Jurgen Slembrouck

Hoofddoek bij politie: ‘Neutraliteit is er net om fundamentele rechten en vrijheden te beschermen’

Jurgen Slembrouck Universiteit Antwerpen

Jurgen Slembrouck (Universiteit Antwerpen) vindt hoofddoeken bij de politie geen goed idee. ‘Wie die rede haar werk laat doen komt tot de vaststelling dat een model van strikte neutraliteit de vrijheid beter beschermt en meer kansen biedt aan de diversiteit.’

In zijn opiniestuk ‘Hoofddoek bij politie: ‘Openheid voor diversiteit brengt ons niet noodzakelijk op een hellend vlak’ brengt François Levrau alle elementen samen die het debat over de neutraliteit van de overheid vertroebelen en volgens mij haast onmogelijk maken. Die vaststelling is des te pijnlijker omdat hij terecht meent dat de rede ons kan helpen om niet over de diversiteit uit te glijden. Wie die rede haar werk laat doen komt tot de vaststelling dat een model van strikte neutraliteit de vrijheid beter beschermt en meer kansen biedt aan de diversiteit. In tegenstelling tot wat beweerd wordt, heeft overheidsneutraliteit niet tot doel “om burgers met diversiteit te laten omgaan” maar wel om hun fundamentele rechten en vrijheden te beschermen.

Veranderlijk versus Onveranderlijk

Levrau vindt dat onze samenleving anno 2017 worstelt met de godsdienstvrijheid en het niet kan hebben als mensen hun geloof tonen. Die samenleving is niet “rijp” voor de diversiteit en moet dus een lesje geleerd worden. Daarom moeten volgens Levrau politieagentes de vrijheid hebben om een hoofddoek te dragen. Zo kunnen de vooroordelen ten aanzien van moslima’s worden weggewerkt en “de diversifiëring genormaliseerd worden”. Ter vergelijking wijst hij op het gunstige effect van de vervrouwelijking van het politiekorps. Ook die is effectief gebleken om de vooroordelen over vrouwen aan te pakken. Deze vergelijking is echter misleidend. Het betreft immers twee discriminatiegronden die fundamenteel verschillend zijn. Iemands geslacht is niet hetzelfde als iemands geloof. Gender, etniciteit, leeftijd, seksuele geaardheid, huidskleur, handicap… zijn wezenlijk anders van aard dan levensbeschouwing of ideologie. Het betreft onveranderlijke eigenschappen waarvoor je niet kan kiezen, uitsluiting is daarom haast nooit gerechtvaardigd.

Hoofddoek bij politie: ‘Neutraliteit is er net om fundamentele rechten en vrijheden te beschermen’

Voor een levensbeschouwelijke overtuiging kun je wel kiezen net als voor het uiting geven aan die overtuiging door het dragen van symbolen. Voor de wetgever is dit keuzeaspect van belang om een eventueel verbod te rechtvaardigen. Dit werd nog niet zo lang geleden duidelijk door de conclusie van de advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie in de zaak van Samira Achbita versus G4S. “Een werknemer kan zijn geslacht, huidskleur, etnische afstamming, seksuele geaardheid, leeftijd of handicap niet als het ware aan de haak hangen zodra hij de lokalen van zijn werkgever betreedt, maar er kan van hem wel een zekere terughoudendheid worden verlangd ten aanzien van zijn godsdienstbeleving op het werk, of het nu gaat om religieuze praktijken, religieus geïnspireerde gedragingen of – zoals in casu – de kleding van die werknemer.”

Het is zoals Levrau stelt inderdaad wenselijk dat de overheid en dus ook de politie een afspiegeling vormt van onze superdiverse samenleving. Tenminste voor zover die afspiegeling betrekking heeft op deze onveranderlijke eigenschappen. Voor wat betreft de levensbeschouwelijke diversiteit is deze afspiegeling echter ongewenst.

Ambiguïteit versus Vooroordeel

Levensbeschouwingen zijn immers ambigu. Ze nodigen uit tot het meest verhevene maar ook tot het meest verwerpelijke. Zo kan het gebeuren dat godsdienstige uitgangspunten op gespannen voet staan met de centrale uitgangspunten van de liberale rechtstaat en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

De Islam kun je bezwaarlijk homovriendelijk noemen. Het voorbeeld van Levrau die een homoseksuele man aan het loket confronteert met een gesluierde ambtenaar is dan ook goed gekozen. Maar gek genoeg gebruikt hij het voorbeeld om de opinie van die man te ontmaskeren als een vooroordeel. “Zou het niet kunnen dat door diversiteit aan het loket te weren, vooral diegenen met vooroordelen op nogal gratuite wijze op hun wenken worden bediend?”

