Het moest altijd al de F-35 zijn

. © Dino
Stavros Kelepouris
Stavros Kelepouris Journalist Knack.be

De regering heeft de keuze voor de F-35 gemaakt. Onderzoek van Knack toont aan dat de zoektocht naar een nieuw gevechtsvliegtuig wel bij het Amerikaanse toestel moest eindigen.

De keuze voor de F-35 is gemaakt. Maar uit onderzoek van Knack was eerder al gebleken dat de F-35 wel het nieuwe Belgische gevechtsvliegtuig moest worden.

Al jaren hangt de vraag als een onweerswolk boven het belangrijkste militaire investeringsdossier van ons land: is de aankoopprocedure voor een nieuw gevechtsvliegtuig doorgestoken kaart? Te pas en te onpas duikt de beschuldiging op dat Defensie van in het begin het Amerikaanse toestel wilden kopen, en de procedure vervolgens op maat van de F-35 heeft gesneden.

Afgelopen zomer deed Marc Compernol, stafchef van het leger, die insinuaties af als fake news. Een van de belangrijkste verwijten zou zijn dat de voorkeur voor de F-35 subtiel was weggemoffeld in het lastenboek voor de aankoop van het nieuwe gevechtsvliegtuig door nucleaire capaciteiten en een geavanceerd stealthvermogen te eisen. Het Amerikaanse toestel is namelijk de enige kandidaat die die opties biedt. ‘Doe een search op ‘nuclear’ en op ‘stealth’: no replies. Men moet mij eens uitleggen hóé we die offerteaanvraag gemanipuleerd zouden hebben,’ aldus Compernol in Knack.

Het klopt dat nergens in het lastenboek – in het jargon Request for Government Proposal (RfGP) geheten – expliciet gevraagd wordt naar die eigenschappen, maar onderzoek door Knack toont aan dat er wel degelijk in een vroeg stadium een voorkeur voor de F-35 op papier gezet werd. Die voorkeur heeft bovendien zijn sporen nagelaten in het hele traject, tot in het lastenboek voor de kandidaat-vliegtuigbouwers.

Mails binnen luchtmacht tonen belang van stealth

Een vroege indicator is te vinden in een emailconversatie die Knack in handen kreeg, tussen Steven Lauwereys en Frederik Vansina, twee belangrijke figuren binnen de luchtmacht, van begin 2014. Beiden zouden in de loop van dat jaar de sprong maken naar topfuncties in het departement: generaal-majoor Vansina volgde in november Claude Van de Voorde op als commandant van de luchtmacht; luitenant-kolonel Lauwereys werd enkele maanden eerder aangesteld als projectmedewerker van het Air Combat Capability Program (ACCaP), de cel die de zoektocht naar een nieuw jachtvliegtuig op het getouw moest zetten.

Onderzoek door Knack toont aan dat er wel degelijk in een vroeg stadium een voorkeur voor de F-35 op papier gezet werd

Op 13 januari 2014 wisselen Lauwereys en Vansina per email van gedachten over een powerpointpresentatie die in bijlage werd toegevoegd: een tweede ‘initiële briefing’ aan de kandidaat-opvolgers van de F-16 en de defensie-industrie over de vervanging van de F-16’s. Lauwereys laat daarin weten dat hij enkele wijzigingen heeft doorgevoerd. Een daarvan klinkt als volgt: ‘Anti-acces anti denial tracht ik te vatten in “Future operational environment” om een directe link naar stealth te vermijden.’

Die zin is niet onschuldig: experts begrijpen eruit dat stealthcapaciteit niet letterlijk genoemd zal worden in de vereisten voor toekomstige missies – de ‘future operational environment’ – maar impliciet wel verstaan wordt. ‘Anti-acces anti denial’, ook wel afgekort tot A2AD, verwijst naar een vijandelijk gebied met waardevolle militaire installaties en infrastructuur, waarrond een verdedigingswal opgebouwd wordt met onder meer luchtafweerrakketten en radarsystemen. Zo’n vijandelijke A2AD-bubbel binnendringen wordt dus op dat moment, door deze topmilitairen, gezien als één van de mogelijke opdrachten voor de opvolger van de F-16.

