‘Hoeveel generaties duurt het voor we een landgenoot met Marokkaanse roots als een autochtoon zien?’

Youssef Kobo: 'Er zijn weinig zo niet geen partijen meer die nog de lof van de multiculturele samenleving zingen en niet met reserves kijken naar minderheden, vluchtelingen en vreemdelingen.'

In Sire, er zijn geen allochtonen meer tackelt opiniemaker Youssef Kobo de oude denkkaders binnen het multiculturaliteitsdebat en pleit hij voor ‘meer ruggengraat, verantwoordelijkheidszin, zelfredzaamheid en ambitie’. Knack biedt u een fragment uit het boek aan.

De onwetendheid over de ‘vreemde’ landgenoot is angst geworden en die angst ontpopt tot haat. Die angst valt niet uit de lucht, ze wordt opgeklopt in de media en aangewakkerd door politici. Die angst heeft – naast alles wat door en na 9/11 is gebeurd, de vluchtelingencrisis en het terrorisme – ook te maken met twee fenomenen die dieper zittten.

Ten eerste de grote identiteitscrisis in de westerse samenleving die – door de globalisering maar vooral door de secularisering – niet meer weet wie zij is en wat haar culturele en levensbeschouwelijke wortels zijn, en dus grijpt naar vage ‘westerse waarden’.

Ten tweede de aanwezigheid van zo’n twintig miljoen moslims in Europa (op een totale bevolking van 500 miljoen) die men niet kan blijven negeren en zal moeten aanvaarden als deel van de Europese samenleving. Men kan de aanwezigheid van de islam niet blijven afdoen als vreemd. Men zal verplicht zijn om daar een plaats aan te geven, zonder blind te zijn voor excessen en extremisten.

Als veralgemeningen en veroordelingen aan de ene kant worden gevoed, nemen ze ook aan de andere kant toe.

Maar in plaats van daar ernstig werk van te maken, klopt men liever anekdotes op. Een onderzoeker van de UGent met niet-westers uitzicht werd vier uur door de politie onder schot gehouden omdat uit zijn jas draadjes kwamen. Dat alles moet de angst voeden tot profijt van bepaalde politici en partijen.

Ook het verhaal dat minister Jan Jambon na de aanslagen van 22 maart 2016 opdiste van dansende moslimjongeren in Molenbeek – een verzinsel – was koren op de molen van de angst en het politieke profijt. Toen de pers naar bewijzen vroeg, was het antwoord van de minister dat hij dat niet hoefde te bewijzen. Vandaag zouden we dat post truth noemen, postfaktisch of ‘alternatieve feiten’, newspeak voor leugens.

Hoe kan het dat de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken daarmee wegkwam? Hij is toch dé persoon die na gruwelijke gebeurtenissen de bevolking tot kalmte moest aanmanen om de maatschappelijke cohesie en de weerbaarheid te behouden. Dit soort naar hetze riekende uitspraken zetten de fragiele samenleving nog meer onder druk. Ik noem dat schuldig verzuim.

Ik heb nooit in mijn leven Belgische moslims zo kwaad gezien als toen. De moslims in ons land hebben even hard geleden onder die aanslagen als de andere Belgen. Zij werden zelfs twee keer geraakt: een keer door de gruwel van de aanslag en een keer door het misbruik van hun religie.

En eigenlijk nog een derde keer door de valse beschuldigingen van Jambon die – omdat die leugen uit de mond van de minister van Binnenlandse Zaken kwam – blijkbaar door 72 procent van de Vlamingen werd geloofd. Dat was wraakroepend. Maar dat bijna driekwart van de mensen dergelijke leugen geloofde, zegt dat mensen rijp waren om dit te geloven. De angst had hen daartoe voorbereid.

Dit wederzijdse wantrouwen is een mes dat langs twee kanten snijdt. Ook bij de minderheden zijn de angst, de argwaan en de achterdocht toegenomen. Als veralgemeningen en veroordelingen aan de ene kant worden gevoed, nemen ze ook aan de andere kant toe. Je krijgt daartoe een opbod van acteurs die de rol willen vertolken van vijand: hoe minder jij mij vertrouwt, hoe meer ik jou wantrouw.

