Hoe radicalisering aanpakken: zo denken de Molenbekenaren er zelf over

© Belga Image

Molenbeek heeft – sinds de aanslagen in Parijs en Brussel meer dan ooit – een imagoprobleem. Maar hoe denken de Molenbekenaren zelf over hun gemeente? En wat zien zij als de oorzaken van en oplossingen voor radicalisering? Het Europees Vredesinstituut (EIP) onderzocht het en doet op basis daarvan nu een reeks concrete aanbevelingen.

‘De hoofdstad van de jihad’, die betreurenswaardige bijnaam kreeg (Sint-Jans-)Molenbeek aangemeten sinds er uit de Brusselse gemeente tientallen strijders naar Syrië zijn vertrokken en enkele van de terroristen achter de aanslagen in Parijs en Brussel er bleken te verblijven. Maar hoe denken de Molenbeekois zelf over hun gemeente? En vooral: wat zien zij als de belangrijkste verklaringen voor (gewelddadige) radicalisering en als mogelijke oplossingen ervoor?

Het Europees Vredesinstituut (EIP), een Europese denktank die in 2014 boven het doopvont werd gehouden en gevestigd is in Brussel, wijdde er een uitgebreid onderzoek aan, dat negen maanden in beslag nam en waarvan de volledige resultaten nu gepubliceerd werden. Het EIP beoogt twee doelen met het onderzoek, legt programmamanager Delphine Michel uit aan Knack.be. ‘Enerzijds de Molenbekenaren de kans bieden om zelf hun verhalen te vertellen op een anonieme en confidentiële manier, anderzijds aan de verschillende beleidsniveaus de informatie aanbieden die nodig is om een efficiënte preventiestrategie uit te tekenen.

‘We merken immers dat zowel de lokale als nationale autoriteiten moeilijkheden ondervinden om de processen achter gewelddadige radicalisering te vatten, omdat ze over onvoldoende relevante informatie beschikken. Dat beperkt hun mogelijkheden om doelgerichte actie te ondernemen. Die kenniskloof willen wij helpen dichten met een diepgaande analyse van de sociale structuren in Molenbeek.’

De centrale vraag van waaruit het onderzoek vertrok, is: wat zijn volgens de Molenbekenaren de sociale patronen die mogelijk gewelddadige radicalisering in de hand hebben gewerkt? Voor het onderzoek werden diepte-interviews afgenomen met in totaal 508 respondenten (293 mannen en 215 vrouwen), onder wie mensen die al lang in Molenbeek wonen, mensen die er niet wonen maar wel deel uitmaken van de sociale structuren en maatschappelijk werkers in Molenbeek. Het onderzoek is toegespitst op twee buurten, de Maritiemwijk en het historisch centrum van de Brusselse gemeente. Beide wijken scoren het slechtst op een hele reeks socio-economische indicatoren en hebben de grootste populaties van mensen van buitenlandse origine en moslims.

Uit de resultaten distilleerden de onderzoekers in september vorig jaar reeds een tiental eerste conclusies, die nu verder uitgewerkt zijn. Michel: ‘De resultaten hoeven niet echt te verbazen. Belangrijke problemen zijn sociale uitsluiting, werkloosheid en onderwijs en de perceptie van discriminatie. Veiligheid en terrorisme staan veeleer laag op de ranglijst van problemen die de Molenbekenaars ervaren’.

De belangrijkste conclusies op een rij:

Werkloosheid (31 procent), onderwijs en antisociaal gedrag (15 procent) worden door de Molenbekenaren beschouwd als de belangrijkste problemen. Veiligheid (5 procent) en terrorisme (4 procent) scoren opmerkelijk laag. Veel ouders geven aan dat ze bezorgd zijn over de invloed waar hun kinderen aan blootgesteld worden wanneer ze niet thuis of op school zijn. Gevraagd naar specifieke veiligheidsproblemen, worden vooral drugs dealen (27 procent) en diefstal (24 procent) genoemd, tegenover 4 procent voor extremistisch geweld. Voor 17 procent, ‘vooral uit de Noord-Afrikaanse gemeenschap’, is er helemaal geen veiligheidsprobleem.