Het spreekt voor zich dat in zo’n scenario stealth, het vermogen om buiten het zicht van de vijandelijke radar te blijven, doorslaggevend is: het laat een leger toe om het luchtruim ongemerkt binnen te vliegen. Ook zonder stealthcapaciteit is het mogelijk om een A2AD-omgeving aan te vallen, maar dan enkel van buitenaf: onopgemerkte infiltratie behoort niet tot de opties. Vliegtuigen mét geavanceerde stealthtechnologie zijn dus ondubbelzinnig in het voordeel. Precies daarom is de aanpassing van Lauwereys meer dan een poging om stealth uit de vereisten te houden. Het lijkt erop dat hij een poging doet om stealth toch binnen te loodsen in de vereisten, zij het via een in jargon verdronken vermelding.

In 2013 al was beslist dat België stealthvliegtuigen moest krijgen

Het zou anderzijds fout zijn om daaruit te concluderen dat louter in die conversatie enkele topfiguren binnen de luchtmacht op eigen houtje een voorkeur voor de F-35 probeerden om te buigen in een bevoorrechte uitgangspositie voor het Amerikaanse vliegtuig. Veeleer was de F-35 op dat moment al lang de enige logische optie, en lag de keuze al geruime tijd vast.

Voor de context is de chronologie van het dossier belangrijk. Het was ten tijde van de regering van Elio Di Rupo (PS), met Pieter De Crem (CD&V) als Defensieminister, dat binnen de Defensietop de beslissing werd genomen om een vervangingsprogramma op te starten voor de verouderende Belgische jachtvliegtuigen. De Crem zelf was gewonnen voor de aankoop van nieuwe toestellen, maar premier Elio Di Rupo wou daarover geen afspraken op papier zetten. De regering-Michel heeft op zijn beurt formeel beslist om de vliegtuigen te vervangen, maar al in 2012 werd dus gestart met de voorbereidingen. Tegen de tijd dat de regering-Michel geïnstalleerd was, bestond het ACCaP-team al en was een prospectus uitgestuurd naar de staatsagentschappen die wilden meedingen.

De F-35 van Lockheed Martin
De F-35 van Lockheed Martin© Belga

Intussen werd ook op internationaal niveau besproken hoe de vormgeving van de Belgische troepen er de jaren daarna zou uitzien. Op 7 mei 2013 vond een multilaterale NAVO-vergadering plaats met afgevaardigden van het Belgische leger. Daarop werden doelstelling voorgelegd voor de toekomstige ontwikkeling van de land-, lucht- en zeemacht van ons leger – ons land kon daarmee instemmen, maar kon ook probleemloos weigeren, aangezien het de bedoeling is dat de lidstaten verantwoordelijkheid opnemen die binnen hun mogelijkheden past.

De afspraken die daar gemaakt werden, werden later die maand vastgelegd in een vertrouwelijk NAVO-document dat Knack kon inkijken. De targets voor ons land bevatten een vloot van 54 gevechtsvliegtuigen, met daarbij de opmerking dat tien toestellen tegen 2025 vervangen worden door een vliegtuig dat ingezet kan worden voor SEAD-missies. SEAD staat voor suppression of enemy air defence, en verwijst naar opdrachten waarbij vijandelijk luchtruim geïnfiltreerd wordt en de luchtruimverdediging van de vijand wordt onderdrukt. (SEAD is met andere woorden essentieel om een vijandelijke A2AD-omgeving te kunnen binnendringen.) Daarbij noemt het NAVO-document als een van de vereisten expliciet ‘stealth technology’.

Voor tien vervangers van de Belgische F-16’s wordt stealth door de NAVO dus als een must gezien. Ons land ging daarmee akkoord, al hoefde dat niet. Daar werd de kiem gelegd voor een samenwerking met Lockheed Martin: enkel de F-35 is immers in staat om relevante stealthtechnologie te leveren. De Eurofighter en de Rafale, die ook graag het nieuwe vliegtuig willen leveren, kunnen dat niet.

Voor de overige Belgische gevechtsvliegtuigen wordt stealth niet woordelijk gevraagd. Wel is een van de doelen tegen 2025: ‘further reduce the multi-spectrum signature‘. In lekentaal: de zichtbaarheid voor vijandelijke detectiesystemen verlagen. De naam van die technologie is stealth.

