‘Keerzijde van online shoppen: kunnen we de race to the bottom tegengaan?’

‘Online shopping – wat gaat vaak gepaard met een gratis levering van de bestelde producten – is eenvoudig en handig voor klanten. Het is echter mogelijk dat het logistieke personeel de prijs moet betalen’, schrijven onderzoekers Nadja Dörflinger en Dorien Frans.

Online shopping was al voor de uitbraak van Covid-19 enorm populair. Hierdoor zijn de (Europese) logistieke sector en het personeelsbestand het afgelopen decennium enorm gegroeid. Wanneer klanten online bestellen, komt er een complex logistiek proces op gang waarbij verschillende soorten logistiek medewerkers vaak in verschillende landen werkzaam zijn.

Keerzijde van online shoppen: kunnen we de race to the bottom tegengaan?

Magazijnwerkers plukken en verpakken het product, transportmedewerkers brengen de zending naar een logistiek knooppunt voor verder transport of rechtstreeks naar een distributiecentrum waar een koerier de zending overneemt voor de uiteindelijke levering aan de klant. Het evoluerende logistieke werkregime combineert verschillende bekende problemen, zoals banen met lage lonen, onzekere arbeidsomstandigheden, problemen met betrekking tot veiligheid en gezondheid op het werk, evenals regime-shopping. Wat voor klanten dus eenvoudig en handig is, brengt op verschillende manieren problemen met zich mee voor werknemers.

Het logistieke werkregime

De recente uitbreiding van de logistiek zorgde voor toegenomen concurrentie tussen bedrijven die ondanks hoge eisen van klanten te maken hebben met lage winstmarges. In deze klantgerichte en prijsgevoelige markt was de groeistrategie van bedrijven gebaseerd op het verlagen van de kosten waar mogelijk en het bieden van de nodige flexibiliteit om aan de eisen van de klant te voldoen. Als gevolg daarvan zijn niet-standaard vormen van werk (zoals uitzendwerk, onderaanneming en zelfstandige arbeid) wijdverbreid.

Deze situatie heeft geleid tot een neerwaartse druk op de lonen en arbeidsomstandigheden van logistieke werknemers. Bovendien hebben steeds meer bedrijven – met name bedrijven die actief zijn in sterk gereguleerde landen – hun bedrijf verplaatst naar andere regio’s in de EU waar personeel gemakkelijker beschikbaar is tegen lagere kosten en de regelgeving doorgaans minder strikt is, wat een hoge mate van flexibiliteit mogelijk maakt. Dergelijke regime-shoppingstrategieeën kunnen zelfs de situatie van de logistieke beroepsbevolking verslechteren. Door nationale regelgeving en instellingen voor arbeidsverhoudingen in relatief gereguleerde landen te omzeilen door bedrijven te verplaatsen naar ‘lageloonlanden met hoge flexibiliteit’, gaan relatief goede en gereguleerde banen in ‘high road’-landen verloren en worden relatief slechte en ongereguleerde banen in ‘low-road’-landen gecreëerd. Werknemers kunnen dus ofwel hun baan verliezen (in high-road-landen) of worden geconfronteerd met lage lonen, onstabiele en mogelijk ongezonde werkregelingen, tijdelijke arbeidsrelaties, ondertewerkstelling en het ontbreken van door de werkgever verstrekte uitkeringen (in low-road-landen).

Regime shopping

In België zijn de lonen, arbeidsvoorwaarden en personeelsbeloningen van logistieke werknemers over het algemeen gunstiger in vergelijking met die in Nederland en Duitsland. Deze variatie komt voor uit verschillende machtsverhoudingen binnen de nationale contexten. Belgische vakbonden kunnen bogen op een sterke traditie van sociaal dialoog, een hoog vakbondslidmaatschap (49.1% in 2019) en relatief goede (sectorale) akkoorden in de logistiek. Daarentegen is in Nederland en Duitsland de syndicalisatiegraad veel lager (respectievelijk 15.4% en 16.3% in 2019) en bovendien zijn er in Duitsland veel kleine logistieke bedrijven die niet deelnemen aan sectorale overeenkomsten (via opt-out clausules).