Zo belanden we in een loopgravenoorlog die zich dieper ingraaft in de klei van het wantrouwen en de haat. Zo komt de samenleving in een kringredenering terecht: wederzijds voelen we ons verongelijkt, zoeken we schuldigen, weigeren we enige nuance. Het is nu eenmaal veel gemakkelijker om aan één kant te staan en de anderen met de vinger te wijzen, dan een zelfkritische bril op te zetten en jezelf in vraag te stellen. Het gevolg is dat het geduld van mensen opraakt om naar de anderen te luisteren. Dit onvermogen en die onwil tasten de sociale cohesie aan. De maatschappelijke samenhang rafelt uit.

Daar spint extreemrechts garen uit, want het is het meest bedreven in het malcontente. We mogen niet vergeten dat er een voedingsbodem is voor extreemrechts, herinner je Zwarte Zondag van 1991. Zo kon extreemrechts in Vlaanderen zijn hoogtepunt bereiken in 2004, de Vlaamse verkiezingen na 9/11. Verbijsterend stelden we toen vast dat één op de vier Vlamingen stemde op het Vlaams Belang, een partij van een man die in het parlement de Roma rovers en verkrachters noemde.

Decennialang al heeft men de bezwaren, de vragen en de angst van het grote publieke weggelachen.

Nochtans was dat niet verwonderlijk. Er was heel wat verkeerd gelopen met de superdiverse samenleving. Maar de meeste partijen moffelden de problemen weg in plaats van ze aan te pakken. De grote fout (van sommigen op de lilnkerflank) was te denken dat de problemen vanzelf zouden oplossen, omdat de multiculturele samenleving een evidentie zou zijn. Daarom verwaarloosde men wat ten diepste nodig was: werken aan integratie en zorgen voor gelijke kansen in onderwijs en arbeidsmarkt.

Decennialang al heeft men de bezwaren, de vragen en de angst van het grote publieke weggelachen. Iedereen die vragen stelde, kritiek had en niet meteen multiculturalisme vanzelfsprekend vond, werd de mond gesnoerd met het verwijt of de veronderstelling misschien wel een racist te zijn en alvast een bekrompen geest te hebben.

Dit voedde het malcontente in de samenleving. De kiezer heeft zich gewroken. Daarop heeft extreemrechts de kans geroken en het omgekeerde gedaan van wat de andere hadden gedaan: niet de problemen minimaliseren of wegmoffelen, maar extrapoleren en uitvergroten. Toen het Vlaams Blok zijn marsrichting veranderde van anti-Belgiëpartij naar antivreemdelingenpartij, kreeg de partij de wind in de zeilen.

Eigenlijk is Vlaams Blok/Vlaams Belang de succesvolste partij uit de naoorlogse geschiedenis van ons land. Ook al hebben de VB’ers nooit deel kunnen nemen aan de macht, ze zijn erin geslaagd om door hun discours alle partijen te doen opschuiven naar rechts inzake veiligheid, asiel, migratie en justitie. Zij heeft clichés over de vreemdeling, de Marokkaan, de Turk, de allochtoon en de moslim in het leven geroepen. Die zijn geleidelijk gemeengoed geworden.

Er zijn weinig zo niet geen partijen meer die nog de lof van de multiculturele samenleving zingen en niet met reserves kijken naar minderheden, vluchtelingen en vreemdelingen. Zelfs de meest progressieve stemmen plaatsen na hun pleidooi voor openheid, asiel, opvang of solidariteit meteen een ‘maar’: ‘…Maar ze moeten zich aanpassen aan onze normen en waarden.’

Een bevreemdende uitspraak. We hebben het nog nooit zo vaak gehad over ‘onze normen en waarden’, maar we hebben nog nooit zo getwijfeld aan ‘onze’ normen en waarden, laat staan dat we nog zouden weten wat ‘onze’ normen en waarden zouden kunnen zijn.