Ons land beschikte met haar F-16-toestellen toen niet over stealthcapaciteiten, maar ging dus de verbintenis aan om dat in de toekomst wel te hebben. ‘Er was toen een duidelijke richtlijn van de legertop, om die SEAD-vereiste – en dus ook stealthcapaciteit – te aanvaarden,’ zegt gewezen kolonel Roger Housen, die in die tijd een bevoorrechte getuige was. Hij was binnen het departement Strategie verantwoordelijk voor de gesprekken over de NAVO-doelstellingen.

Housen: ‘De NAVO stelde die toekomstperspectieven – die targets – voor, maar we konden dat weigeren mits gegronde argumenten, bijvoorbeeld de budgettaire of operationele onhaalbaarheid. We hebben dat overigens gedaan voor heel wat andere zaken die ver boven ons ambitieniveau lagen. Over stealth en SEAD hebben we gediscussieerd, maar de legertop wou ervoor gaan.’

In een email van de NAVO-verantwoordelijke wordt nog gespecifieerd dat het pakket objectieven op 4 en 5 juni 2013 ter goedkeuring voorgelegd zou worden aan de vergadering van Defensieministers. Op die vergadering is ook daadwerkelijk het fiat gegeven, bevestigen bronnen. Zo werd in 2013 de facto de aankoop van F-35’s vastgelegd: enkel daarmee zou ons land aan de targets kunnen voldoen.

Opvallend: die beslissing is in 2013 nooit op de regeringstafel beland. Dat bevestigt onder meer SP.A-voorzitter John Crombez, die toen in de regering zat. We contacteerden het kabinet van staatssecretaris De Crem, toenmalig Defensieminister, voor commentaar, maar zijn woordvoerder en kabinetschef wilden enkel kwijt dat voor vragen over Defensie doorverwijzen naar de huidige minister Steven Vandeput (N-VA).

De NAVO-targets die in 2013 werden vastgelegd, zijn evenwel niet de recentste. In 2017 werden nieuwe doelstellingen afgesproken. De grootte van de vloot is daarin bijgesteld van 54 naar 45 toestellen. De verwijzingen naar stealth en SEAD zijn wel hernomen, zo bevestigen meerdere bronnen dicht bij het dossier.

‘We zijn ons terdege bewust van de capability targets van de NAVO,’ zegt Laurence Mortier, woordvoerder van Vandeput, wanneer we haar vragen naar de belofte van een grotere vloot. ‘We hebben echter een Strategische Visie, die politiek afgeklopt is, en waarin er sprake is van 34 nieuwe gevechtsvliegtuigen. Onze prioriteit is de stapsgewijze uitvoering van de Strategische Visie.’

We vroegen haar ook wie de politieke goedkeuring heeft gegeven, in 2013 en 2017, om stealthvliegtuigen op te nemen in de NAVO-targets. ‘Ze worden opgelegd door de NAVO,’ klinkt het. Wanneer we erop wijzen dat dat niet klopt, en dat ze wel degelijk politiek gevalideerd worden door ons land, luidt het antwoord enkel: ‘Ik herhaal: ze worden opgelegd door de NAVO.’

Alexander Mattelaer, Defensie-expert bij het Egmontinstuut, bevestigt daarentegen dat het niet om een eenzijdige beslissing van de NAVO-gaat. ‘Het is een dialoog tussen de organisatie en de individuele landen,’ klinkt het. ‘De discussie wordt voorbereid op administratief niveau, maar die beslissingen worden wel afgeklopt op een ministeriële vergadering van de ministers van Defensie.’

Stealth staat wel in het lastenboek

Het beeld ziet er als volgt uit. Nadat er in 2012 binnen Defensie overeengekomen wordt dat de Belgische vliegtuigen aan vervanging toe zijn, doet de legertop het jaar erop al de belofte dat de nieuwe toestellen inzetbaar zullen zijn in oorlogsscenario’s waarvoor een modern stealthvermogen als essentieel wordt beschreven. Begin 2014 wordt in de voorbereiding van de vervangingsprocedure besloten de ‘directe link naar stealth te vermijden’ – al moet het vliegtuig wel kunnen opereren in een missieomgeving waar stealth een wereld van verschil maakt. Wanneer minister van Defensie Vandeput eind 2015 in samenspraak met de regering beslist om de F-16’s inderdaad te vervangen, zijn met andere woorden al heel wat raderen aan het draaien gebracht.

