Gezondheidseconoom Matthijs Versteegh: ‘De farmabedrijven testen onze solidariteit’

Matthijs Versteegh: 'Fabrikanten wachten om verbeteringen door te voeren tot het patent verlopen is. Patenten remmen zo innovatie.' © Fenna Jensma

Stop met die discussies over patenten en hoge Onderzoek en Ontwikkelingskosten. Ze leiden af van waar het echt om gaat: de veel te grote macht van een handjevol farmaceutische bedrijven. Die doet het zorgstelsel kraken, waarschuwt de Rotterdamse gezondheidseconoom Matthijs Versteegh.

Matthijs Versteegh (36) is directeur van het Institute for Medical Technology Assessment (iMTA), een Rotterdams instituut dat behoort tot de wereldwijde top in het zorgeconomische onderzoek. De helft van zijn omzet komt van farmaceutische bedrijven, de andere helft van overheden. ‘Zo waken we erover dat we van geen van beide partijen afhankelijk worden.’

In zijn examenjaar, toen Versteegh 17 was, overleed zijn vader aan alvleesklierkanker. Nu moet niet het misverstand ontstaan dat hij zich daardoor op de gezondheidseconomie stortte. ‘Vroeger wilde ik altijd psycholoog worden, net als mijn ouders.’ Maar de ervaring leerde hem wel hoe belangrijk het is dat het zorgstelsel voor iedereen toegankelijk is. ‘Of jou het goede leven gegeven is, heb je niet zelf in de hand. Daarin spelen een hoop factoren mee, onder meer of je wel of niet ziek wordt.’

In het beteugelen van de coronacrisis speelt de farmaceutische industrie een sleutelrol. Enerzijds wordt haar lof toegezwaaid voor de ongekende snelheid waarmee farmabedrijven coronavaccins op de markt hebben gebracht. Anderzijds worden de grote multinationals verguisd om de forse winsten die ze ermee maken. Winsten waarop ze bovendien geen of weinig belasting betalen. Als geen ander kan Versteegh meepraten over de medicijnprijzendiscussie. Hij en zijn dertig iMTA-collega’s blinken uit in het berekenen van kostenefficiëntie: welke behandeling voegt de meeste levenskwaliteit toe, uitgaande van het bedrag dat ervoor betaald moet worden?

Waarom is het zo problematisch dat een handjevol bedrijven de farmaceutische markt domineert?

Matthijs Versteegh: Stel, je hebt aan de universiteit of in een biotechbedrijf een veelbelovend product ontwikkeld. Dan sta je voor een enorm dilemma. Het is namelijk enorm duur, tijdrovend en complex om je product op de markt te brengen. Medicijnen moeten aan strenge regels voldoen om geregistreerd en door de zorgverzekering terugbetaald te worden. Kleine ontwikkelaars hebben niet genoeg geld en knowhow om dat te regelen. De enige mensen bij wie ze terechtkunnen, zijn de grote farmaceutische bedrijven. Die willen wel investeren, maar alleen als ze eigenaar worden van dat nieuwe geneesmiddel. Zo is een oligopolide markt ontstaan, waarin de grote bedrijven zeer hoge prijzen vragen.

Matthijs Versteegh: De afschaffing van patenten kan op korte termijn tot hogere prijzen leiden.
Matthijs Versteegh: De afschaffing van patenten kan op korte termijn tot hogere prijzen leiden.© Fenna Jensma

Corona biedt trouwens een goed voorbeeld: de meeste grote farmabedrijven ontwikkelden hun vaccin niet zelf. Het Janssen-vaccin komt van Crucell, een bedrijfje dat Johnson&Johnson tien jaar geleden overnam. Pfizer heeft het vaccin van het Duitse BioNTech gekocht en AstraZeneca heeft het vaccin van de universiteit van Oxford overgenomen. Blijft over: het vaccin van Moderna, dat het wel op eigen kracht ontwikkelde.

Zijn hoge prijzen het enige probleem?

Versteegh: In mijn werk is het woord ‘opportuniteitskosten’ een kernbegrip. Je kunt je geld maar één keer uitgeven. Dus als je in de ontwikkeling van geneesmiddel A investeert, haalt geneesmiddel B misschien nooit de markt. Farmaceutische bedrijven richten zich nu vooral op geneesmiddelen die veel winst opleveren: patenteerbare, opschaalbare geneesmiddelen, het liefst in een spuitje of een pil. Die nieuwe therapieën voegen niet per se veel toe aan behandelingen die al op de markt zijn. In de oncologie, de kankerzorg, zie je dat veel, omdat de geneesmiddelenprijzen er erg hoog zijn.

Maakt u zich zorgen over het zorgstelsel?