Als je het iemand vraagt, krijg je immers enkel nietszeggende antwoorden als de niet nader bepaalde dooddoener van ‘onze westerse waarden’, het uit zijn verband gerukte statement van ‘scheiding Kerk en Staat’ of verwijzingen naar zaken die helemaal niet behoren tot de essentie van de westerse beschaving en de Europese cultuur maar slechts fenomenen zijn van de voorbijgaande tijdgeest.

We lopen verloren in onze postmoderne samenleving waarin tegelijk alles kan en niets mag, waarin zogezegd de absolute vrijheid bestaat maar toch iedereen hetzelfde zou moeten denken, waar iedereen mag leven volgens zijn eigen waarden en normen maar tegelijk allen het eens zouden moeten zijn over ‘onze normen en waarden’. Bevreemdend is dat, want we zeggen iets te delen waarvan we tegelijk denken dat je er individueel over beslist.

‘Onze normen en waarden’, liefst zo vaag mogelijk, wordt in bijna elke discussie over vreemdelingen, vluchtelingen, migranten en allochtonen als nietszeggende platitude door bijna elke opiniemaker getrokken uit de grabbelton van clichés. Door ‘onze’ ervoor te plaatsen zetten ze zich, gewild of ongewild, af tegen anderen met inbegrip van de leden van minderheden die hier zijn geboren, producten zijn van deze samenleving en deelgenoten aan ‘onze normen en waarden’. Als er iets is dat afbreuk doet aan deze ‘onze normen en waarden’, dan is het wel dit: de uitsluiting van een deel van de eigen bevolking.

Ik ben hier geboren, in het Vlaamse, Belgische en westerse referentiekader opgegroeid, en heb dus niets anders gekend dan ‘onze normen en waarden’. Tegelijkertijd koester ik mijn Marokkaanse en islamitische roots. Toch menen al die schreeuwers over ‘onze normen en waarden’ blijkbaar dat ik die niet onderschrijf en daarom alvast op z’n minst voortdurend het bewijs moet leveren dat ik ze aanvaard. Ik zeg hen: ‘Ga de straat op en ondervraag de modale Vlaming over ‘onze normen en waarden’, je zult versteld staan over de onwetendheid ter zake en verontwaardigd over hun afwijzing ervan.

We hebben geen vat meer op de wereld, de samenleving en onszelf.

Plaats in onze verwarde en verwarrende tijden bij die culturele, morele en geestelijke onzekerheid de economische, financiële en sociale onzekerheid voor onze toekomst en onze welvaart, je krijgt als resultaat: angst. Wie vandaag een job heeft, heeft er misschien morgen geen meer. Wie vandaag zo denkt, moet morgen misschien wel zus denken. Wie gisteren op de grote ethische vragen een klassiek antwoord kende, moet vandaag zijn antwoord bijstellen of zelfs de vraag erover omkeren. Wie is opgevoed in een monoculturele wijk, wordt wakker in een multiculturele wijk. Daarbovenop komen de snelle verschuivingen in de geglobaliseerde wereld.

We hebben geen vat meer op de wereld, de samenleving en onszelf. Alles is complex, veel te complex om het nog te kunnen vatten, om nog te weten waar we zelf staan en wie we zelf zijn. We hebben in wezen niet te maken met een botsing van beschavingen, we hebben in essentie en ten diepste te maken met een botsing binnen de eigen beschaving.

De interne destabilisering van hun eigen leefwereld praten mensen liever om in een clash of civilizations. Door wat van binnen zit naar buiten te exporteren willen ze hun eigen gemoedrust herstellen, hun eigen wankelmoedigheid verbergen en hun geschonden vertrouwen in de eigen samenleving oplappen.