Generaal-majoor van de luchtmacht Frederik Vansina en minister van Defensie Steven Vandeput
Generaal-majoor van de luchtmacht Frederik Vansina en minister van Defensie Steven Vandeput© Belga

Het ACCaP-team, waarvan Lauwereys in 2014 deel uitmaakte, zou zich de jaren daarop ontwikkelen als de Belgische expertisecel voor de vervanging van de F-16’s. Alle belangrijke documenten waarop de beslissing werd gebaseerd om een nieuw vliegtuig aan te kopen, werden door het ACCaP-team voorbereid; dus ook de RfGP, het lastenboek dat in maart 2017 officieel werd vrijgegeven en dat de evaluatiecriteria oplijst voor de vliegtuigbouwers die meedingen naar het order voor een nieuw toestel.

Daarin staat te lezen dat de kandidaturen geëvalueerd zullen worden op ‘how well these plans allow Belgium to meet NATO qualitative capability targets’ – het nieuwe jachtvliegtuig moet de NAVO-doelstellingen zo goed mogelijk invullen. Intussen weten we dat de NAVO expliciet toestellen met stealthvermogen verwacht. Verder in het lastenboek wordt de vliegtuigbouwers ook gevraagd te verduidelijken hoe het toestel detectie zal vermijden op basis van radarfrequenties, infraroodlicht en zichtbaar licht. Dat is een omschrijving van stealthtechnologie.

Die vereiste is een van de sleutelelementen in het groeipotentieel van een nieuw toestel, dat voor een relatief lage acht procent zal meetellen in de totale evaluatie van de toestellen die in competitie zijn om de F-16 te vervangen. Maar het belang van stealthtechnologie wordt nog groter als we kijken naar de missies waarin het nieuwe vliegtuig moet optreden. Zes scenario’s worden in het lastenboek gesimuleerd, waarin de performantie van de kandidaten zal geëvalueerd worden. Een van die zes is SEAD, waarvoor stealth zo goed als onontbeerlijk is. Het betekent dat de tegenstanders van de F-35 in dit scenario weinig kans maken, terwijl het Amerikaanse toestel wél zeer hoog zal scoren.

Het is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk dat SEAD, een risicovol missietype dat deel uitmaakt van het begin van een oorlogsscenario, wordt opgelijst als een objectief voor de toekomstige Belgische vliegtuigen. Het gaat immers om een gevoelige verhoging van het ambitieniveau, en het gevaar voor de piloten en het risico op materiële schade liggen vele malen hoger dan bij de missies die onze luchtmacht traditioneel uitvoert. Ons land heeft allesbehalve de traditie, laat staan de militaire slagkracht, om op de eerste dag van een oorlog mee te strijden. België doet doorgaans aan vredeshandhaving, ondersteuning en beveiliging van het luchtruim en stabilisatiemissies. Defensie heeft ook telkens benadrukt dat de F-16 vervangen moet worden om in het huidige ambitiekader operationeel relevant te blijven. Maar anno 2017 wordt van vliegtuigbouwers gevraagd een toestel te leveren dat in heel andere omstandigheden inzetbaar is.

Daarover is eigenlijk nooit een diepgaand parlementair debat gevoerd, terwijl het bij uitstek een beslissing lijkt waarover onze Volksvertegenwoordigers op zijn minst goed geïnformeerd moeten worden. Als België opeens op de eerste dag van een oorlog wil meevechten, kan dat maar beter goed doorgesproken worden. In plaats daarvan is enkel het vastgelegd in vergaderingen met de NAVO, waar de doelstellingen politiek goedgekeurd werden. Vervolgens slopen ze ook de offerteaanvraag binnen.

Scenario’s in lastenboek zijn op maat van F-35 gesneden

In het lastenboek wordt een hele reeks mogelijke missies opgelijst voor de toekomstige Belgische gevechtsvliegtuigen, waarvan er zoals gezegd zes weerhouden zijn. Samen tellen die voor 21 procent van de volledige evaluatie.