Versteegh: Een solidair zorgstelsel zoals we dat in Nederland en België hebben, is heel bijzonder. Als iemand anders ziek wordt, dragen we samen de kosten. Het feit dat we een stukje van onze eigen welvaart inleveren voor een ander is heel waardevol. Maar het is ook precair, want op het moment dat iemand in zo’n systeem geconfronteerd wordt met een partij die sterk uit eigenbelang handelt, zal die persoon in een reflex ook zijn eigenbelang vooropstellen.

Tijdens de coronapandemie blijkt dat de bereidheid om te betalen voor gezondheid heel hoog is. Daar schuilt een angel onder. Gezondheid heeft bijna eeuwigheidswaarde. Dat stelt fabrikanten in staat om hoge prijzen te vragen – totdat mensen gaan morren. Dat is wat fabrikanten nu doen: iedere keer dat ze een nieuw medicijn introduceren, testen ze onze solidariteit, want degene die zorg krijgt, betaalt er niet zelf voor. Dat doen we met z’n allen via zorgpremies en inkomensafhankelijke bijdragen.

Als dat zo doorgaat, stijgt de prijs zo hoog dat het systeem zal kraken. Dat kan ertoe leiden dat we niet langer bereid zijn om gezamenlijk de zorgkosten te dragen. Zover mogen we het niet laten komen. Dat verhinderen kan echter alleen door de macht van fabrikanten te beteugelen.

De Amerikaanse president Joe Biden wil dat nu doen, door de patenten voor coronavaccins vrij te geven. Goed idee?

Versteegh: Dat lijkt mij een politieke zet. Biden laat de Democraten zien dat hij een strenge houding aanneemt, met een belofte die hij toch niet na hoeft te komen. Hij weet ongetwijfeld dat de kans niet zo groot is dat de EU ermee akkoord gaat.

Bovendien hebben zijn adviseurs hem vast verteld dat het vrijgeven van het productpatent niet voldoende is om de productie te vergroten. Dan moeten die andere fabrikanten namelijk ook nog weten hoe ze dat vaccin moeten maken, en op die productieprocessen en -kennis zitten vaak ook patenten.

Als de Amerikaanse president écht iets wil bereiken, moet hij de fundamenten van het systeem herzien. In de Amerikaanse context: toestaan dat de zorgverzekeringen voor ouderen en minima, respectievelijk Medicare en Medicaid, over medicijnprijzen mogen onderhandelen met de farmabedrijven. Dat willen de Democraten al langer, maar de lobby van de farmaceutische industrie heeft het altijd tegengewerkt.

Hoe belangrijk zijn die patenten? Want tot begin 1900 was het in de medische wetenschap eigenlijk niet kies om een medicijn te patenteren.

Versteegh: Het is nog interessanter: Italië en Zwitserland hadden behoorlijk florerende farmaceutische industrieën, terwijl zij aanvankelijk geen geneesmiddelpatenten kenden. Italië heeft pas eind jaren zeventig het patent op medicijnen erkend. Dus de stelling van geneesmiddelenfabrikanten dat patenten noodzakelijk zijn, hebben ze onvoldoende onderbouwd.

Natuurlijk willen aandeelhouders hoog rendement, maar moet een farmabedrijf daarom tot het uiterste gaan? Vergeet niet: wíj zijn die aandeelhouders.

Welk effect hebben patenten?

Versteegh: Zulke beschermingsmechanismen stimuleren fabrikanten enorm, maar hebben tegelijk een remmende werking. Nieuwe generaties geneesmiddelen komen vaak pas op de markt nadat het patent op het oorspronkelijke middel is verlopen. In veel gevallen zijn die nieuwe generaties slechts een klein beetje beter. De werkzame stof – het eigenlijke medicijn – is feitelijk hetzelfde, maar de toedieningsvorm is bijvoorbeeld veranderd. Een middel dat je eerst in het ziekenhuis via een infuus kreeg, kun je bijvoorbeeld thuis zelf via een spuitje toedienen, wat voor de patiënt een verbetering is.

Zo’n middel komt op de markt kort nadat het patent van zijn voorganger verlopen is. Met andere woorden: veel fabrikanten wachten met het doorvoeren van verbeteringen tot het patent verlopen is. Dan zijn patenten eigenlijk een rem op innovatie, want anders hadden die verbeteringen de patiënt al veel eerder bereikt.

In 2001 zei de onderzoeksleider van het farmabedrijf Bristol Myers Squibb (BMS) tegen The New York Times dat zijn bedrijf vijftig stofjes op de plank had liggen die mogelijk konden werken tegen kanker, maar dat ze die niet konden onderzoeken omdat patenthouders weigerden mee te werken of een te hoge vergoeding vroegen. Dat was nogal een uitspraak.

