IS-moeder versus Belgische Staat: ‘Gerechtigheid moet van twee kanten komen’

Ghita B.: 'De Belgische politie was op de hoogte van Zacharia's toestand en toch kon zijn broer ongehinderd naar Syrië vertrekken.' © Franky Verdickt
Joanie De Rijke
Joanie De Rijke Medewerkster Knack

De moeder van twee Syriëstrijders die beschuldigd wordt van financiering van terrorisme, daagt nu zelf de Belgische staat voor de rechter omdat haar minderjarige zoon niet werd tegengehouden toen hij naar Syrië vertrok.

Ze heeft er nooit een geheim van gemaakt dat ze geld naar haar zonen stuurde, zegt Ghita B., moeder van de Vilvoordse Syriëgangers Zacharia (geboren in 1990) en Ismaïl Iddoub (geboren in 1996). Zacharia zou begin 2017 overleden zijn, volgens verschillende bronnen stierf Ismaïl in de zomer van hetzelfde jaar. Beiden werden in ons land bij verstek veroordeeld: Zacharia tot vijftien jaar celstraf, Ismaïl kreeg vijf jaar.

‘Ik deed het om mijn familie te helpen, niet om de IS te steunen’, betoogt Ghita B. ‘Mijn advocaat wist er al van sinds 2014. ‘ Toch werd de moeder vorige zomer in verdenking gesteld van financiële steun aan de terreurbeweging IS. Ze riskeert maximaal vijf jaar cel.

Zacharia studeerde voor ingenieur toen hij in januari 2013 naar Syrië vertrok, zijn 16-jarige broer volgde hem drie maanden later. Beiden hadden regelmatig contact met hun moeder. Zacharia trouwde met een Frans-Marokkaanse en kreeg twee zoontjes. De Franse echtgenote van Ismaïl was zwanger van haar eerste kind toen haar man om het leven kwam. ‘Ook een jongetje’, weet B. ‘Maar waar ze zijn en of ze nog leven, daar heb ik het raden naar.’

Op het einde, toen er kleinkinderen waren, heb ik grotere bedragen gestuurd om hen te helpen het land te verlaten.

U wilde deze zomer niet spreken over de beschuldigingen van de Belgische staat aan uw adres. Waarom nu wel?

Ghita B.: Omdat voor mij nu de spreekwoordelijke emmer is overgelopen. Een week geleden wilde ik voor een seminarie naar Boekarest. Toen de Roemeense douanebeambte mijn Belgische paspoort bekeek, zag ik zijn gezicht verstrakken. Uren later bleek dat ik Roemenië niet binnen mocht. Waarom weet ik nog steeds niet, maar dat het met mijn zonen te maken had, was duidelijk want ze vroegen verschillende keren naar hen. Voor mij was de maat vol. Ik heb de Belgische staat vanaf het begin om hulp en bescherming voor mijn zonen gevraagd, maar het eindigt ermee dat ik als crimineel word beschouwd. Dat er een onderzoek is omdat ik geld naar mijn zonen stuurde, kan ik begrijpen. Maar in het onderzoek wordt telkens vermeld dat Zacharia een vriend was van Abdelhamid Abaaoud (de Belg die de aanslagen in Parijs in november 2015 voorbereidde, nvdr). Aanleiding was de video die in 2014 circuleerde waarop Abaaoud te zien is achter het stuur van een pick-up waaraan een aantal lichamen waren vastgebonden die over de grond sleepten. Dezelfde dag verscheen een foto van Zacharia achter het stuur terwijl Abaaoud naast hem zat. Dat klopt niet. De man naast Zacharia lijkt sterk op Abaaoud, maar het gaat om iemand anders. Hij heette Mehdi en kwam uit Laken. Dat hebben zijn ouders bevestigd. Destijds heb ik erover gezwegen op advies van mijn advocaat, maar nu dit tegen mij gebruikt kan worden bij mijn eigen proces, wil ik de gelegenheid aangrijpen om een biometrisch onderzoek te vragen van de foto van Abaaoud en die van Mehdi naast mijn zoon. Zo kan ik bewijzen dat Zacharia geen vriend was van Abaaoud. Mehdi is overigens ook overleden, in de zomer van 2015.

Volgens sommige bronnen zou Zacharia diezelfde dag op Facebook commentaar hebben geleverd op de video van Abaaoud. Hij zou geschreven hebben: ‘Het is officieel, de broeders hebben de kufar (ongelovigen) doodsbang gemaakt.’