Door de hoge werkloosheid wordt onderwijs als nutteloos gepercipieerd. ‘Vooral jonge Molenbekenaars van Noord-Afrikaanse origine zien het nut er niet van in, omdat ze niet geloven dat het hen zal helpen op de arbeidsmarkt.’ De helft van hen studeert niet verder na de middelbare school.

Er is daarentegen wel een positieve link tussen het niveau van onderwijs en dat van sociaal en politiek engagement. Uit het onderzoek blijkt een vraag naar meer dialoog en diversiteit, in de vorm van evenementen die verschillende gemeenschappen samenbrengen, maar ook naar dialoog met de autoriteiten. Onderwijs wordt daarbij gezien als een belangrijke hulpmiddel.

Wat perceptie van discriminatie betreft, blijkt er een verschil te bestaan tussen discriminatie in Molenbeek en daarbuiten. Molenbekenaren die in België zijn geboren, ervaren ‘geregeld’ discriminatie in Molenbeek, terwijl die van Noord-Afrikaanse afkomst dat ervaren buiten Molenbeek. Van die laatste groep, ervaart 32 procent het ‘soms’ en 27 procent ‘vaak’ of ‘zeer vaak’.

Vrouwen ervaren discriminatie intenser. ‘Vrouwen voelen zich meer dan mannen ongemakkelijk bij het belijden van hun geloof,’ luidt het. ‘Het feit alleen al dat ze in Molenbeek wonen en een vreemde naam hebben, voelen ze al aan als een fundamenteel nadeel bij het solliciteren voor een job’.

Hoe radicalisering aanpakken: zo denken de Molenbekenaren er zelf over
© Belga Image

De Noord-Afrikaanse gemeenschap heeft weinig contact met andere groepen in Molenbeek. Familie is het allerbelangrijkst, velen hebben geen vrienden buiten hun directe familie. Daardoor staat hun betrokkenheid bij burgerorganisaties of contact met de lokale politieke autoriteiten op een veel lager pitje.

De meerderheid van de Noord-Afrikaanse gemeenschap is sterk gehecht aan de conservatieve sociaal-culturele waarden die bij de islam horen. Zo wordt veel belang gehecht aan religieus onderwijs en religieuze vieringen zoals de ramadan en is er weinig begrip voor de negatieve blik van niet-moslims op religieuze kledij. Enkele Marokkaanse atheïsten die bevraagd werden, gaven aan dat ze gediscrimineerd worden sinds ze zich zo uitten.

Er bestaan spanningen tussen Belgische normen en het dagelijkse belijden van de islam. De recente terroristische aanslagen hebben de verdenkingen richting moslims versterkt, luidt het. Veel moslims voelen zich ook gehinderd door de Belgische staat in de uitoefening van hun godsdienst.

De Molenbekenaren verwachten meer van het politiekorps. Uit het onderzoek blijkt dat het vertrouwen in de politie ‘relatief’ hoog is, hoger dan dat in maatschappelijk werkers. Hoewel 57 procent van de respondenten zegt dat de politie niet efficiënt genoeg is, drukt een meerderheid ook de nood uit aan een betere aanpak van de veiligheidsproblemen in de buurt. Volgens de onderzoekers zijn er geen bewijzen voor zogenaamde ‘no-gozones’ waar de politie niet kan opereren.

De Molenbekenaren steunen extremisme niet. Over het algemeen wordt religieus extremisme beschouwd als ‘een moedwillige vervorming van religie’, zo luidt het. Van de respondenten geeft 41 procent aan ‘verdriet’ te voelen en 29 procent ‘kwaad en geschokt te zijn’ wanneer gevraagd wordt naar gevoelens bij het vertrek van iemand uit de buurt naar Syrië. 11 procent staat er ‘onverschillig’ tegenover, 1 respondent zei zicht ’trots’ te voelen.