Dit geeft werkgevers in beide landen meer mogelijkheden om kosten te besparen door lonen te verlagen, arbeidsvoorwaarden te verlagen en een hoge mate van flexibiliteit in te voeren. Belgische analisten en beleidsmakers hebben herhaaldelijk gewezen op het ‘concurrentievoordeel’ van de buurlanden – daarom eisen ze vermindering van de beschermende wetgeving en verzwakking van de instellingen voor collectieve onderhandelingen. Bovendien zouden de flexibiliteitsopties in de logistiek moeten worden uitgebreid, bijvoorbeeld door meer nacht- en zondagswerk toe te staan en de betrokkenheid van vakbonden bij dergelijke zaken te verminderen. Door vergelijkbare voorwaarden te creëren als in Duitsland en Nederland kunnen (logistieke) bedrijven worden aangetrokken en banen worden gecreëerd. De aard van de banen die worden gecreëerd, wordt echter nauwelijks in twijfel getrokken.

De impact van regime-shoppingstrategieën heeft dus ook invloed het nationaal beleid van de verschillende landen. Door sterke arbeidsbeschermingswetgeving en instellingen voor arbeidsverhoudingen de schuld te geven van het verlies van banen, raken beleidsmakers in high-road-landen verwikkeld in een competitie om de arbeidsmarkt te dereguleren en een werkgeversvriendelijk klimaat te creëren om de werkgelegenheid veilig te stellen ondanks de mogelijk verslechterde arbeidsomstandigheden. Het is niet moeilijk voor te stellen dat een dergelijke race-to-the-bottom nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de arbeidskrachten, aangezien hun arbeidsomstandigheden over het algemeen de neiging hebben om te verslechteren.

Hoe kunnen we dergelijke race-to-the-bottom tegengaan?

Voor het verbeteren van de werksituatie van het logistieke personeel kunnen we kijken naar verschillende belanghebbenden.

In de eerste plaats hebben de klanten veel macht en dragen zij bij tot het logistieke werkregime. Het is wellicht niet realistisch om te geloven dat ze hun winkelgedrag zouden veranderen vanwege de situatie van logistiek personeel, maar bewustmakingscampagnes zouden meer gevoeligheid kunnen creëren voor de werkelijke kosten van online bestellen. Als dergelijke campagnes succesvol zouden zijn, zou dit werkgevers kunnen aanmoedigen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren en dit te gebruiken als onderdeel van hun merkstrategie.

Ten tweede hebben de werknemers zelfs de macht om betere arbeidsomstandigheden af te dwingen, maar ze maken er nauwelijks gebruik van. Ze zouden logistieke processen gemakkelijk kunnen verstoren door sociale acties; echter, de voorwaarde voor zo’n acties is organiseren. Aan de andere kant zouden vakbonden moeten streven naar het organiseren van logistieke werknemers, hen bewust maken van hun rechten en hen actief betrekken bij de strijd voor fatsoenlijke arbeidsomstandigheden. Maar dit vereist enige inspanning (en waarschijnlijk coördinatie tussen landen), aangezien logistieke medewerkers vaak moeilijk te bereiken zijn voor vakbonden (vooral omdat velen van hen niet elke dag op dezelfde plek werken).

Ten derde zouden regelgevende instanties op verschillende niveaus – zoals de Europese Unie of haar lidstaten – moeten overwegen om de regelgeving aan de onderkant van de arbeidsmarkt te versterken. Het kan bijvoorbeeld gaan om hogere minimumlonen of om het dichten van bestaande mazen in de regelgeving. Naar aanleiding van de verschillende inbreuken bij koerierbedrijf PostNL, zal Minister De Sutter bijvoorbeeld het systeem van onderaanneming aanpakken waarmee men de loon- en arbeidsvoorwaarden in België tracht te omzeilen door het gebruik van schijnzelfstandigen. Op sectorniveau zijn collectieve onderhandelingen het belangrijkste mechanisme voor verbeteringen; toch maakt de relatief lage syndicalisatiegraad in de sector het moeilijk voor vakbonden om hogere normen door te drukken. Op bedrijfs/werkplekniveau moet de feitelijke handhaving van bestaande regelgeving (bijvoorbeeld met betrekking tot veiligheid en gezondheid op het werk, minimumlonen of arbeidstijd) worden nageleefd door werknemersvertegenwoordigers die – afhankelijke van het institutionele systeem van het land – ook lokale onderhandelingen zouden kunnen aangaan om de arbeidsomstandigheden te verbeteren.

Om de situatie van logistieke medewerkers te verbeteren, zou er een combinatie nodig zijn van activiteiten van al deze belanghebbenden op verschillende niveaus. Dit zou kunnen bijdragen aan een betere afstemming van de winkelervaring van klanten (gemakkelijk en handig) op de werkervaring van de logistieke medewerkers (fatsoenlijk en eerlijk).

Nadja Dörflinger (Federal Institute for Occupational Safety and Health, Duitsland) en Dorien Frans (KU Leuven, België)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content