De selectie van de missies roept vragen op. Zo haalde air policing – het bewaken van het luchtruim, een van de taken die we al sinds jaar en dag uitvoeren, bijvoorbeeld boven de Baltische staten – de shortlist niet. Die bewakingsopdracht kan overgaan in luchtgevechten tegen andere gevechtsvliegtuigen, maar de scenario’s die daaraan beantwoorden zijn evenmin weerhouden. Volgens specialisten is het niet toevallig dat die missies niet geselecteerd werden: de F-35 scoort qua wendbaarheid en topsnelheid ondermaats, waardoor hij in volgens specialisten beduidend slechter zou scoren dan de andere kandidaten. ‘De scenario’s zijn hier geselecteerd op maat van de F-35,’ zegt ook Roger Housen.

Bij de missies waarop wel gequoteerd wordt, valt dan weer op hoe de verwachte dreiging sterk varieert. In het eerste scenario, waarbij het NAVO-luchtruim aangevallen wordt, wordt rekening gehouden met geavanceerde Russische luchtafweer en vijandelijke gevechtsvliegtuigen – de SU-34 en SU-35 – die veel sneller zijn dan de F-35. (De Eurofighter, Rafale en zelfs onze F-16’s kunnen wel min of meer gelijke tred houden.) Omdat de gesimuleerde missie boven NAVO-grondgebied plaatsvindt, wordt ene groot deel van het gevaar echter weggenomen door onze luchtafweersystemen.

Het zou logisch zijn om dezelfde dreigingen – S400-afweerraketten en de SU-35-vliegtuigen – ook tegen te komen in de scenario’s die zich boven vijandelijk grondgebied afspelen. Quod non. In het tweede scenario, met bombardementen van vijandelijke doelen, is de toekomstige dreiging voor onze jachtvliegtuigen veel gunstiger: het afweersysteem is minder geavanceerd, het vliegtuig van de tegenstander is trager en minder wendbaar. De dreiging is hier verlaagd tot een niveau waar de F-35 tegenop kan.

Housen ziet in de opmaak van de missies duidelijk de hand van iemand die de F-35 alle kansen wil geven om zo goed mogelijk uit de verf te komen.

De lage verwachtingen zijn nog frappanter in het vierde scenario in het lastenboek (close air support). ‘Dat is een ridicule dreiging, de veronderstelde capaciteiten van die vijandelijke systemen zijn geen partij voor een modern vliegtuig,’ aldus Housen. Er wordt rekening gehouden met een handvol helikopters, maar geen jachtvliegtuigen. Van noemenswaardige afweersystemen is geen sprake: de gesimuleerde SA-11 kan bijvoorbeeld maar een doelwit tegelijk in de gaten houden, een peulschil in vergelijking met de 80 vliegtuigen die de S400 kan volgen.

Ook in het SEAD-scenario, waarin de F-35 als enige kandidaat een hoge score zal halen, komen niet de gevaarlijkst mogelijke tegenstanders voor, beaamt Housen. ‘Men hanteert hier een Chinees vliegtuig dat dezelfde snelheid haalt als de F-35, ook al zullen we daar zo goed als zeker met krachtigere vliegtuigen geconfronteerd worden. Een tegenstander bouwt zijn verdedigingsbubbel op rond zijn meest waardevolle bezittingen. Daar zet je dus ook je beste, snelste, meest wendbare vliegtuigen in.’

Hij ziet in de opmaak van de missies duidelijk de hand van iemand die de F-35 alle kansen wil geven om zo goed mogelijk uit de verf te komen. ‘Het is te veel om toeval te zijn. De zwakke punten van de F-35 worden stelselmatig gemitigeerd. In de scenario’s waar zijn zwaktes opgevangen kunnen worden, wordt de tegenstand dan weer wel opgedreven.’

F-35 wordt veel duurder dan gedacht

Het toekomstpotentieel van de nieuwe gevechtsvliegtuigen, waarin stealth onontbeerlijk blijkt, en de missieprofielen waarin ze moeten kunnen optreden, vertegenwoordigen samen 29 procent van de totale evaluatie van de toestellen. Toch zijn het de cruciale elementen, de plaatsen in het lastenboek waar het verschil gemaakt wordt tussen de kandidaten.