Dat kunnen ze dankzij en op kap van de vreemdeling die in beeld verschijnt als een bijna mythische afbeelding van ‘de exotische andere’ waarop ze de pijlen van hun onbehagen en angst kunnen richten. Terwijl die minderheden in wezen bezig zijn met dezelfde vragen als de modale Vlaming: heb ik morgen nog een job, zal ik later nog een pensioen hebben, gaan mijn kinderen het goed doen op school…

Het lijkt wel of men die gelijkenis niet wil zien, tenzij bij die éne vreemdeling of allochtoon die men persoonlijk kent, de eigen poetsvrouw of de eigen buurman. Dan is er wel herkenning. ‘Mijn allochtoon is wel een goeie’, heet het dan. Helaas, soms met de bijkomende bedenking dat zij of hij wel een uitzondering moet zijn. Toch?

Dat zegt natuurlijk ook dat onwetendheid de basis is van veel onbegrip. Dat veel mensen nooit een vreemdeling, een vluchteling, een allochtoon, een migrant, een lid van een minderheid persoonlijk ontmoeten. Deden ze dat, dan was het oordeel anders. Het gaat over persoonlijke contacten die tot herkenning leiden. Ikzelf heb me altijd aangetrokken gevoeld tot mensen met andere meningen, andere achtergronden. Zo heb ik mezelf over mijn eigen vooroordelen kunnen zetten. Ondanks alle menings- en andere verschillen was er altijd die herkenning van mezelf in die zelfs totaal andere.

Eigenlijk verschillen we niet zo veel van elkaar. Elkaar vinden, elkaar opzoeken, elkaar ontmoeten sloopt muren van vooroordelen en wantrouwen, omdat we dan ontdekken dat we ondanks onze verschillen in wezen heel erg gelijken op elkaar, vast en zeker in onze verlangens, dromen en verwachtingen. Als we tot herkenning kunnen komen van onszelf in de anderen, zullen we ook verbindingen kunnen aangaan om het geschonden vertrouwen in de eigen cultuur te herstellen.

Om die herkenning te bevorderen is het essentieel dat er op de publieke fora van politiek, economie, cultuur, media en samenleving een betere vertegenwoordiging te zien is van de verschillende bevolkingsgroepen. Het is niet normaal dat als je in Brussel rondloopt alle kleuren van de regenboog ziet, maar als je etablissementen van macht en invloed binnengaat enkel blank opmerkt. Hoe kun je van de modale Vlaming verwachten dat hij begrip kweekt en herkenning voelt voor de ‘andere’, als hij die andere nooit ziet op televisie, in de kranten of in het theater, tenzij als karikatuur.

Het is gelukkig aan het veranderen. Ik merk tot mijn tevredenheid ook dat zowel de bedrijfsleiders in ondernemingen als de verantwoordelijken van andere organisaties bezig zijn met die betere representatie van de diverse samenleving. Ze liggen wakker van de vraag hoe ze een meer divers en correcter imago van hun bedrijf of dienst kunnen bereiken. Ze willen er heel zeker iets aan doen.

Helaas gaapt er een kloof tussen de intentie en de realisatie. Dat is een complex verhaal met veel factoren: niet alleen de kansen en de begeleiding in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, maar ook de interesse en de durf bij de allochtonen en hun omgeving. Toch durf ik beweren dat we voor een dijkbreuk aan jong gekleurd talent staan.

Opiniemakers zoals Yasmien Naciri, ondernemers zoals Hannan Challouki, Hassan Al Hilou en Taha Riani en regisseurs zoals Adil El Arbi en Bilall Fallah, choreografe Sihame El Kaouakibi, filmmaker Abdelkarim El-Fassi, cabaretier Najib Amhali, producent en bestsellerauteur Ish Ait Hamou, en vele anderen zoals Dalilla Hermans, Don Pandzou, Alexandra Smarandescu, Ihsane Chioua Lekhli en Danira Boukhriss. ‘The times they are a-changin.’ We moeten op een andere manier naar deze zelfbewuste allochtone jongeren kijken. We kunnen er niet meer om heen.