Ghita B.: Ook dat klopt niet. Bij de video die Zacharia die dag postte van hem en Mehdi, zegt hij dat ze Damascus gaan beroven. Hij lachte erbij, het was als grap bedoeld. Een van de commentaren van zijn vrienden op de foto luidde: ‘Dan breng ik mijn waterpistool mee.’ Ik heb Zacharia diezelfde dag gesproken en hij zei letterlijk: ‘Geloof het of niet, mama, maar ik heb niets met die foto van Abaaoud te maken. De foto van mij achter het stuur was op een andere plaats op een ander moment.’

Ik heb de Belgische staat vanaf het begin om hulp en bescherming voor mijn zonen gevraagd, maar het eindigt ermee dat ik als crimineel word beschouwd.

In september 2017 werd een dode IS-strijder gevonden met de identiteitskaart van Zacharia op zak. Terwijl uw zoon in januari van dat jaar gestorven zou zijn. Hebt u kunnen achterhalen wat er aan de hand was?

Ghita B.: Mijn jongste zoon heeft begin 2017 bevestigd dat zijn broer was omgekomen tijdens een luchtaanval van de coalitie. Mocht Zacharia nog in leven zijn geweest, dan had ik of mijn ex-man zeker iets gehoord van de Belgische autoriteiten. Maar niemand heeft iets bevestigd, het verhaal dook op in de media zonder bewijzen. Toen Zacharia een halfjaar weg was, heeft burgemeester Hans Bonte (SP.A) bovendien zijn identiteitskaart ongeldig laten verklaren, zoals dat met alle Syriëgangers gebeurde. Als een onbekende IS-strijder de ID-kaart van mijn zoon op zak had, zal hij niet geweten hebben dat hij er niets mee kon.

Vroegen uw zonen u om hun geld te sturen?

Ghita B.: Ja. Omdat ze het nodig hadden voor hun dagelijkse kosten, zeiden ze. Of ze geld van de IS kregen, weet ik niet. Ze vertelden dat ze iets van 40 euro huur per maand moesten betalen voor hun appartement (in Tabqa, nvdr) en dat ze ook eten kochten. Ik stuurde hun een paar honderd euro per kwartaal, meer niet. Dat werd opgehaald in Turkije, door iemand met de Turkse nationaliteit en een Turkse bankrekening. Blijkbaar kon die persoon zonder problemen de grens vanuit Syrië oversteken. Later heb ik mijn zonen een computer en een telefoon gestuurd omdat ik met hen wilde kunnen blijven communiceren. Op het einde, toen er kleinkinderen waren, heb ik grotere bedragen gestuurd om ze te helpen het land te verlaten. Maar het ging niet om honderdduizenden euro’s. De rechter zegt dat de bedragen er niet toe doen. Dat ik geld heb overgemaakt, is wat telt. Maar nogmaals, ik wilde mijn kinderen en later mijn kleinkinderen bijstaan in een oorlog, tot het moment waarop ze naar huis konden.

Besefte u dat u daarmee in de problemen zou komen?

Ghita B.: Zeker, maar ik zag het niet als iets verkeerds. Ik wilde voor mijn kinderen zorgen.

U hebt uw zonen talloze keren gevraagd om terug naar België te komen, zegt u.

Ghita B.: Van het begin tot het einde heb ik het geprobeerd. Voor de oudste in 2012 vertrok, zijn mijn ex-man en ik naar de politie gestapt met de vraag of ze hem konden tegenhouden. Nee, zeiden ze. Omdat mijn zoon meerderjarig was, kon hij gaan en staan waar hij wilde. Ik ben meteen naar Turkije afgereisd, om uit te zoeken waar en hoe Zacharia de Syrische grens overgestoken was. In april 2013 reisde Ismaïl zijn broer achterna. De politie was op de hoogte van Zacharia’s toestand en toch kon Ismaïl zonder problemen uit Zaventem vertrekken. We hebben meteen om een onderzoek gevraagd.

Inmiddels heb ik de Belgische staat gedagvaard. Omdat ze mijn jongste zoon niet hebben tegengehouden toen hij naar een land in oorlog trok. En als België in beroep gaat, zal ik naar het Internationaal Strafhof gaan. Al duurt het jaren en kost het een hoop geld. De Belgische staat wil gerechtigheid, dat begrijp ik. Maar dan moet de overheid begrijpen dat ook ik gerechtigheid wil. Het moet van twee kanten komen. Eerlijk is eerlijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content