Naar aanleiding van de zaak Vangheluwe communiceerden de Belgische Bisschoppen als volgt: “Hiermee wil de Kerk resoluut een bladzijde omdraaien uit een niet eens zo ver verleden, waar stilte of doofpot verkozen werden.” Ik nodig Levrau uit om zich te verplaatsen in de situatie van Mark Vangheluwe die jarenlang door zijn oom en bisschop Roger Vangheluwe werd misbruikt. Acht Levrau het dan wenselijk dat hij aangifte van het misbruik moet doen bij een politieagent die een kruis op zijn uniform draagt? Is de associatie die een slachtoffer van seksueel misbruik maakt tussen het kruis en de zwijgcultuur dan alleen maar een vooroordeel dat getuigt van paranoia?

‘Levensbeschouwelijke tekens worden bij de overheid verboden omdat ze de vrijheid van de burger kunnen aantasten of de dienstverlening van de overheid kunnen hypothekeren.’

Levrau meent dat wanneer de overheid hoofddoeken weert, zij de vooroordelen die bij de burger leven, bevestigt. Je kan de zaak natuurlijk ook omdraaien. Ontkracht de overheid niet een mogelijk juiste interpretatie als zij hoofddoeken toelaat?

Het punt is, de neutraliteit van de overheid is er net op gericht is om haar niet te verplichten hierover een standpunt in nemen. Alleen zo kan zij voor iedereen een overheid zijn. Dat wil zeggen een instelling wiens gezag door iedereen wordt erkend. Levensbeschouwelijke tekens worden bij de overheid verboden omdat ze de vrijheid van de burger kunnen aantasten of de dienstverlening van de overheid kunnen hypothekeren.

Door een dergelijk verbod spreekt de overheid zich niet uit over de inhoudelijke en ethische dimensie van die symbolen. De overheid weert keppeltjes bij ambtenaren, niet omdat ze van mening is dat uitingen van onderdanigheid jegens een Goddelijk gezag onjuist zijn of het oneens is met de kolonisatiepolitiek van Israël, maar wel omdat ze wenst dat de Belg van Palestijnse afkomst bij verbouwingswerken een vergunning aanvraagt. Ze weert bij bemiddelingsambtenaren T-shirts met een Mohammedcartoon, niet omdat ze godsdienstkritiek afkeurt of van mening is dat Mohammed een vredestichter was, maar wel omdat de hardhorige moslim zou aanvaarden dat de koranrecitaties waar hij naar luistert, storend zijn voor de nachtrust van de baby van de onderburen.

‘Wanneer symbolen worden toegelaten, wordt de overheid gedwongen om een keuze te maken tussen toelaatbare en ontoelaatbare symbolen.’

Wanneer symbolen worden toegelaten, wordt de overheid gedwongen om een keuze te maken tussen toelaatbare en ontoelaatbare symbolen. Tussen juiste en foute opvattingen. Tussen bevooroordeelde en onbevooroordeelde burgers. Precies dan vervelt ze tot de perfectionistische overheid die Levrau voorstaat en die haar burgers met de diversiteit moet leren omgaan. Een ambtenaar die een hoofddoek draagt wordt dan misschien wel getolereerd maar een ambtenaar die een T-shirt met een Mohammedcartoon draagt mogelijk niet. Een dergelijke overheid is dus paternalistisch, zij beperkt de gewetensvrijheid en het vrij onderzoek.

Levensbeschouwing versus Levensstijl

Redelijkheid veronderstelt dat men een onderscheid maakt tussen uiterlijkheden die problematisch zijn en uiterlijkheden die dat niet zijn. In een notendop: tussen levensbeschouwingen en levensstijlen. Iemand die de voorkeur geeft aan hemden boven T-shirts, zal niet beweren dat zijn opvatting op waarheid berust en dat alle mensen die een T-shirt dragen in zonde leven en moeten branden in de hel. Levensbeschouwingen daarentegen bevatten opvattingen waarvan men beweert dat ze ‘waar’ zijn, waaruit normen over ‘goed en kwaad’ volgen die ‘voor iedereen en alle tijden’ gelden. Het zijn dus de sterk ethisch geladen waarheids- en universaliteitspretenties van godsdiensten die maken dat hun symbolen een grensoverschrijdend effect hebben en een schadelijke invloed kunnen uitoefenen op de vrijheid van de burger en de perceptie van de dienstverlening.

