‘Het gaat niet goed met onze rechterlijke macht, en we lijken ons er allemaal bij neergelegd te hebben’, schrijven Lena Baeyens en Charlotte Teuwens (KU Leuven). Zij staan in deze bijdrage stil bij het afnemende rechtsvertrouwen, en gaan op zoek naar een oplossing. ‘Wat kan de rechterlijke macht doen om dat vertrouwen van de burger opnieuw te winnen?’
‘It sounds like you are having a big rule of law problem in Belgium’, zei een Braziliaanse procureur ons vorige maand tijdens een netwerkevent. We hadden toen net een gesprek achter de rug met een Nederlandse collega over onze ‘grote rechtsstatelijke problemen’.
En een tijdje daarvoor had een Duitse journaliste ons aangeklampt aan De Valk, de Leuvense rechtsfaculteit: of we iets wilden zeggen voor haar reportage over ‘de crisis van de rechtsstaat en het probleem van klassenjustitie in België’?
Euh, pardon?
Natuurlijk zijn we als juristen op de hoogte van die problemen. Maar waarom lijkt het alsof wij – en met ons alle Belgen – daar veel minder bezorgd over zijn dan onze buitenlandse collega’s?
Het gaat niet goed met onze rechterlijke macht. Haar gebouwen storten letterlijk in en met haar aanzien gaat het ook niet fantastisch. Enkele voorbeelden? Minister van Asiel en Migratie Anneleen van Bossuyt (N-VA) weigert, net als haar voorgangster, om de vonnissen die tegen haar beleid ingaan, uit te voeren. Ondertussen werd de Belgische staat al meer dan twaalfduizend keer veroordeeld voor dat migratiebeleid en moest hij in 2024 al meer dan 51 miljoen euro aan dwangsommen betalen – wat hij niet doet. Hetzelfde gebeurt er met onze overvolle gevangenissen: de veroordelingen en dwangsommen – in 2024 zaten we aan 2,7 miljoen euro – lopen op, een oplossing komt er niet.
En wij? We lijken ons hier allemaal bij neergelegd te hebben.
Ach, lijken de burgers te zeggen, het gaat over asielzoekers en gevangenen, niet over ons. Maar daar vergissen ze zich: als onze uitvoerende macht structureel weigert om rechterlijke beslissingen uit te voeren, tast dat het rechtsvertrouwen van élke burger aan.
Wat is rechtsvertrouwen dan precies? Het houdt in dat de rechtszoekende burger, de uitvoerende macht én de samenleving zich bij de eindbeslissing van de rechter neerleggen omdat iedereen erop vertrouwt dat die er gekomen is op basis van een eerlijk proces. Met andere woorden: ook al kreeg jij geen gelijk van de rechter en zie je de dingen anders, toch doe je wat hij zegt omdat je vertrouwt op het justitiële apparaat.
Vandaag ziet de burger dat gelijk krijgen in de rechtbank niet betekent dat de overheid de rechterlijke beslissing ook effectief uitvoert. Dat tast het rechtsvertrouwen aan.
Witte Mars
Het was ooit anders: in 2016 weigerde Theo Francken als staatsecretaris van Asiel en Migratie een visum te verlenen aan een Syrisch gezin. Nochtans had een rechter hem daartoe veroordeeld en per dag dat het gezin geen visum kreeg, was er een dwangsom van 4000 euro. Het was dagenlang voorpaginanieuws.
Of we kunnen nog verder terug: toen in 1996 de zaak-Dutroux losbarstte, kwamen er 300.000 Belgen op straat. De Witte Mars eiste een betere werking van justitie en een grotere onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.
Wie uit vandaag die ongerustheid over de rechtsstaat? Niet de burgers, wel de rechterlijke macht. Ze gebruikte enkele weken geleden in een gezamenlijk statement ongewoon straffe taal: ‘Het niet uitvoeren van gerechtelijke beslissingen en het weigeren van betaling van opgelegde dwangsommen, betekent een rechtstreekse aantasting van de rechtsstaat en van de scheiding der machten’.