Daarom zeg ik, Jules Destrées uitspraak ‘Sire, er zijn geen Belgen meer!’ parafraserend: Sire, er zijn geen allochtonen meer! Uit talloze gesprekken met Belgen met migratieroots weet ik hoe zijzelf in de tijd van drie generaties zijn geëvolueerd: van gastarbeider naar migrant, van migrant naar vreemdeling, van vreemdeling naar allochtoon, van allochtoon naar Belg/Vlaming met een migratieachtergrond…

We kunnen nog duizend en één termen uitvinden om mensen zoals mij te omschrijven, op een bepaald moment stopt het anders-zijn van hen voor de samenleving. Toch?

We kunnen nog duizend en één termen uitvinden om mensen zoals mij te omschrijven, op een bepaald moment stopt het anders-zijn van hen voor de samenleving. Toch? Wanneer verdwijnt de laatste exotische naam? Hoeveel generaties duurt het voor we een landgenoot met Marokkaanse of Congolese roots als een autochtoon zien?

Ik heb noodgedwongen mezelf altijd beschreven als Belg met Marokkaanse roots. Waarom? Omdat iedereen me als dusdanig aankeek. Je neemt dat op de duur over en je verinnerlijkt wat anderen over je denken. Maar door te reizen begon ik mezelf anders te zien.

Daar noemde niemand mij ‘een Belg met Marokkaanse roots’, maar ‘Belg’ zonder meer. Ik begon te beseffen dat het eigenlijk idioot was om die afkomst er altijd bij te denken. Voor de hele wereld was ik gewoon Belg. Dat heeft me ertoe gebracht om me ook complexloos zo te gaan voelen. Dit moet het worden voor iedereen: we zijn van hier.

Iedereen weet waarvoor wij staan: respect voor de mensenrechten, scheiding der machten, scheiding van Kerk en Staat, rechtsstaat, gelijkheid van man en vrouw, respect voor LGTBQ… En iedereen die in ons land een toekomst wil opbouwen, heeft zich daaraan te houden. Daarover gaan we niet discussiëren.

Daarover gaat het ook niet. Ik heb een vriend die hier is geboren en getogen en een Belgisch paspoort heeft, maar het niet over zijn hart krijgt om te zeggen dat hij Belg is. Hij heeft veel meegemaakt, zit vol wrok. Dit moet anders. Ik bedoel helemaal niet dat mensen met een migratieachtergrond hun wortels moeten ontkennen. Limburgers met een Italiaanse achtergrond negeren hun afkomst evenmin. Maar zij zeggen vandaag ook complexloos dat ze Limburgers zijn, Vlamingen en Belgen. Dat moet ook met mijn ‘minderheid’ gebeuren. En dat moet dan door de meerderheid worden erkend, zoals ze dat heeft gedaan met Belgen van Italiaanse origine.

Ik ben er behoorlijk gerust in. Zoals Elio Di Rupo als tweedegeneratie-Belg met Italiaanse roots premier kon worden zonder dat iemand daarvan opkeek – en ook al niet van het feit dat hij homo was – zal ooit plotsklaps een Belg van Congolese komaf premier worden of een Belg van Marokkaanse origine Kamervoorzitter, zonder dat iemand daar een woord over zegt.

Ooit wordt dit hele migratieverhaal dat vijftig jaar geleden begon een onderdeel van onze nationale geschiedenis, zoals vandaag niemand zich nog vragen stelt bij de Catalaanse en Spaanse achtergrond van Kristof Calvo en geen enkele Waal zegt dat Laurette Onkelinx eigenlijk een Limburgse en dus een Vlaamse is.

Eigenlijk is er ook nauwelijks nog iemand die bij Groen-voorzitser Meyrem Almaci meteen denkt aan haar Turkse afkomst. Men luistert naar haar ‘Belgische’ politieke opinie. Of iemand het met haar mening eens of oneens is, hangt niet af van Almaci’s afkomst maar van de politieke voorkeur van degene die luistert en kijkt. Misschien hebben we nog heel wat Almaci’s, Yüksels, Kitirs, Demirs, Kherbaches en Lanjri’s nodig. Of mensen het nu lusten of niet, ook de Marokkaanse en Turkse Belgen zijn een deel van de Belgische geschiedenis, een deel van het verhaal van hier.

