‘Komt er enige solidariteit met de gedupeerde ouders van kotstudenten?’

‘Universiteiten zijn dicht, studentenkamers staan leeg maar de huur loopt verder’, schrijft Catherine Vuylsteke. ‘Individuele huurders kunnen hun kotbazen nu benaderen en hopen op enig mededogen. Maar zou een gemeenschappelijk en politiek ondersteund signaal niet veel krachtiger zijn?’

Toen afgelopen vrijdag de tijding kwam dat de Vlaamse universiteiten hun colleges voor de rest van het academiejaar opschortten, vonden velen dat een verstandige maatregel. Immers, hoe moet aan social distancing gedaan worden en hoe zou de ophokplicht kunnen worden nageleefd als de studenten zich dagelijks naar de aula’s, de studentenrestaurants of de koten van vrienden begaven? Bewijst de tragische realiteit van Italië en Spanje niet dat de crisis alleen met gezamenlijke, gezwinde inspanningen kan worden bezworen?

Alleen betekent dat concreet dat vele duizenden ouders de komende drie tot vijf maanden zullen betalen voor leegstaande studentenkamers. Niet omdat de huurders daar niet heen willen, maar omdat de coronamaatregelen een veelvuldig gependel tussen kot en thuis niet toelaten.

Menige ouder las er vervolgens het huurcontract van zoon- of dochterlief op na: eenmaal de huurtermijn is aangevangen, zijn er maar twee mogelijkheden om de verbintenis te verbreken. Of de student overlijdt (wat niet te verhopen valt), of hij/zij geeft er de brui aan – en komt met een officiële verklaring daaromtrent van de universiteit. In die gevallen eindigt het contract mits betaling van twee maanden huur.

Komt er enige solidariteit met de gedupeerde ouders van kotstudenten?

Moet de overheid nu tussenkomen, en in de lawine van steunmaatregelen ook voor de huurders van lege studentenkoten in de bres springen? Brussels minister van Onderwijs Sven Gatz (Open-VLD) kan\wenst op die vraag niet te reageren, hij meent dat de zaak niet onder zijn bevoegdheid valt. Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) voelt weinig voor een financiële tussenkomst. Hij zei gisteren in de media al dat hij begrijpt ‘dat het frustrerend is, maar niet echt leidt tot een meerkost voor de ouders. Dan zijn er andere, meer acute gevallen’.

Over die ‘meerkost’ valt alvast te twisten: als je als ouder in de voorbije week technisch werkloos werd of je inkomsten als zelfstandige zag kelderen, dan liggen de verhouding tussen het eigen maandloon en de huurprijs van het kot plots helemaal anders.

Dat de overheid het aantal financiële steunmaatregelen binnen de perken poogt te houden, is op zich begrijpelijk. Joost mag weten wat het prijskaartje voor de fall out van de crisis zal zijn en wat de reanimatie van de economie straks nog gaat kosten.

Er zijn evenwel andere mogelijkheden. Hoe zit het met de solidariteit, die verbindende kracht die ons door rampen als deze moet helpen? Werden de burgers de voorbije dagen niet aangemaand om zich solidair te tonen en bijvoorbeeld niet te gaan eisen dat de sport- of speelkampen die ze voor hun kroost in de Paasvakantie betaalden, zouden worden terugbetaald nu ze niet meer plaatsvinden?

Eenzelfde redenering is hier mogelijk. Waarom zouden de verhuurders, die doorgaans veel kapitaalkrachtiger zijn dan hun huurders, niet solidair zijn met hun kotstudenten? Waarom niet zoeken naar een compromis? Door bijvoorbeeld de twee maanden-regel uit te breiden naar de huidige ophokplicht. Dat zou erop neerkomen dat beide partijen een deel van hun geleden verliezen recupereren. Daar kan de minister zich in een telefonische reactie wel in vinden. Weyts haastte zich te zeggen dat hij ‘de kotbazen niets kan opleggen’ maar hij ‘hoopt dat verhuurders en huurders in onderling overleg kunnen komen tot een billijke regeling waarbij niet alles op conto van de student (of zijn/haar ouders) komt.

Het komt er natuurlijk op aan dat de universiteiten, die zelf ook in mindere of meerdere mate verhuurder zijn, zelf het goede voorbeeld geven. Of ze tot een dergelijke solidariteit bereid zijn, is nog niet helemaal duidelijk. De UAntwerpen liet alvast weten dat het kleine aantal studenten die in een kamer van of via de universiteit verblijft, ‘het huurcontract in deze uitzonderlijke situatie zonder uitschrijvingsbewijs en zonder opzegvergoeding voortijdig kan beëindigen. Ook is de universiteit bereid om zelf een mail te sturen naar de verhuurders waarmee wordt samengewerkt, met de vraag tot voortijdige beëindiging van het contract met een opzegvergoeding van slechts één maand. Of daar wordt op ingegaan, is nog niet duidelijk.

UGent en VUB gelastten vorige week zelf de ontruiming van studentenhomes met gemeenschappelijk sanitair. VUB beraadt zich nog over de financiële afhandeling van de kwestie, UGent wil de huishuur voor april halveren en bekijkt nog hoe het met de overige maanden moet.

De grootste verhuurder is evenwel KULeuven, dat nog geen beslissing heeft genomen.

‘De coronacrisis waarmee we met z’n allen worden geconfronteerd is helaas van die omvang dat nadelige gevolgen niet uitgesloten kunnen worden’, zo schreef een perswoordvoerder in antwoord op mijn vragen. Ik ben het daar volmondig mee eens. De vraag is alleen of het moreel wenselijk is dat de ene partij geen nadeel ondervindt en de bankrekening zoals vanouds gezwind ziet aangroeien, terwijl de andere de fondsen fel ziet slinken en het geld over de balk gegooid weet? Individuele huurders kunnen hun kotbazen nu benaderen en hopen op enig mededogen. Maar zou een gemeenschappelijk en politiek ondersteund signaal niet veel krachtiger zijn?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content