Historicus Walter Scheidel: ‘Als je iedereen 1500 euro geeft, los je de ongelijkheid niet op’

Walter Scheidel: 'Willen we meer groei of meer gelijkheid? Daar komt het op neer.' © Roger Cremers
Ewald Pironet

Pandemieën hebben in de menselijke geschiedenis telkens weer voor meer gelijkheid gezorgd, toonde historicus Walter Scheidel aan. Zal dat ook nu zo zijn?

Hoe meer dood en verderf, hoe groter de gelijkheid’, luidt zijn onthutsende conclusie. Walter Scheidel, hoogleraar geschiedenis aan de Stanford-universiteit in de Verenigde Staten, boog zich over de geschiedenis van de ongelijkheid van het stenen tijdperk tot de eenentwintigste eeuw en schreef er een prikkelend boek over, The Great Leveller, verschenen in 2017. Hij bestudeerde landhervormingen, economische crisissen, groei, democratisering, opvoeding, scholing en noem maar op, maar kwam tot het besluit dat ze als gelijkmaker geenszins kunnen wedijveren met oorlogen, revoluties, ineenstortende staten en pandemieën.

Het lot van de gewone man zal sterk afhangen van hoe de overheden reageren. België gaat de goede richting uit.

Nu het coronavirus wereldwijd slachtoffers maakt, is The Great Leveller brandend actueel. ‘Jammer genoeg wel’, zegt de auteur via Skype vanuit New York. Ook in the city that never sleeps zijn alle restaurants, cafés, bioscopen, nachtclubs, theater- en concertzalen tot nader order gesloten en blijven de straten leeg. Scheidel ziet er voorlopig geen eind aan komen. ‘De gevolgen van deze pandemie zullen we bovendien nog jaren met ons meedragen.’

Toen Knack drie jaar geleden ruim aandacht schonk aan The Great Leveller, vroegen we ook de mening van experts van bij ons . Ze waren uiterst lovend. ‘Héél fascinerend’, zei econoom Paul De Grauwe (KU Leuven/Londen School of Economics) bijvoorbeeld. ‘Scheidel maakt op basis van ervaringen uit het verleden duidelijk dat je om ongelijkheid te verminderen blijkbaar calamiteiten nodig hebt, die gepaard gaan met heel wat bloedvergieten, ellende en massaal veel doden. Dat is behoorlijk ontmoedigend.’

In zijn boek besteedt Scheidel ruim aandacht aan pandemieën. ‘Ze komen geregeld voor, en plagen als pokken, mazelen, griep, malaria, gele koorts, tyfus en pest hebben in de loop van de menselijke geschiedenis heel wat ellende veroorzaakt. Over de Zwarte Dood, de pestepidemie die rond 1350 lelijk huishield, hebben we ook goede gegevens.’

Hoe erg was de Zwarte Dood?

Walter Scheidel: Het moet verschrikkelijk geweest zijn. Giovanni Boccaccio, bijvoorbeeld, beschreef in de inleiding van zijn Decamerone de toestand in Firenze. Daar kon het gebeuren dat je lunchte met vrienden, maar dineerde in het hiernamaals. Mensen stierven in hun huizen, naast de weg, op het veld, op alle uren van de dag en ‘meer als dieren dan als mensen’. Volgens de laatste onderzoeken viel de Europese bevolking terug van 94 miljoen in 1300 naar 68 miljoen in 1400, wat wil zeggen dat meer dan 25 procent werd weggemaaid.

En er waren niet alleen demografische gevolgen.

Scheidel: De pest veranderde heel het leven en ook de instellingen. De autoriteit van de kerk nam bijvoorbeeld af. Ascetisme – onthouding – ging voortaan hand in hand met hedonisme – genot. De liefdadigheid nam toe. Maar er was toch vooral een fundamentele verandering in de economische sfeer, met name op de arbeidsmarkt.

Wat gebeurde er daar?

Scheidel: De Zwarte Dood bereikte Europa op een moment dat de bevolking sterk aangegroeid was. In drie eeuwen tijd was het aantal mensen maal twee en misschien zelfs maal drie gegaan. Dat was gepaard gegaan met een stijging van de voedselprijzen – er waren nu eenmaal meer monden te voeden. De situatie werd nog verergerd door slechte oogsten, het gevolg van abominabele weersomstandigheden. Toen de bevolkings- aantallen door de Zwarte Dood dramatisch terugvielen, keerde de geschiedenis: de voedselprijzen daalden opnieuw en daarmee ook de waarde van het land waarop dat voedsel werd geteeld. Tegelijk stegen de lonen van de arbeiders, want er waren handen te kort.

