Een vinnig gesprek tussen de lezers van Knack en de minister van Onderwijs, Pascal Smet. ‘Ik zou graag een beetje van dat naoorlogse gevoel terugzien: hard werken en geloven in de toekomst.’
De Knack-mailbox met lezersvragen ontplofte zowat: iederéén heeft vragen voor onderwijsminister Pascal Smet (SP.A) sinds hij zijn hervormingsplan voor het secundair onderwijs ontvouwde. Het leverde een vinnig gesprek op met de minister van Dadendrang. ‘Goed is de grootste vijand van beter.’
De Grote Verandering
Meneer de minister, waar komt die dadendrang vandaag om steeds weer alles te willen veranderen? Laat de studenten en leerlingen toch eens een aantal jaren met rust. (Walter Van Geyt, Anwerpen)
Pascal Smet: Ik ben ambitieus en voluntaristisch, én ik vind dat alle kinderen goed onderwijs verdienen. Samen met onderwijsexperts, van de KU Leuven en de OESO, kwamen we tot de conclusie dat we nu moeten ingrijpen. Het lijkt misschien anders omdat men er al zo lang over debatteert, maar de afgelopen twintig jaar is er in het secundair onderwijs nauwelijks iets veranderd. Ondertussen dalen we op de PISA-test en schreeuwt de arbeidsmarkt dat er een probleem is. Dan kun je als minister twee dingen doen: ofwel zeg je dat we nog altijd bovenaan meedraaien en dus niets hoeven te doen, ofwel denk je op de lange termijn en tracht je – tegen de stroom in – dingen te veranderen. Ik wil niet per se een decreet dat mijn naam draagt. Ik wil doen wat we moeten doen. De samenleving is veranderd, en elke samenleving die in het verleden is blijven steken is ten onder gegaan. Natuurlijk zijn er ook goede dingen aan het huidige systeem. Maar goed is de grootste vijand van beter.
U wilt naar twee ‘eenheidsjaren’ voor 12- tot 14-jarigen. Waarom wilt daarmee terug naar de VSO-grap die ze vroeger met ons hebben uitgehaald? Het studieniveau is toen fors gezakt. (Chantal Van Oost, Moeskroen)
Smet: Er is in Vlaanderen blijkbaar een groot trauma over het Vernieuwd Secundair Onderwijs (VSO) uit de jaren zeventig. Maar er is helemaal geen sprake van dat we dat zouden kopiëren. Veel mensen hebben de afgelopen maanden kritiek gegeven zonder dat ze de nota over de hervorming van het secundair onderwijs echt hadden gelezen. Nochtans kan iedereen ‘m inkijken op www.hervormingsecundair.be. Waar we in werkelijkheid naartoe willen is een bredere eerste graad, zowel qua instroom als qua vorming. Elk kind, of het nu slager, bakker, bankier of jurist zal worden, heeft een basis nodig voor zijn latere leven. Behalve dat minimumpakket zal er ook een differentiatiepakket zijn. Dat maakt het mogelijk om ‘sterkere’ scholieren extra te prikkelen, en om wie het kan gebruiken een duwtje in de rug te geven.
Een latere oriëntering, grotere scholen, de afschaffing van de C-attesten, eenheidsgraden enzovoort hebben in Nederland geleid tot meer gediplomeerden maar minder vaardigheden en kennis. Waarom wilt u die fouten zo nodig herhalen in Vlaanderen? (Jan Lagasse, Knokke-Heist)
Smet: We kopiëren zeker niet wat in Nederland gebeurt. Wij willen geen mastodontscholen, maar schaalvergroting voor het bestuur ervan. De C-attesten worden niet afgeschaft, we vragen alleen om er zorgzaam mee om te springen en ze extra te motiveren als ze worden uitgereikt. Het klopt dat we het keuzemoment uitstellen, maar dat doen we alleen om de kinderen de juiste keuze te laten maken en ze hun talenten te laten ontdekken. Je kunt toch niet aan kinderen van twaalf jaar vragen om een keuze te maken die de rest van hun leven zal bepalen? Voor een excellent onderwijs moet je ook excellent oriënteren. De PISA-scores (een vergelijkend onderzoek van het onderwijs in Europa, nvdr.) van onze noorderburen liggen trouwens niet zo ver van de Vlaamse. Zo slecht zijn ze daar dus ook niet bezig.
Het Finse onderwijssysteem schijnt een van de beste ter wereld te zijn. Hebt u dat systeem bestudeerd en in overweging genomen? (Yolande Stas, Overijse)
Smet: We zijn gaan kijken naar het Finse systeem. In grote lijnen komt het erop neer dat de leerlingen daar tot hun zestiende samenzitten en dan pas een keuze maken. De leerkrachten zijn er veel hoger opgeleid en hebben meer aanzien. Maar Finland is een vrij homogene samenleving, met bijvoorbeeld heel weinig migranten. Je kunt het Finse systeem niet zomaar kopiëren, net zomin als je de Aziatische systemen klakkeloos moet overnemen. We kunnen er wel iets van leren, het beste eruit pikken en dat aanpassen aan onze eigen context.
