Premier Bart De Wever (N-VA) moet voor een doorbraak in zijn vastgelopen begrotingsgesprekken misschien inspiratie zoeken in het verleden. ‘Denk aan een tijdelijke vermogensbelasting zoals na de Tweede Wereldoorlog,’ zegt historicus Simon Watteyne (ULB). ‘Of een tijdelijke verhoging van de btw.’
‘In de Belgische fiscaliteit worden inkomsten uit kapitaal sterk beschermd, terwijl op inkomsten uit arbeid de belastingdruk de afgelopen eeuw haast constant is gestegen’, zegt Simon Watteyne. De jonge Franstalige historicus promoveerde op de geschiedenis van het fiscale beleid in België.
‘België is nu het OESO-land met de hoogste gemiddelde belastingkloof voor de lage en middelhoge lonen, ofwel het grootste verschil tussen het nettoloon dat een werknemer ontvangt, en wat aan belastingen en sociale bijdragen van zijn brutoloon wordt afgehouden’, vervolgt Watteyne. De federale regering wil de lasten op arbeid verlagen, maar zit verwikkeld in een vooralsnog onoplosbaar conflict over de begroting. Meer bepaald over het aandeel daarin van nieuwe belastinginkomsten.
Belastingen klinken misschien als kurkdroge materie, maar ze hebben in het verleden verschillende regeringen ten val gebracht en zijn altijd het voorwerp geweest van felle, emotionele politieke strijd, benadrukt Watteyne. Katholieken en liberalen trokken in België meestal aan het langste eind. ‘We hebben in België maar één keer een socialistische minister van Financiën gehad. Dat was Hendrik De Man, van 1936 tot 1938, en hij slaagde er niet in om linkse recepten door te duwen.’
‘Bij het begin van de Grote Depressie in de jaren 1930 begonnen onze regeringen in te zien dat belastingen op arbeid veruit de makkelijkste oplossing is om de staatskas te vullen.’
Bij zijn ontstaan was het liberale België een belastingparadijs. ‘Tussen 1830 en 1919 kwamen de belastinginkomsten van de Belgische staat vooral uit wat accijnzen en douanerechten, en een aantal directe belastingen, waaronder een grondbelasting en een persoonlijke bijdrage. Die bijdrage was een soort vermogensbelasting, die de fiscus bepaalde op basis van uiterlijke tekenen van rijkdom zoals het aantal bedienden, luxepaarden, en ramen en deuren van een huis. Maar bij al die 19e-eeuwse belastingen ging het om tarieven van 1 à 4 procent.’
Ons huidige belastingstelsel begon pas vorm te krijgen in de 20e eeuw?
Simon Watteyne: In de jaren 1920, na de Eerste Wereldoorlog, om precies te zijn. Toen kwam de eerste grote belastinghervorming. De Belgische staatsschuld was totaal ontspoord en een sneeuwbaleffect dreigde, wat vandaag opnieuw zou kunnen gebeuren. Er waren enorme begrotingstekorten, veroorzaakt door de Duitse bezetting en de kosten van de wederopbouw. De toenmalige regering van nationale eenheid voerde na zware onderhandelingen de eerste belasting op financiële inkomsten in, de voorloper van de roerende voorheffing, met een tarief van 10 procent. En de eerste progressieve loonbelasting, de voorloper van de personenbelasting, met een variabel tarief van 1 tot 10 procent.
Daarnaast kwam er ook een superbelasting op de inkomsten van de rijken, niet langer op basis van het aantal ramen en deuren, maar op basis van de verplichte aangifte. De socialisten slikten dus een loonbelasting, de katholieken en de liberalen een belasting op financieel inkomen. Op dezelfde manier zal de regering-De Wever een fiscaal compromis moeten zien te sluiten tussen links en rechts om de financiële toestand het hoofd te bieden.

Maar dat naoorlogse compromis hield niet lang stand?
Watteyne: Nee, onder meer omdat de superbelasting en de belasting op financieel inkomen massaal werden ontdoken. Twee derde van het inkomen werd niet aangegeven. De fiscus had vanwege het bankgeheim ook geen instrumenten om de aangifte afdoende te controleren. Het debat over fiscale rechtvaardigheid begon daardoor te schuiven. De rechtse partijen begonnen te zeggen dat het systeem oneerlijk was tegenover belastingbetalers die wél de superbelasting en de belastingen over hun financiële inkomsten betaalden, en pleitten voor belastingverlaging. De linkse partijen pleitten voor betere controle. De rechtse partijen wonnen.
Bij het begin van de Grote Depressie in de jaren 1930 begonnen onze regeringen in te zien dat belastingen op arbeid veruit de makkelijkste oplossing is om de staatskas te vullen. Inkomen uit arbeid is bekend, makkelijk te controleren, en het gaat over een massa belastingplichtigen. Van dan af ging de belasting op inkomen uit arbeid een steeds groter deel uitmaken van de inkomsten van de Belgische staat. Vandaag gaat het om meer dan 70 procent van de totale belastinginkomsten.
Belastinghervormingen kunnen in België kennelijk alleen na majeure crisissen, want na de gruwel van de Tweede Wereldoorlog kwam de tweede grote reset in ons belastingstelsel.
Watteyne: De financiële situatie was wederom ronduit dramatisch. De Belgische staatsschuld was gedurende de oorlog meer dan verviervoudigd. Daarom kwam minister van Financiën Camille Gutt, een liberaal politicus met een achtergrond in de financiële sector, met een drastisch plan om de hyperinflatie de kop in te drukken en de torenhoge staatsschuld terug te dringen.
