regels en voorwaarden praat – zaken die niets met haar leefwereld te maken hebben. De enige regel die zij kent? Genoeg geld bijeenrapen om te overleven. De medewerkster en Filip spreken over een bewindvoerder die de praktische kant van de zaak zal overnemen en vooral zal voorkomen dat schulden zich opstapelen. Administratieve obstakels zijn nooit veraf. Maar Sophie heeft nu een toekomstbeeld en binnenkort kan ze in een woning trekken van woonbegeleiding Puerto van het CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk, nvdr.). Dit is echter nog maar het begin. Na jaren op straat te leven, zal het voor haar een hele aanpassing zijn een eigen woning te hebben.

Maïa

Sophie is een van de vele jongeren die na een instellingsverleden op straat terecht kwam. Na de dood van de achttienjarige Jordy in 2016 (Jordy stierf van ontbering in een tentje aan de Gentse Blaarmeersen, nvdr.) kwam er extra aandacht voor deze groep jongeren. Het leek wel alsof iedereen plots besefte dat er ook in België jongeren op straat leven in precaire omstandigheden. Ook Jordy verbleef in een instelling tot z’n achttiende. Hij belandde daarna op straat, omdat hij nergens anders terecht kon.

Toch kan het ook anders. Maïa (19) woonde in verschillende voorzieningen, omdat ze niet meer bij haar ouders terecht kon. Momenteel woont ze in een studentenkot en bouwt ze aan haar toekomst. Via het JAC (Jongeren Advies Centrum, nvdr.) kwam ze terecht in het begeleidingscentrum De Wingerdbloei in Deurne waar jongeren tot en met achttien jaar oud kamertraining kunnen volgen. Bij kamertraining wonen jongeren in hun eigen studio die zich doorgaans op hun afdeling bevindt. Alleen wonen wordt er zoveel mogelijk gesimuleerd als voorbereiding op écht zelfstandig wonen.

Na een woelige periode, waarin ze een tijdje bij haar moeder verbleef, daarna bij haar vader, vervolgens bij haar grootouders en uiteindelijk bij haar oom, verhuisde Maïa naar De Wingerdbloei: ‘Daar kreeg ik eindelijk wat stabiliteit en kon ik me na al die tijd settelen. Ik kreeg tijd om na te denken en om alles te verwerken. Dat had ik daarvoor nooit gedaan.’ Wat Maïa zich nog goed herinnert, is de vrijheid die ze plots kreeg.Ik had mijn eigen kamer, dat was keitof. Ik mocht er in wanneer ik wilde. Ik had een laptop die ik vrij mocht gebruiken. Al die vrijheid, ik wist niet goed hoe ik ermee moest omgaan’, lacht ze.

Maïa was zeventien toen ze, na een donkere periode, op kamertraining ging. ‘Ik voelde me nog steeds slecht, maar ontwikkelde wel langzamerhand een band met mijn begeleider. Die kwam me elke dag uit bed sleuren en zorgde ervoor dat ik actief bleef.’ Zo ging het stilaan beter met Maïa. ‘Ik schreef me in aan de universiteit en ging rechten studeren. Dat heb ik altijd al willen doen. Ik had er zo’n mooi beeld van en ik wilde een goede toekomst. Maar als dat de enige reden is waarom je studeert, dan zit het niet helemaal goed.’ Maïa is intussen gestopt met haar studies. Ze woont nu alleen en ontvangt een leefloon. ‘Nu gaat het wel terug goed met mij. Ik krijg veel steun. Ik mag niet klagen. Er zijn tenslotte mensen die het veel erger hebben.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content