De belangrijkste andere factor is de prijs: die telt voor liefst een derde van de score mee, maar het verschil tussen de kandidaten is miniem. Intussen lekte immers uit dat zowel Lockheed Martin als de Eurofighter-producenten allebei een stukje onder het plafond van 3,6 miljard euro zijn gebleven. Daar zit een eenvoudige logica achter. Gezien de vliegtuigbouwers weten hoe belangrijk de prijs is, zullen ze er alles aan doen om het prijskaartje onder het maximumbedrag te houden.

Lockheed Martin zou 34 F-35’s kunnen leveren tegen bijna 3,4 miljard euro. Een koopje, want voor 37 toestellen betaalden onze noorderburen nog 4,5 miljard. Hoe dat grote verschil te verklaren valt? Het hangt er maar van af wat je precies tot de kostprijs rekent.

Lockheed Martin rekent anno 2018 om en bij de 90 miljoen dollar, ruwweg 77 miljoen dollar, voor een naakte F-35. Dat wil zeggen: je kan ermee vliegen, maar niet veel meer. (Een rapport van het US Congress, dit jaar opgesteld, spreekt van een ‘flyaway cost’ van 77.5 miljoen dollar voor de F-35A, het type dat België zou aankopen. Daarin zitten het frame van het toestel en de motor verrekend. Het gaat daarbij om de waarde van de dollar in 2012, een boekhoudkundige manier om de prijs te vergelijken in dollars die qua waarde constant blijven. Aangepast voor inflatie komt dat anno 2018 overeen met 85 miljoen dollar, in de buurt van de bovenvermelde 90 miljoen dollar.) Om de toestellen daadwerkelijk in te kunnen zetten, heb je onder meer wisselstukken nodig, trainingssimulatoren, testbanken, logistieke en facilitaire aanpassingen, munitie, etc. De kosten daarvan kunnen makkelijk verschoven worden naar toekomstige werkingsbudgetten om zo de initiële kostprijs laag te houden.

De naakte kostprijs voor de volledige vloot totaliseert zo iets boven de 2,6 miljard euro. Om vervolgens de totale investeringskost te schatten, bestaat een eenvoudige methode. ‘De vuistregel die in heel de NAVO wordt toegepast voor de aankoop van nieuwe luchtsystemen is: de flyaway cost verdubbelen,’ zegt Housen. Opnieuw is hij goed geplaatst om zo’n inschatting te maken, gezien hij jarenlang binnen de defensiestaf task forces leidde om de langetermijnplanning – en dus ook de budgetten – van Defensie voor te bereiden. In plaats van 3,4 miljard komt de investeringskost volgens die berekeningsmethode uit boven de 5,2 miljard.

Dat hoeft niet eens te verbazen, want het stond begin 2018 al gewoon te lezen in een publiek beschikbare nota van het Defense Security Cooperation Agency (DSCA), een Amerikaanse overheidsdienst die deel uitmaakt van het ministerie van Defensie en de contacten met militaire bondgenoten onderhoudt. De DSCA schatte de totaalprijs op 6,53 miljard dollar, ofwel 5,13 miljard euro.

Steeds weer foute cijfers

Opvallend is dat in de geschiedenis van het dossier telkens weer cijfers en bedragen opduiken die een heel ander beeld tonen dan wat te vinden is in rapporten van officiële overheidsinstanties. Een goed voorbeeld daarvan is de werkingskost voor de vervanger van de F-16. Op 16 mei 2018 gaf minister Vandeput in de parlementaire commissie Defensie een uiteenzetting waarmee hij hoopte een lijn te trekken onder de discussie over een eventuele levensduurverlenging van de F-16. Hij hanteerde daarbij cijfers die al eerder waren voorgesteld door Harold Van Pee, de grote baas van het ACCaP-team dat bij elke stap de nodige expertise moest aanleveren.

De conclusie van Decrop is duidelijk: de regering heeft haar besluit om een nieuw vliegtuig aan te schaffen gebaseerd op óf foutieve óf misleidende informatie.

In de tabel van de minister werd die werkingskost voor zes jaar geschat op 842 miljoen euro, zo’n 140 miljoen euro per jaar. Officiële cijfers in een rapport van de Amerikaanse Rekenkamer geven een heel ander beeld: de werkingskost ligt dichter bij 247 miljoen per jaar, zo staat te lezen in een nota van luitenant-kolonel Rudi Decrop die recent overgemaakt werd aan de federale ombudsman en die Knack kon inkijken. Die hogere werkingskost zorgt ervoor dat de volledige levenscyclus van de F-35 gevoelig duurder uitvalt. Tussen 2023 en 2058 zou het vliegtuig liefst 3,1 miljard euro meer opsouperen dan verwacht op basis van de schatting door de ACCaP-cel.