Grondbezitters gingen erop achteruit, werkmensen erop vooruit – en zo nam de ongelijkheid af.

Scheidel: Precies. Talloze cijferreeksen over de evolutie van de lonen – bijvoorbeeld in Antwerpen, Amsterdam, Parijs, Valencia, Istanbul, Straatsburg, Wenen, Londen, Firenze… – staven dat. Overal zag je dezelfde evolutie, overal verminderde de ongelijkheid.

Hoelang is dat blijven duren?

Scheidel: Vlak na de uitbraak van de pest was natuurlijk niemand beter af. Iedereen was ontheemd, mensen verloren hun werk, er was onvoldoende voedsel… De overlevers en hun nakomelingen vormden de generaties die er het meest voordeel uit zouden halen. Na de Zwarte Dood zijn de condities voor werkmensen nog zeker 100 tot 150 jaar blijven verbeteren. Daarna duurde het nog 200 tot 300 jaar eer hun inkomen weer het tot niveau van vóór de epidemie daalde. Als je dat optelt, kun je zeggen: de Zwarte Dood heeft gezorgd voor 400 jaar minder ongelijkheid.

Je kunt beter een ongelijke maar minder arme samenleving hebben dan een gelijke samenleving met veel armen.

Zien we dat ook bij andere volksziekten?

Scheidel: Het probleem is dat eerdere grote plagen minder goed gedocumenteerd zijn. Ik heb bijvoorbeeld de Pest van Justinianus onderzocht, die van 541 tot 750 in Europa en het Midden-Oosten huishield. Rond 165 na Christus had je al de Pest van Antonius gehad en bijna honderd jaar later de Plaag van Cyprianus. Op basis van alle beschikbare gegevens zien we telkens hetzelfde gebeuren: door hoge sterftecijfers stijgen de lonen van arbeiders en dalen de inkomsten van de rijken. De conclusie is duidelijk: pandemieën zorgen het best voor een afvlakking van de ongelijkheid.

Zal het coronavirus hetzelfde doen?

Scheidel: Dat is moeilijk te zeggen. Ten eerste weten we nog niet hoeveel slachtoffers het virus uiteindelijk zal maken. De wereldbevolking is vandaag veel groter dan in de veertiende eeuw, dus in verhouding zal het nieuwe virus minder slachtoffers maken dan de Zwarte Dood. Ten tweede lijkt het coronavirus het vooral op ouderen gemunt te hebben, waardoor er maar weinig mensen op arbeidsleeftijd zullen sterven. Dat was niet zo bij de pest, er zijn zelfs indicaties dat daar juist meer jongeren het slachtoffer van waren.

En ik zie nog een derde belangrijk verschil: vroeger leefden we in een agrarische samenleving, nu leven we vooral in een diensteneconomie. Die economie zal heel anders worden getroffen door een pandemie. Hoe precies, dat kunnen we niet voorspellen. De coronacrisis is tenslotte de eerste crisis op deze schaal die wij in onze tijd meemaken.

Sommigen vergelijken haar met de Spaansegriepepidemie van 1918-’19.

Scheidel: De Spaanse griep zou wereldwijd tussen de 50 miljoen en 100 miljoen mensen hebben gedood, ofwel 3 tot 5 procent van de wereldbevolking. Het probleem is dat die pandemie vlak na de Eerste Wereldoorlog uitbrak: we zaten toen in een bijzondere situatie. Er waren al veel oorlogsslachtoffers gevallen en de economieën, die jarenlang in functie van de oorlog hadden gedraaid, hadden het al knap lastig. Dat bemoeilijkt elke vergelijking met de coronacrisis.

Zou de coronacrisis tot meer gelijkheid kunnen leiden? Op 27 februari tweette de Amerikaans-Servische armoedespecialist Branko Milanovic dat u gelijk kreeg: dankzij het coronavirus was de Amerikaanse Gini-index, die de ongelijkheid meet, al met een half punt gedaald.

Scheidel: Door de beurscrash is de vermogensongelijkheid de voorbije weken gedaald. De rijken zijn nu significant minder rijk dan twee of drie weken geleden, dat is zeker zo. En de ongelijkheid zal ondertussen nog meer gedaald zijn dan Branko in zijn tweet opperde.

Hetzelfde hebben we twaalf jaar geleden gezien, toen de banken ineenstortten. Maar een paar jaar na die crisis hadden de rijken alweer evenveel vermogen als ervoor. Ik zie geen enkele reden waarom dat nu niet zou gebeuren. De beurs zal zich herstellen, de economie is niet echt te gronde gericht, het financiële systeem werkt nog altijd. De rijken zullen hun vermogen snel terug zien groeien.