Dat grensoverschrijdend effect neemt gradueel af naarmate we te maken hebben met levensbeschouwingen, ideologieën, bewegingen of levensstijlen. Tekenen van de eerste drie categorieën zijn problematisch en moeten geweerd worden. Het gaat dan bijvoorbeeld over een hoofddoek, een pinnetje van het Vlaams Belang en een regenboog-t-shirt.

In tegenstelling tot Levrau meen ik dat de schijn van partijdigheid die door levensstijlen wordt gegenereerd binnen de marges van de tolerantie vallen en behouden kunnen worden. Een keurig geklede ambtenaar met hemd en stropdas stelt dus geen probleem.

Burger versus Ambtenaar

De neutraliteit van de overheid betekent niet dat ook in de andere maatschappelijke sferen de vrijheid beperkt moet worden. Precies het omgekeerde is het geval. Omdat een model van strikte neutraliteit de overheid voor het paternalisme behoedt, kan de vrijheid in de publieke en private sfeer alle kansen krijgen. Daar kan men vaststellen dat vrouwen die een hoofddoek dragen net zo voortreffelijk kunnen zijn als vrouwen die geen hoofddoek dragen. Dat mannen die een T-shirt dragen met een Mohammedcartoon net zo tolerant kunnen zijn als mannen die dat niet doen. In de publieke sfeer mag de diversiteit volop haar kansen gaan omdat burgers daar niet van elkaar afhankelijk zijn maar elkaar daar als vrijen en gelijken ontmoeten. Aan het loket daarentegen is de burger afhankelijk van de ambtenaar en ontstaat er een relatie van ongelijkheid.

Levrau kan niet kiezen tussen het verdriet van de bibliotheekbediende die geen zwarte chador mag dragen en zo haar godsdienstvrijheid beperkt weet en het verdriet van de moslima die opgroeide in een streng islamitisch gezin maar twijfelt aan haar geloof en niet het boek van Ibn WarraqWhy I am not a muslim‘ durft te ontlenen door de confrontatie met die bibliotheekbediende en die zo haar zelfbeschikkingsrecht beperkt weet. Welnu, de afhankelijk en ongelijkheid die de relatie tussen burger en ambtenaar kenmerkt, helpt ons om dit belangenconflict te beslechten. Wie medemenselijk is, kiest partij voor het belang van de zwakste, voor diegene die van de andere afhankelijk is.

Racisme versus medemenselijkheid

Getuigt een pleidooi voor strikte neutraliteit eigenlijk van verkapt racisme? Levrau meent van wel. Zonder het woord zelf te gebruiken suggereert hij dat de verdediging van de neutraliteit gebeurt vanuit andere motieven dan de wil om de vrijheid en de gelijkheid te beschermen. “In sommige gemeenschappen leeft nu al de idee dat de politie vooral een blanke organisatie is die het heeft gemunt op bepaalde minderheden. … Eigenlijk komt het erop neer dat anno 2017 neutraliteit veelal niet neutraal is, maar veeleer het gezicht waarachter zich één groep kan schuilen.”

Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen van Levrau maar door de verdedigers van strikte neutraliteit zo te typeren maakt hij het debat eigenlijk onmogelijk. Dit debat is te belangrijk om in clichés gevoerd te worden en verdient beter.

De geschiedenis en de actualiteit leren dat levensbeschouwingen bijzonder waardevol kunnen zijn maar ook dat ze moeite hebben om zich te verhouden tot de fundamentele uitgangspunten van de liberale rechtstaat. Daarom moeten we ze voldoende ruimte geven om te floreren in die maatschappelijke sferen die daarvoor bedoeld zijn namelijk de publieke en private sfeer. Maar in de sfeer van de overheid moeten ze aan banden worden gelegd zodat de overheid aan iedereen kan garanderen dat haar dienstverlening neutraal is en de burgers het gevoel krijgen dat ze vrij en gelijk zijn.

Jurgen Slembrouck

Universiteit Antwerpen – Vrijzinnige Dienst

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content