‘Gaston Eyskens voerde na de Tweede Wereldoorlog een vermogensbelasting van 5 procent in om de staatsschuld tot een houdbaar niveau terug te brengen.’
De beroemde Operatie-Gutt?
Watteyne: Beroemd en berucht omdat alle bankrekeningen werden bevroren en het bankgeheim werd opgeheven. Oude geldbiljetten waren van de ene op de andere dag niet meer bruikbaar, je moest ze gaan inwisselen voor nieuwe biljetten die 30 procent minder waard waren. Het idee was om de geldontwaarding in één klap ingrijpend te verminderen. Vervolgens wilde Gutt op de bevroren banktegoeden een progressieve vermogensbelasting heffen van 70 tot 100 procent, of toch voor de mensen die in de oorlog grote winsten hadden gemaakt. Maar zijn regering moest aftreden omdat de toenmalige katholieken en liberalen zich, net zoals Georges-Louis Bouchez vandaag, tegen een vermogensbelasting bleven verzetten.
Gutts opvolger op Financiën, een zekere hoogleraar economie Gaston Eyskens, die later een paar keer premier zou worden, verfijnde de voorstellen van Gutt en maakte ze acceptabel voor de rechterzijde. Eyskens bedacht drie verschillende belastingen. Een belasting van 100 procent op de oorlogswinsten van collaborateurs, een belasting van 70 tot 95 procent voor de Belgen die aan de oorlog geld hadden verdiend, zoals de boeren op de zwarte markt, en het belangrijkste, een vermogensbelasting van 5 procent op het kapitaal van álle Belgen, dus niet alleen de rijken, met uitzondering van de allerarmsten. In 1945 werden die drie belastingen, die voortbouwden op de Operatie Gutt, in het parlement unaniem goedgekeurd.
België heeft dus ooit een vermogensbelasting en een soort vermogenskadaster gehad?
Watteyne: Een tijdelijke vermogensbelasting, inderdaad, uitsluitend bedoeld om de staatsschuld tot een houdbaar niveau terug te brengen. En doordat alle bankrekeningen werden geblokkeerd, beschikte de fiscus over een vermogensregister dat de fortuinen van de Belgen in 1944 weergaf. Maar alle toenmalige partijen stemden vóór deze belastingen, vanwege de budgettaire noodsituatie, dat spreekt, maar ook omdat de vermogensbelastingen van korte duur zouden zijn en het vermogensregister en de opheffing van het bankgeheim een eenmalige operatie.
‘Een verhoging van de btw is sociaal minder rechtvaardig dan een belasting op kapitaal, maar het zou technisch wel veel makkelijker zijn.’
Kan premier De Wever voor zijn moeilijke begrotingsonderhandelingen iets opsteken van de geschiedenis? Vooruit vraagt een miljonairsbelasting, zelf denkt De Wever aan een btw-verhoging, en de MR wil dan weer van geen enkele belastingverhoging meer weten. Kan een tijdelijke vermogensbelasting een uitweg bieden?
Watteyne: Wat is bijvoorbeeld het probleem met de zogenoemde Zucman-belasting, de jaarlijkse belasting van minimaal 2 procent op vermogens boven de 100 miljoen euro die de Franse econoom Gabriel Zucman voorstelt? Vanuit economisch en technisch oogpunt zou die taks kunnen werken. Zucman heeft aan alles gedacht om belastingoptimalisatie, dé hoofdoorzaak van fiscale onrechtvaardigheid wat mij betreft, te voorkomen. Maar politiek steunt niemand die belasting in Frankrijk, behalve dan een paar linkse partijen.
En ook in België is er geen draagvlak voor een miljonairsbelasting. Daarom kan het zeker helpen om naar het verleden te kijken. Voor de Operatie-Gutt was er zoals gezegd Kamerbrede steun, omdat de vermogensbelastingen tijdelijk waren én alleen dienden voor schuldvermindering, niet voor nieuwe overheidsuitgaven. Een andere optie voor premier De Wever is de btw tijdelijk verhogen, eveneens om de staatsschuld tot een houdbaar niveau te doen dalen. Sociaal is dat minder rechtvaardig dan een belasting op kapitaal, want een belasting op consumptie voelen arme mensen even hard als rijke mensen, maar het zou technisch wel veel makkelijker zijn.
Uitvoerbaarheid is ook een criterium?
Watteyne: De paradox van belastingen is dat eerlijker en rechtvaardiger ook altijd complexer betekent, want dan moet er meer rekening worden gehouden met de verschillen tussen jou en mij. Dat is het slappe koord waarop de belastingadministratie ook steeds moet dansen: wat is eerlijk maar ook technisch haalbaar, zonder dat het innen van een nieuwe belasting niet meer geld gaat kosten dan ze opbrengt. Een belasting op miljonairs invoeren klinkt sommigen als muziek in de oren, maar je moet extra personeel opleiden om die belasting toe te passen, te controleren en de rijkdom te monitoren. Voor het verhogen van de btw, zoals Bart De Wever voorstelt, hoef je niemand extra in dienst te nemen. Je hoeft alleen maar de tarieven aan te passen en het geld stroomt vanzelf binnen.
Simon Watteyne
1992: Geboren in Brussel.
Studeerde geschiedenis.
Postdoctoraal onderzoeker in de geschiedenis aan de ULB, gespecialiseerd in fiscaliteit.