Voor gewone burgers wordt het een ander verhaal?

Scheidel: Ja. Als je nu als gewone burger financiële moeilijkheden krijgt, hoelang zullen die dan blijven aanslepen? Als je je job verliest, krijg je die dan ooit nog terug? Het lot van de gewone man zal sterk afhangen van hoe de overheden reageren. Kunnen mensen tijdelijk werkloos worden? Zijn er vergoedingen voor zelfstandigen die hun winkel moeten sluiten? Komen er fiscale gunstmaatregelen? Enzovoort. België gaat blijkbaar die richting uit. Dat zal mee voorkomen dat mensen in de armoede vallen.

Historicus Walter Scheidel: 'Als je iedereen 1500 euro geeft, los je de ongelijkheid niet op'
© Roger Cremers

Zal de globalisering van onze economie worden teruggedraaid, nu gebleken is hoe sterk afhankelijk we zijn van buitenlandse toelevering?

Scheidel: Dat denk ik niet. Bedrijven zullen de draad zo snel mogelijk weer oppikken, want er is te veel geld te verdienen door goedkope producten uit bijvoorbeeld China naar het Westen te halen. Tenzij overheden maatregelen nemen, natuurlijk, en bijvoorbeeld strengere regels of hogere taksen opleggen voor import.

Ik zie de Europese Unie wel aan prestige verliezen. Het zijn de nationale staten die maatregelen nemen, en die maatregelen verschillen bovendien sterk van elkaar. De Europese integratie zal zeker vertraging oplopen. Misschien komt het hele Europese project en meteen ook de euro zelfs onder druk.

Zal China met de nek worden aangekeken omdat het de uitbraak van het coronavirus lang heeft geheimgehouden?

Scheidel: De Chinezen spelen een ambigue rol in dit verhaal. Als ze het coronavirus sneller serieus hadden genomen, was er misschien niet zo snel zo’n wereldwijde verspreiding geweest. Maar de Chinese economie komt ondertussen opnieuw op gang, er wordt opnieuw geëxporteerd. Dat is goed voor de wereldeconomie – en dus voor ons allemaal. De Chinezen helpen ons nu ook door massaal medische hulpmiddelen te produceren en die ter beschikking te stellen aan de rest van de wereld.

Om terug te gaan naar uw boek: is ongelijkheid eigenlijk een groot probleem?

Scheidel: Het is in elk geval een kleiner probleem dan armoede. China is het beste voorbeeld: de ongelijkheid is er twee keer zo groot als in de vorige eeuw onder Mao Zedong, maar er leven nu honderden miljoenen mensen minder in armoede. Je kunt beter een ongelijke maar minder arme samenleving hebben dan een gelijke samenleving met veel armen.

In uw boek concludeert u dat behalve pandemieën ook oorlogen, revoluties en ineenstortende staten voor meer gelijkheid gezorgd hebben.

Scheidel: Dat is inderdaad altijd het geval geweest. Na de Eerste en de Tweede Wereldoorlog nam de gelijkheid sterk toe. Hetzelfde is gebeurd na de revoluties in de eerste helft van de vorige eeuw in Rusland en China, en na de ineenstorting van beschavingen, zoals het Romeinse Rijk, het oude Egypte of recenter Somalië. Hoe ernstiger de crisis, hoe groter het effect op de ongelijkheid. Ik weet natuurlijk niet of dat zo zal blijven. Misschien kan het in de eenentwintigste eeuw wel op een andere manier.

Kunnen we de gelijkheid dan niet vergroten dankzij de democratie?

Scheidel: In theorie wel, maar in de praktijk blijkt toch van niet. Democratieën zijn ontworpen om radicale ingrepen te voorkomen. Dat is meestal goed, maar het bemoeilijkt veranderingen. Om de gelijkheid te vergroten, moeten de verkozenen dan de juiste keuzes maken. In een globale economie lukt hun dat maar niet, want ze kijken naar wat andere landen doen. Je kunt niet zomaar meer belastingen heffen, want dan prijs je jezelf uit de markt. Of de rijken aanpakken, want dan trekken die weg. Vaak komt het erop neer dat politici een keuze moeten maken tussen meer groei of meer gelijkheid. En economische groei wordt nog altijd als héél belangrijk gezien.

Daarnaast heb je ook verschillende soorten democratieën, als ik dat zo mag zeggen. Het is geen toeval dat in tweepartijensystemen zoals het Verenigd Koninkrijk en de VS de ongelijkheid zo groot is: de samenleving is daar meer gepolariseerd, ze gaan niet op zoek naar compromissen. In de Europese landen met een meerpartijensysteem gebeurt dat wel, met meer gelijkheid tot gevolg.

