‘Vertrouwen in de rechtsstaat moet van twee kanten komen’, schrijft Hugo Lamon naar aanleiding van een aantal recente nieuwsberichten.
Sinds enkele weken voeren magistraten wekelijks hun “vijf voor twaalf”-acties, met helaas steeds minder media-aandacht. De verspreide boodschappen zijn nochtans hallucinant relevant.
Heeft u Annelies Laureyssens (voorzitster van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen) gezien in haar beklijvende boodschap op Instagram?
Ze wijst op de invloed van de drugsproblematiek en citeert wat er als gevolg daarvan in de “sectie jeugd” van haar rechtbankbank aan de hand is.
“Onze jeugdcijfers stijgen dramatisch. Maar in Antwerpen stijgen die buitenproportioneel. Dan hebben we het over 13 jarigen die drugs gaan uithalen in de haven van Antwerpen. Dan hebben we over 14 jarigen die op woningen staan te schieten. Maar misschien nog veel verontrustender: dan hebben we het ook over heel veel verontrustende opvoedingssituaties. Dan hebben we het over pas geboren baby’s die van de moeder onmiddellijk weggehaald worden omdat ze afkickverschijnselen hebben. Dan hebben we het over peuters die met vergiftigingsverschijnselen op de spoed binnenkomen omdat ze de wiet die gewoon op de salontafel liggen in hun mond hebben gestoken. Dan heb ik het over zesjarigen die de politie bellen omdat ze mama niet meer wakker krijgen. Dat zijn zeer verontrustende situaties die een maatschappij raken. Dus wij voelen de impact van die georganiseerde criminaliteit overal. En het is echt vijf voor twaalf”.
Slik.
Misschien zag u ook de al even pakkende reportage op de VRT over het 15-jarig meisje dat in een “problematische opvoedingssituatie” zit (vrij vertaald: ze is thuis niet veilig) en de lijdensweg van de jeugdconsulenten om een opvang te vinden. Dat meisje verlangt enkel naar war rust om, net zoals al haar leeftijdsgenoten, gewoon naar school te kunnen gaan. De reportage toont aan dat de medewerkers zoeken naar een opvangplek (lukt niet), tijdelijke opvang (lukt niet) een bed (lukt niet) ergens een veilige zetel (lukt niet), dan maar een matras (lukt evenmin ) en dan uiteindelijk toch een aaneenschakeling van tijdelijke opvangmaatregelen.
Ik ken niets van jeugdrecht, maar als mens word ik daar wel stil van.
Ondanks al die hallucinante berichten overviel me ook een warm gevoel. Er is veel veerkracht, gedrevenheid en goede wil bij magistraten, justitiemedewerkers en advocaten.
Want, zo zegt de minister verder, “de rechtsstaat is geen abstract begrip, maar een dagelijks keuze. Ze leeft niet allen dankzij onze instellingen, maar dankzij de hele samenleving”. Het klinkt als een wat wollige en holle boodschap die zo uit de mond kan komen van een gewiekste communicatieadviseur, maar als de minister zich intens informeert komt er daarna ook hopelijk snel een concreet plan.
Intussen werd in de media bericht over de uitspraak van de Nederlandse tuchtraad in beroep van magistraten. Een afdelingsprocureur en een parketjuriste werden ontslagen in de nasleep van de fraude bij het magistratenexamen. De zelfreinigende werking van justitie functioneert. Op die manier probeert justitie met zichzelf in het reine te komen, maar intussen heeft de hele affaire een enorme klap toegebracht aan het noodzakelijke vertrouwen in justitie.
Toch is het onze verdomde plicht om vertrouwen te blijven hebben in het juridisch apparaat. Recent schreef Ilja Leonard Pfeijffer terecht in De Morgen “Ten gevolge van de banaliteit van haar verschijningsvorm, de onkunde die bij haar uitvoering aan de dag wordt gelegd, en de gewenning bij het murw geslagen publiek dreigt de ontmanteling van de rechtsstaat en de democratie schouderophalend te worden gebagatelliseerd, en zelfs door de scherpste analisten hoofdschuddend te worden gerelativeerd”.
Vertrouwen in de rechtsstaat moet van twee kanten komen. Knack meldde dat de minister van asiel en migratie aan asielrechters richtcijfers wil opleggen. “Om de asieldiensten zo performant mogelijk te laten werken wil de minister voortaan KPI’s- kort voor ‘kritieke prestatie-indicatoren’ – zeg maar richtcijfers” opleggen.
U leest dat goed: een minister die aan een rechtbank wil opleggen hoe ze een geschil moeten beslechten. Dat was tot voor kort het kenmerk voor dictaturen en bananenrepublieken, maar sinds Trump lijkt het nu stilaan overal binnen te sijpelen. Het opleggen van een resultaat is niet enkel een manifest misprijzen voor het “recht spreken”, maar het geeft de indruk dat de rechters in vreemdelingennzaken bakkers zijn die koekjes bakken en de minister een bestelling plaatst.
Het laat zich raden dat die rechters, alhoewel ze niet tot de rechterlijke orde behoren, ontstemd zijn.
Justitie is niet dood, maar er is meer nodig dan wat schouderophalend gebagateliseer.
Hugo Lamon is advocaat en lawfluencer. Hij blogt regelmatig op Jubel.be, waar ook deze bijdrage eerder op verscheen.