Ooit zetten we ons allemaal over onze eigen verontwaardiging, vooroordelen en argwaan heen. Dat is stilaan bezig. Wie zijn de nieuwe Belgische helden? Vincent Kompany, Marouane Fellaini, Nafi Thiam, Stromae… Als zij in het buitenland winnen of succes hebben, dan scoort heel België. Deze mensen zetten ons land op de wereldkaart. Wie in sport en cultuur schittert, zal uiteraard gemakkelijker de aandacht op zich vestigen en de publieke waardering hiervoor krijgen, dan in politiek, media en economie.

We kunnen het kleine verschil niet blijven uitvergroten. Dat kan de grote gelijkenis van het menszijn niet voor eeuwig verdringen.

Die laatste sectoren stoten sowieso vaker op publieke weerstand en wantrouwen, maar ook vandaar zal de doorbraak van de inclusie komen. Daarom moeten in debat en media allochtone Belgen niet alleen het woord nemen over de allochtone gemeenschap, aanslagen, islam en de problematiek van integratie, maar evenzeer over de ‘gewone’ problemen: pensioenen, mobiliteit, klimaatopwarming…

Zo kunnen we de cirkel van paranoia en angst doorbreken. Door bij die mensen te kijken en te luisteren naar wat zij te zeggen hebben over onderwerpen waarin ook autochtone Belgen zichzelf herkennen, zien mensen tegelijk de realiteit van onze samenleving zoals ze echt is, namelijk divers van afkomst maar één van bezorgdheid.

Als we zo kijken, dan oordelen en handelen we ongemerkt vanuit ‘onze normen en waarden’, dat wil zeggen vanuit onze eigen principes van gelijkheid, van mensenrechten, van overleg, debat en vrijheid van meningsuiting. Gewoon, omdat we in de andere onszelf herkennen.

We kunnen het kleine verschil niet blijven uitvergroten. Dat kan de grote gelijkenis van het menszijn niet voor eeuwig verdringen. We kunnen niet blijven het kleinste conflict opblazen tot een staatszaak. We moeten en kunnen niets anders dan investeren in onze gezamenlijke toekomst.

Er zijn twee soorten nationalisme, het inclusieve en het exclusieve. Het exclusieve nationalisme kijkt naar het verleden, toen alle Belgen blank waren, en wenst dat graag hier zo terug te krijgen. Maar zelfs dat is een mythe. Als we de toekomst op het oog hebben, dan kiezen we voor het inclusieve nationalisme: al wie hier woont, leeft, werkt, bijdraagt en zorg draagt, behoort tot deze natie, tot dit volk.

Ik mag alleen maar hopen dat de clash in onze samenleving niet nog groter hoeft te worden, alvorens we tot bezinning komen. Als ik zie dat Trump, Wilders en Le Pen legitieme figuren worden in het debat over de toekomst van de beschaving, de mensheid en de wereld, dan houd ik toch mijn hart vast.

Als ik zie dat de grootste Vlaamse partij in haar spreken over de samenlevingsproblemen bijna een doorslag is geworden van het Vlaams Belang, een niet-bestaand probleem als de boerkini uitbuit om haat te zaaien, zelfs pleit voor de inperking van de vrije meningsuiting en de retoriek van ‘staat van oorlog’ hanteert, dan houd ik toch even mijn hart vast.

En toch… de hoop moet sterker zijn dan de vrees, want de waarheid is sterker dan de leugen.

Sire, er zijn geen allochtonen meer van Youssef Kobo is uitgegeven bij Uitgeverij Vrijdag, 9789460014796, €16.

'Hoeveel generaties duurt het voor we een landgenoot met Marokkaanse roots als een autochtoon zien?'
© Uitgeverij Vrijdag

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content