Pro memorie: Rudi Decrop was de ingenieur die binnen de luchtmacht de kat de bel aan bond en becijferde dat de F-16’s gerust nog enkele jaren langer ingezet konden worden. Decrop staat daardoor ook bekend als de man die de bal aan het rollen bracht in de F-16-saga die in maart 2018 losbrak, nadat SP.A een aantal nota’s onthulde die door hoge functionarissen binnen het leger niet doorgegeven waren aan het parlement en de minister. Hoewel hij met zijn leidinggevende duidelijk van mening verschilde over de houdbaarheid van de F-16’s, staat buiten kijf dat Decrop een erg bekwaam specialist is die de materie bijzonder goed beheerst. Dat valt ook af te leiden uit de functie die hij bekleedde: hoofd van de onderafdeling Gevechtsvliegtuigen bij de Algemene Directie Material Resources, zeg maar de afdeling materiaalbeheer, waar hij voornamelijk instond voor beheer van de F16’s en de analyse van de materiaalvermoeidheid.

Rudi Decrop tijdens de parlementaire hoorzittingen over de vervanging van de F-16's
Rudi Decrop tijdens de parlementaire hoorzittingen over de vervanging van de F-16’s© Belga

Decrop haalt in zijn uiteenzetting aan de ombudsman ook een sleuteldocument onderuit: de nota uit 2015 waarop de regering-Michel haar finale beslissing baseerde om op zoek te gaan naar een nieuw type gevechtsvliegtuig. In het verleden hebben zowel Peter De Roover, fractieleider voor N-VA in de Kamer, als N-VA-Kamerlid Karolien Grosemans, die de commissie Defensie voorzit, het belang van de nota benadrukt. Dat document is uiteindelijk bekend geraakt als de ‘IKW-nota’, wat betekent dat het langs de verschillende kabinetten van de federale ministers is gepasseerd.

‘Het document bevat veel fouten,’ schrijft Decrop, die ook benadrukt dat het niet door de dienst materiaalbeheer van de luchtmacht is gevalideerd, ook al had dat volgens hem wel moeten gebeuren. In plaats daarvan is de nota volledig voorbereid door, alweer, het ACCaP-team. Die expertencel krijgt een niet te missen veeg uit de pan van Decrop.

Zo wordt volgens hem de kost voor de technische en operationele upgrades van de F-16’s fel overdreven: 37,8 miljoen per vliegtuig in plaats van 19,5 miljoen. Ook het aantal vlieguren, ‘dichter bij 200 uren’ per jaar per vliegtuig dan de vermelde 287 uren, ligt veel te hoog. Per 10.000 vlieguren zou volgens de nota gemiddeld één F-16 crashen, terwijl dat volgens Decrop actueel minder dan 0,1 per 10.000 vlieguren is. De implicatie van al die cijfers is dat de houdbaarheid van de F-16’s fel onderschat wordt: de kosten, inzet en de achteruitgang van de vloot worden allen overdreven.

‘Ofwel zijn de fouten door onachtzaamheid in de tekst geslopen, waardoor het document quasi waardeloos wordt, ofwel zijn ze er met opzet ingestopt om de optie van een verlenging van de F-16’s uit te sluiten.’ De conclusie van Decrop is duidelijk: de regering heeft haar besluit om een nieuw vliegtuig aan te schaffen gebaseerd op óf foutieve óf misleidende informatie. In beide gevallen wordt de schuld impliciet in de schoenen van de ACCaP-cel geschoven.