Zijn de dalende prestaties van onze ’topstudenten’ een jammerlijk gevolg van de toenemende democratisering van het onderwijs?’ (Hanne De Preter, Boechout)
Smet: Nee. Wij zijn ongeveer de enige regio ter wereld waar men gelijke kansen of democratisering gelijkstelt met nivellering. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Ook de OESO zegt dat, en dat is toch geen linkse hobbyclub. Om de nivellering te verhinderen, moeten we gewoon meer differentiëren en de leerkrachten daar beter voor opleiden en hen ondersteunen. Differentiatie binnen de klas – bepaalde kinderen extra prikkelen en andere extra ondersteunen – is essentieel. De digitalisering zal daarbij een uitstekend hulpmiddel zijn. Het is ook een rare opvatting dat kinderen die uit moeilijker sociaal-economische families komen minder slim zijn dan anderen. Het is de context op school en thuis die zal bepalen of ze ten volle kunnen groeien en hun talenten maximaal kunnen ontwikkelen.
Onze samenleving is het vooruitgangsgeloof wel wat verloren, merk ik. Ik zou graag een beetje van dat naoorlogse gevoel terugzien, zoals in arbeidersgezinnen een paar decennia geleden en in groeilanden vandaag: hard werken en geloven in de toekomst, dan zullen we vooruitgang boeken.
De macht van de netten
Wie is eigenlijk de baas: de minister of de onderwijsnetten? Al zijn initiatieven over het secundair onderwijs worden geblokkeerd, maar het katholieke net gaat rustig verder met zijn aanpassingen ‘want het kan niet wachten op beslissingen van de overheid’. (Wilson De Pril, Brussel)
Smet: De voorstellen worden niet geblokkeerd, ze worden uitgevoerd. Maar als minister ben je niet almachtig. In Vlaanderen hebben we gekozen voor een grote autonomie voor de scholen. Nu en dan is dat een beperking, maar die pedagogische vrijheid is ook een kracht. Als overheid moeten we in de eerste plaats een kader creëren en de onderwijsinstellingen ondersteunen. Ik heb niet de indruk dat het katholiek onderwijs mij geblokkeerd heeft. Ik merk wel dat niet iedereen daar altijd op dezelfde golflengte zit – maar het is dan ook een groot net. Ik heb de koepels, het Gemeenschapsonderwijs (GO!) en de vakorganisaties als gesprekspartner. Soms voelen leerkrachten en andere personeelsleden zich dan gepasseerd. Misschien moeten we daarom wel naar een beroepsgroep gaan, los van de koepels, vakbonden en het GO! De leraren en directeurs willen professionaliseren, maar ze hebben het gevoel dat ze onvoldoende bij het beleid betrokken worden.
Kunnen we de verschillende netten niet samenvoegen? Zo veel verschil is er niet. In plaats van elkaar te beconcurreren, zouden ze beter samenwerken. (Sandra Geens, Balen)
Smet: De vrijheid van onderwijs ligt vast in de grondwet. Ik denk ook niet dat de samenvoeging van de netten de grootste prioriteit is. Er zijn genoeg andere uitdagingen. Zo is er een begin van consensus tussen de meerderheid en de oppositie om de verschillende overheidsnetten tot één net te herleiden. Dan zou er dus niet langer een apart gemeentelijk, provinciaal en gemeenschapsonderwijs bestaan. De denkoefeningen over hoe dat in de praktijk kan verlopen zijn volop aan de gang.
Wordt het geen tijd om de lessen godsdienst en levensbeschouwing naar de privésfeer te verwijzen en helemaal buiten de school te laten plaatsvinden? (Rita Andries, Hooglede-Gits)
Smet: Ik begrijp dat mensen die vraag stellen, maar de grondwet zegt heel duidelijk dat we die lessen moeten aanbieden tijdens de schooluren. En om een grondwet te veranderen heb je een tweederdemeerderheid nodig. Ik vraag me af of je die zult vinden én of dit debat nu een prioriteit is.
De godsdienst- en levensbeschouwelijke lessen worden trouwens erg ruim geïnterpreteerd, er worden ook andere onderwerpen behandeld. In de enquête over de nieuwe basisvorming in het secundair onderwijs werd de vraag gesteld wat nu precies de sleutelcompetenties zijn die we in die eerste twee jaar willen aanbieden. Er is al een richting aangegeven, maar niet alles is al uitgeklaard. Ik zou het niet erg vinden mochten we daar nog een fundamenteel maatschappelijk debat over organiseren.