De conclusie is duidelijk: pandemieën zorgen het best voor een afvlakking van de ongelijkheid.

Hoe belangrijk zijn belastingen als instrument om gelijkheid te vergroten?

Scheidel: Het is een algemene politiek om ongelijkheid te bekampen met belastingen. De overheid haalt belastingen op en herverdeelt dat geld, bijvoorbeeld via werkloosheidsuitkeringen, de financiering van de gezondheidszorg enzovoort. Maar in sommige landen, zoals Zuid-Korea, Taiwan, Japan en in zekere zin ook België, zie je een andere strategie. Die landen zorgen ervoor dat de ongelijkheid bij aanvang veel kleiner is. Ze waken erover dat lonen en inkomsten niet al te zeer uit elkaar liggen. Als je zo’n systeem hebt, moet je natuurlijk minder belasten en herverdelen om hetzelfde resultaat te bereiken. In beide systemen moet de overheid wel tussenbeide komen. Als je een laisser-faire-overheid hebt, krijg je meer ongelijkheid.

Sommigen schuiven een basisinkomen van bijvoorbeeld 1500 euro naar voren om de ongelijkheid op te lossen.

Scheidel: Als je iedereen 1500 euro geeft, los je de ongelijkheid niet op. Je pakt er wel het armoedeprobleem mee aan: je zorgt ervoor dat iedereen genoeg geld heeft om te eten en menswaardig te leven. Maar je kunt de armoede beter op een andere manier aanpakken, met doelgerichte programma’s. De meeste landen doen dat ook.

Hoe belangrijk is onderwijs als hefboom?

Scheidel: Heel belangrijk, want zo zorg je ervoor dat mensen gelijke kansen krijgen, of ze nu uit een rijk of een arm gezin komen. En onderwijs is om nog een andere reden belangrijk: er is almaar meer vraag naar geschoolde arbeiders. Als je niet goed bent opgeleid, raak je achterop. Onderwijs is een vreedzame manier om de gelijkheid te vergroten, maar uit alles blijkt dat dat langzaam gaat en dat de ongelijkheid al gauw weer toeneemt.

Door uw conclusie uit dit alles – dat alleen dood en verderf de ongelijkheid écht verminderen – vinden veel lezers The Great Leveller behoorlijk deprimerende lectuur.

Scheidel: Ik vond het zelf ook een deprimerende vaststelling, hoor. Maar het is niet de taak van de historicus om de geschiedenis aantrekkelijk te maken. Als de geschiedenis ons een deprimerend verhaal aanbiedt, is het onze taak om dat verhaal te vertellen.

Walter Scheidel

– 1966: geboren in Wenen, Oostenrijk

– Studie: oude geschiedenis en numismatiek aan de Universiteit van Wenen

– 1999: trekt naar de VS, werkt aan de Stanford- universiteit en de Universiteit van Chicago

– 2003: wordt hoogleraar aan Stanford

– 2017: publiceert The Great Leveller, over hoe sinds de steentijd alleen massaal geweld en grote catastrofes de economische ongelijkheid hebben kunnen terugdringen.

Waarom worden in België alleen maar mensen met symptomen getest?

De Wereldgezondheids- organisatie (WHO) is duidelijk. ‘Er moet meer getest en geïsoleerd worden, dat is de ruggengraat van de respons op het coronavirus’, zegt directeur-generaal Tedros Adhanom Ghebreyesus. Waarom test België dan alleen mensen die de symptomen hebben – hoesten, koorts, kortademigheid? Viroloog Steven Van Gucht, diensthoofd Virale Ziekten bij Sciensano, het Belgisch Instituut voor Gezondheid, zei tegen de VRT dat ‘we nooit iedereen zullen kunnen testen’. Bovendien kampte België een tijd met problemen bij de aanvoer van tests. Volgens Van Gucht wordt hard gewerkt aan alternatieven. Die moeten – ‘ik heb er goede hoop op’ – de testcapaciteit verhogen.

Zondag kondigde minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) de oprichting aan van een taskforce die dat moet regelen. Hij wordt geleid door minister en doctor in de biotechnologie Philippe De Backer (Open VLD) en zal klinische laboratoria en ziekenhuislaboratoria, universiteiten, biotech- en farmabedrijven en leveranciers van machines en reagentia samenbrengen. De bestaande laboratoriumcapaciteit in kaart brengen, reagentia voor de tests aanvoeren en nieuwe partners aanspreken: dat zijn de eerste stappen.

Partner Content