Het is niet de eerste keer dat de cijfers in het geclassificeerde IKW-document onder vuur liggen. Toen de nota eerder dit jaar voor het eerst werd vrijgegeven, toonden verschillende parlementsleden zich al erg kritisch voor de manier waarop de kosten voor het behoud van de F-16’s becijferd werden. ‘Anderhalf miljard van de veronderstelde kosten moet gaan naar de modernisering van de wapensystemen. Maar die updates moeten ook gebeuren bij de F-35. Dat is dus geen meerkost voor de F-16, want het is een kost die je sowieso moet maken,’ analyseerde CD&V-Kamerlid Veli Yüksel. Ook hij is met andere woorden van mening dat de kost voor de verlenging van de F-16 fel overraamd was. Feit is dat die te hoog ingeschatte kostprijs een sleutelrol heeft gespeeld in de regeringsbeslissing om de F-16 te vervangen.

Politiek heeft zich in slaap laten wiegen

In 2010 besliste Canada 65 F-35’s aan te kopen. Enkele jaren later bleek het toestel handenvol geld te kosten. Een rapport uit 2014, van het Canadian Centre for Policy Alternatives, kopte daarom: The Plane that Ate the Canadian Military. Staat eenzelfde scenario de Belgische Defensie te wachten? Het is niet denkbeeldig, gelet op de vaststelling dat de werkelijke prijs van het Amerikaanse vliegtuig veel hoger zal uitvallen dan tot nog toe voorgesteld. De kans is dan niet gering dat het defensiebudget de komende jaren vooral naar de luchtmacht zal vloeien. Dat zet druk op de budgetten voor de andere componenten van het leger, waar op korte termijn ook grote investeringen moeten gebeuren.

Bovendien is het nog maar de vraag of binnen afzienbare tijd niet een klein aantal extra vliegtuigen besteld zou worden, net zoals jaren terug ook een tweede schijf F-16’s werd aangekocht. De NAVO-doelstellingen die opgesteld werden in 2013 maken gewag van een 54-koppige Belgische vloot. Vier jaar later is die doelstelling weliswaar al bijgesteld, naar 45 – nog steeds elf toestellen meer dan nu wordt gevraagd.

Naast de financiële zorgen zijn er bovenal politieke vragen die een antwoord verdienen. Eerder al was duidelijk geworden dat Vandeput in het parlement geen open kaart had gespeeld over het bestaan van studies in verband met een verlenging van de F-16’s. Hij beweerde dat er geen studies waren, maar we weten intussen dat er minstens één was: de IKW-nota. Vandeput wist ook dat zijn voorganger aan de NAVO stealthvliegtuigen had beloofd – wat vervolgens in 2017 herbevestigd werd. Daarover is nooit een woord gezegd.

Een bijzonder grote verantwoordelijkheid rust op de schouders van de ACCaP-cel en bij uitbreiding de top van de luchtmacht. Omdat zowat alle expertise met betrekking tot de F-16-vloot verzameld werd in het ACCaP-team, had deze groep militairen een uniek zicht op de voortgang van de vervangingsprocedure en bevond ze zich ook in een positie van waaruit het proces eenvoudig in deze of gene richting gestuurd kon worden. Zo kon het gebeuren dat in de IKW-nota talloze belangrijke fouten slopen zonder dat de politiek er veel erg in had.

Tegelijk hebben onze politieke vertegenwoordigers zich in slaap laten wiegen. Op geen enkel moment is een onafhankelijke expert aangesproken om de nodige cijfers te dubbelchecken. Aan de hand van publiek beschikbare documenten van bijvoorbeeld de Amerikaanse Rekenkamer viel ook vrij snel te achterhalen dat bepaalde kostenramingen grote kanttekeningen vereisten. Afgezien van een vraag in de marge van een parlementair debat is nooit goed onderzocht of ons land op de eerste dag van een oorlog moet kunnen meevechten, terwijl dat wel in het lastenboek staat. Daaruit spreekt een al te groot vertrouwen van de minister en het parlement in de bevoegde instanties. De parlementaire controle heeft hier gefaald.

We hebben gezien dat al sinds 2013 afgesproken is dat ons land vliegtuigen met een stealthvermogen zou aankopen, om in te zetten in oorlogsmissies waar België geen ervaring mee heeft. Documenten die op scharniermomenten samengesteld werden, zoals de IKW-nota en het lastenboek, vertonen duidelijke sporen van een voorkeur voor de F-35. In plaats van de nieuwe gevechtsvliegtuigen te evalueren op de missies die we nu al uitvoeren, wordt stilzwijgend gepeild naar stealthvermogen en zijn de scenario’s op maat van het Amerikaanse toestel gesneden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content