En er was meer. De magistratuur klaagde over de geplande pensioenhervormingen. Een Brusselse rechter legde een dwangsom van duizend euro per dag op, als de Belgische staat er niet in slaagde 100 magistraten aan te werven. En met de ‘Vijf voor Twaalf-acties’ eiste een deel van de rechterlijke macht dat de wetgever haar zou raadplegen over alle wetswijzigingen die haar aangaan. De magistratuur gaf de uitvoerende macht zelfs een dwingende deadline: als er 13 november geen ‘concrete en substantiële maatregelen’ voorliggen, organiseert ze op 14 november een protest in Brussel.
Knellende schoen
Natuurlijk kunnen we het alleen maar toejuichen dat de magistratuur aandacht vraagt voor de afbrokkeling van onze rechtsstaat. Maar hier knelt ook het schoentje – op verschillende plekken zelfs. De rechterlijke macht moet de scheiding der machten respecteren, maar hoe valt dat te rijmen met betrokkenheid in het wetgevende proces? En dwangsommen opleggen aan de uitvoerende macht, het lijkt een soort gewoonte te worden. Zelfs al komt het voort uit een zeer terechte frustratie, wat draagt het bij aan het rechtsvertrouwen bij de burger?
Bovenal mag de rechterlijke macht haar belangrijkste bestaansreden niet uit het oog verliezen: de burger dienen. Is die burger gebaat met een protestmanifestatie van rechters en magistraten? Hoeveel sterker zou het signaal naar de wetgevende macht zijn als de protestactie méé gedragen zou worden door de burger? Er is geen machtiger wapen, denken wij, dan de burger die aan jouw kant staat.
Ligt daar niet de werkelijke opgave van justitie? Het rechtsvertrouwen en de interesse van de burger in justitie opkrikken, zodat ze samen oplossingen kunnen eisen. Alleen lijkt bij die burger de interesse, de energie en de passie voor een nieuwe Witte Mars verder weg dan ooit.
In de cel
Wat kan de rechterlijke macht doen om dat vertrouwen van de burger opnieuw te winnen?
We kunnen het conflict op de spits drijven. Een Duitse rechter vroeg enkele jaren geleden aan het Europese Hof van Justitie of hij een deelstatelijke minister-president mocht opsluiten totdat die zijn vonnis zou uitvoeren. Het Hof stelde dat als de rechter geen enkele andere mogelijkheid zag en het Duitse recht hem toeliet de straf op te leggen, hij die sanctie van ‘lijfsdwang’ zelfs móést uitspreken.
‘Gooi minister Van Bossuyt in de cel’ – het is een leuke titel voor deze opinie, of een aanstekelijke slogan voor het protest op 14 november. Maar we denken niet dat het een realistisch scenario is. In België is de straf van lijfsdwang in 1980 afgeschaft, en politici staan waarschijnlijk niet te springen om die weer in te voeren. En vooral: wat doet het met het rechtsvertrouwen van de burger als de uitvoerende en de rechterlijke macht elkaar nog meer gaan uitdagen?
Voor de weg vooruit kunnen we dan ook beter kijken naar Nederland. Daar wordt de relatie tussen rechterlijke macht en de uitvoerende en wetgevende macht geregeld door een grondwettelijk hoffelijkheidsbeginsel. Het werkt in twee richtingen. De rechter die de overheid veroordeelt voor gebrekkig beleid, legt geen bijkomende dwangsommen op. Want hij vertrouwt erop dat de wetgevende en de uitvoerende macht het vonnis zullen uitvoeren.
Back to basics
In België is de rechter dat vertrouwen kwijt. De uitvoerende macht vertrouwt de rechterlijke macht niet meer en de samenleving is sceptisch over verbetering.
Hebben onze buitenlandse collega’s dan gelijk?
De problemen zijn reëel en acuut. Maar de oplossing hoeft niet ingewikkeld te zijn. De rechterlijke en uitvoerende macht moeten het vertrouwen terugwinnen – van de burger en van elkaar. Dat lukt niet door elkaar onder druk te zetten, met protesten, dwangsommen of vonnissen die niet uitgevoerd worden.
De oplossing is wederzijds hoffelijk gedrag en het niet vergeten van je basisopdracht: een rechtsstaat die effectieve rechtsbescherming biedt aan elke rechtszoekende.
Lena Baeyens en Charlotte Teuwens zijn doctoraatsonderzoekers in het publiek procesrecht aan de KU Leuven.