Het lot van de leerkrachten
Welke maatregelen neemt u om het wiskundeonderwijs op peil te houden, en hoe kunnen jonggepensioneerden met jaren onderwijservaring helpen? (Luc Gheysens, Kuurne)
Smet: Wij bepalen wat er gekend moet zijn. Hoe er les gegeven wordt, is de verantwoordelijkheid van de scholen en de netten. Over de methodes voor wiskunde vind ik dat iets als serious gaming deel kan uitmaken van het pakket: jongeren games laten spelen die wiskundig inzicht opleveren. Leren vraagt een inspanning, maar als het spelenderwijs kan, dan is dat ook goed. Gepensioneerden kunnen wel degelijk werken. Het hangt van de scholen af of ze die mogelijkheid benutten.
Ondanks mijn opleiding A2 industrieel toegepaste chemie zou ik na het behalen van mijn D-cursus geen biologische vakken als chemie mogen geven. Nochtans is er een tekort aan gemotiveerde leerkrachten. (Leslie Crabs, Elewijt)
Smet: Ik ben er mij heel goed van bewust dat de hele regeling rond de bekwaamheidsbewijzen en andere vereisten voor de zij-instroom van leerkrachten bijzonder ingewikkeld is en beter vervangen zou worden. Maar ze maakt deel uit van het brede loopbaanpact, en in deze regeerperiode is gebleken dat alle betrokken partijen nog op dezelfde lijn zitten. We moeten in de toekomst in elk geval op een meer objectieve manier bepalen wat iemands competenties zijn en hoe we ze kunnen inzetten in het onderwijs. De komende maanden zullen we wel al één belangrijke aanpassing kunnen doen: mensen die in de privésector gewerkt hebben, zullen tot twintig jaar anciënniteit kunnen meenemen wanneer ze aan de slag gaan in het onderwijs. De komende weken staat de principiële goedkeuring ervan op de agenda van de ministerraad. Daarna onderhandelen we over de details met de vakbonden.
Wanneer doet u iets aan het statuut van de tijdelijke leerkracht? Die heeft zo goed als geen rechten, terwijl een vastbenoemde vrijwel niets kan overkomen. (Wouter Tacq, Mortsel)
Smet: Dat is het grootste schandaal in het onderwijs. Ik begrijp ook niet waarom daar in al die jaren nooit een oplossing voor werd uitgewerkt. Om een duurzaam systeem uit te bouwen moet je leerkrachten kunnen benoemen op het niveau van schoolgroepen en schoolgemeenschappen, niet op het niveau van scholen zoals nu het geval is. Vandaar ook dat mijn plan voor een bestuurlijke schaalvergroting zo noodzakelijk is. Het katholieke net, met 70 procent van het totale aantal leerlingen, heeft in zijn eentje wel beslist om een schaalvergroting door te voeren. Omdat het om een omvangrijke operatie gaat, kan die er ten vroegste komen in 2017. Daarnaast zullen we ook nog onze tijd moeten nemen voor een aantal noodzakelijke decretale aanpassingen. Binnen het onderwijs heeft alles veel tijd nodig, het is complexe materie en iedereen heeft een eigen mening. Als minister moet je voortdurend navigeren en ervoor zorgen dat je tot een min of meer gedragen oplossing komt. Toch hoop ik, zonder daarover garanties te geven, dat we voor het eind van deze regeerperiode nog een stap in de goede richting kunnen zetten over de werkzekerheid van beginnende leerkrachten.
En dan nu: vakantie!
Blijven de vakanties nu zoals ze zijn of komt er een andere indeling? (Evelyn Hardeman, Poperinge)
Smet: De CD&V heeft daarover een voorstel gelanceerd dat intussen al een paar keer aangepast is. Er zijn argumenten voor en tegen. Wie eraan begint, moet goed weten dat de hele maatschappelijke organisatie moet worden herbekeken. Ik denk aan de kinderopvang of aan de beperktere periode waarin je op vakantie kunt gaan. Maar het heeft geen zin om erover te speculeren, want ik ben er niet mee bezig. Ik ben er nogal zeker van dat er niet meteen iets zal veranderen.
U wilt over enkele jaren een bed and breakfast openen in Brazilië. Heel leuk, maar vreest u niet dat er door die aankondiging niemand meer op u zal stemmen? (Els De Backer, Stabroek)
Smet: Die bed and breakfast is inderdaad een droom van mij, maar de komende jaren wil ik zeker voluit voor de politiek blijven gaan. Soms komen dromen uit, soms niet. Ik bedoelde daar vooral mee dat ik niet mijn hele leven in de politiek hoef te blijven. Ik wil onthecht blijven en niet zuur worden. Politici die onthecht in het echte leven staan, zijn volgens mij betere politici.