Worden geneesmiddelen goedkoper als de patentbescherming wegvalt?

Versteegh: Door het afschaffen van patenten kunnen innovaties sneller op de markt komen, wat leidt tot betere zorg. Maar het zal niet leiden tot een prijsdaling van geneesmiddelen. Medicijnontwikkeling is duur. Als je geen patenten meer hebt, moeten fabrikanten in een kortere periode hun riskante investering terugverdienen, omdat er kapers op de kust zijn. Dat zou op korte termijn zelfs tot hogere prijzen kunnen leiden.

Farmaceuten zeggen dat aandeelhouders afhaken als patenten worden afgeschaft.

Versteegh: Die redenering bevat een aantal foute aannames. Een ceo wordt inderdaad binnen de tien minuten ontslagen als hij zegt: ‘Ik zal morgen mijn spullen gratis weggeven.’ Aandeelhouders willen een mooi rendement. Of dat betekent dat je als farmabedrijf tot het absolute uiterste moet gaan om de aandeelhouders tevreden te houden, betwijfel ik. Vergeet niet: wíj zijn die aandeelhouders, via onze pensioenfondsen.

Aandeelhouders zijn geen homogene groep waarover je als fabrikant kunt zeggen: ‘Ja, maar zij willen dit van mij.’ Wanneer is er een gesprek geweest waarin farmaceuten hun aandeelhouders vroegen: ‘Goh, wat vinden jullie eigenlijk van de prijzen die we vragen?’ Die dialoog is er helemaal niet.

Zouden institutionele beleggers meer druk moeten uitoefenen zodat farmabedrijven hun prijzen matigen?

Versteegh: Aandeelhouders beoordelen een bedrijf op basis van financiële factoren, waarbij de hoeveelheid toegevoegde gezondheid ontbreekt. Ze kijken niet of de toegevoegde gezondheid in een goede verhouding staat tot de gehanteerde medicijnprijzen. Het gaat alleen om dividenden en de koersontwikkeling.

Weet je wat ik hier zelf heel grappig aan vind? In mijn vak – wij doen dus kosteneffectiviteitsanalyses – gaat het heel vaak over extra vormen van waarde die geneesmiddelen creëren, zoals de waarde van ‘hoop op een beter leven’. Fabrikanten willen graag dat je dat soort aspecten meerekent. Maar als het om de waardering van hun eigen bedrijf gaat, gebruiken ze alleen een financiële maat. Dat is toch frappant?

Of hypocriet?

Versteegh: Ik zou het opportunistisch willen noemen, maar ze houden zich wel aan de wet. Als je over anderen wilt oordelen, is de wet het enige criterium dat je hebt. Maar dat is wat mij betreft wel het minimum en geeft geen richting aan je eigen morele handelen.

Heeft de farmaceutische sector het debat over de prijs van medicijnen gekaapt?

Versteegh: We moeten ons niet in irrelevante debatten over patenten of de ontwikkelkosten van één enkel medicijn laten lokken. De discussie daarover vertroebelt je geest en dan lukt het niet meer om na te denken over alternatieven.

De argumenten van de industrie over patenten, Onderzoek en Ontwikkelingskosten, bedrijfsovernames en de complexiteit van het systeem dienen alleen om uit te leggen waarom zij hoge prijzen moeten vragen. Bijvoorbeeld omdat het hen in staat stelt nieuwe acquisities te doen zodat ze iets nieuws op de markt kunnen brengen.

Dat klopt allemaal, want zonder de grote farmabedrijven zullen veel producten niet op de markt raken. Maar met die hoge prijzen houden we als maatschappij dat machtsblok in stand.

Hoe lossen we dat op?

Versteegh: Er moeten alternatieve kapitaalstromen komen voor veelbelovende geneesmiddelen. Denk bijvoorbeeld aan private fondsen waarbij overheden zoals de Europese Commissie garant staan voor een deel van het risico. Alleen zo kunnen we medicijnontwikkelaars in staat stellen om hun product zelfstandig op de markt te brengen. Ze zijn dan niet langer afhankelijk van de grote farmabedrijven.

De auteur van dit stuk maakt deel uit van The Investigative Desk, een collectief van onderzoeksjournalisten. Het artikel verscheen eerder al bij Follow The Money.

Matthijs Versteegh

– 1984: geboren in Utrecht

– studeert gezondheidswetenschappen en science, technology and innovation studies aan Maastricht University

– doctoreert in gezondheidseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

– werkte als consultant in opdracht van de Europese Commissie, de Wereldgezondheidsorganisatie en de Wereldbank

– sinds 2014: directeur van het institute for Medical Technology Assessment (iMTA) van de Erasmus Universiteit in Rotterdam

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content