Perceptie van gebrek aan kansen is belangrijkste oorzaak van radicalisering. Het proces erachter wordt omschreven als ‘een antwoord op fundamentele kwetsbaarheden’, zoals ‘sociale isolatie’ en de ‘zoektocht naar de zin van het leven’. Het is dat laatste proberen extremistische groeperingen te bieden aan jonge moslims. Wat het belang van religie betreft, zijn resultaten uiteenlopen. Enerzijds blijkt dat veel geradicaliseerde personen in Molenbeek duidelijk religieuze veranderingen tentoon spreidden, vaak onder invloed van online propaganda, terwijl van anderen wordt gezegd dat ze amper iets afwisten van religie. In de meeste gevallen ging het wel om ex-delinquenten, aldus het EIP.

Als mogelijke efficiënte oplossingen wordt vooral verwezen naar geloofwaardige dialoog en religieus onderwijs. Het gebrek aan kennis over religie maakt jongeren zwak voor de fundamentele interpretaties ervan, luidt het oordeel. De promotie van diversiteit en dialoog moet gaan over zaken die de jongeren, vooral van Noord-Afrikaanse origine, aanbelangen: radicalisering, de rol van religie in de Europese samenlevingen en het westerse buitenlandse beleid in het Midden-Oosten. ‘Veel jonge Molenbekenaars hebben vragen over deze kwesties, maar vinden te weinig antwoorden bij de autoriteiten en de leiders van de gemeenschappen’.

Tot slot is er volgens de Molenbekenaren een gebrek aan rolmodellen. Ze geven aan weinig vertrouwen te hebben in journalisten en politici, die zij zien als diegenen die het imago van hun buurt hebben beschadigd na de aanslagen in Parijs en Brussel. Imams zijn volgens de respondenten dan weer ‘gedateerd’ en niet in staat om jonge moslims te begeesteren. Het gebrek aan geloofwaardige gemeenschapsleiders kan een verklaring zijn voor de aantrekkingskracht van het radicale discours op ontwortelde jongeren, luidt het.

Hoe radicalisering aanpakken: zo denken de Molenbekenaren er zelf over
© Belga Image

Aanbevelingen

‘De resultaten van het onderzoek zijn reeds doorgesproken met de bewoners van Molenbeek, het lokale bestuur, terreurpreventiewerkers, maatschappelijk werkers en ngo’s die actief zijn in Molenbeek’, aldus nog Michel.

In het rapport doet het EIP nog concrete aanbevelingen voor de verschillende beleidsniveaus, van het lokale tot het Europese. Die zijn onderverdeeld in vier topics.

Burgerlijke participatie: onder andere een dialoog ontwikkelen over controversiële onderwerpen, zowel tussen de autoriteiten, gemeenschapsleiders en jongeren als tussen de burgers onderling, de mogelijkheden voor sociaal en politiek engagement verbeteren, bruggenbouwers zoeken die vertrouwen genieten, verenigingen die sociale cohesie promoten beter ondersteunen.

Onderwijs, jongeren en hun families: zowel religieuze als burgerlijke opvoeding buiten de school ontwikkelen, binnen de schoolmuren zorgen voor voldoende vermenging van afkomst en sociaal-economische achtergrond, families steunen bij de opvoeding van kwetsbare jongeren, lokale initiatieven en projecten ondersteunen, advies en ondersteuning op maat bij jonge mannen en vrouwen die moeite hebben om werk te vinden.

Openbare diensten: geografische discriminatie tegengaan, adequate bestraffing van discriminatie, antisociaal gedrag en kleine misdaad, een politiekorps dat de buurt goed kent en een afspiegeling is van de lokale bevolking, de basisdiensten en infrastructuur verbeteren, de rol van maatschappelijk werkers versterken

Gewelddadige radicalisering: een cel opzetten waarin vertegenwoordigers van alle relevante gemeenschapsdiensten zitten (veiligheid, preventie, sociale cohesie, huisvesting enzovoort) onder toezicht van de burgemeester, plaatsen inrichten waar men anoniem informatie kan komen delen en bespreken over radicalisering, rolmodellen aanduiden met relevante kennis en vaardigheden om radicale percepties te counteren, opleiden van werkers op het terrein, religieuze leiders, politiemensen enzovoort om vroege signalen van extremisme te herkennen.

Het integrale rapport met de volledige conclusies en aanbevelingen is te lezen op eip.org.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content