Fotografe Carmen De Vos: ‘In mijn hoofd ben ik een wilde gipsy’

Carmen De Vos: 'Ik ben vooral non-conformistisch omdat ik ben opgegroeid in een gezin dat heel onstabiel en onveilig was.' © Carmen De Vos

Ongeschonden is ze niet gebleven bij dit leven. Maar fotografe Carmen De Vos is een bijter. Een sensuele bijter, bovendien. ‘Ik heb veel behoefte aan lichamelijkheid en mijn huidhonger is groot.’

Ze was een eind in de dertig, deed al jaren de boekhouding voor het schoorsteenveegbedrijfje van haar man, maar werd op slag verliefd op fotografie toen ze op een blauwe maandag een interieurbeurs bezocht en ineens voor een muur vol snapshots stond. De foto’s waren in de traditie van de lomografie met eenvoudige, analoge camera’s gemaakt, en de beelden oogden navenant: onscherp, imperfect, raar. Dat was net wat Carmen De Vos zo aantrok. ‘Starstruck bleef ik achter, door de schoonheid van die beelden.’

Meteen schafte ze zo’n lomocamera aan en begon ze mee te doen aan online wedstrijden, die ze vaak ook won. Niet veel later zette ze zich op de kaart met haar sensuele polaroids. De pers merkte haar op, en plots was de administratieve kracht een fotograaf geworden.

U hebt geen opleiding voor fotografie gevolgd.

Carmen De Vos: Na mijn middelbare school ben ik bijna onmiddellijk gaan samenwonen en beginnen te werken. Ik was 41 toen ik professioneel begon te fotograferen, en als een echte autodidact heb ik mezelf alles al doende geleerd. Mocht ik een studie fotografie hebben gevolgd, zou ik waarschijnlijk wel een andere stijl hebben. Mijn werk wordt nu als ‘eigenzinnig’ omschreven, maar dat is eigenlijk omdat ik niet goed weet hoe ik het anders zou moeten doen. (lacht)

Sensualiteit op zich is niet genoeg. Er moet een hoek af zijn. Het liefst vertoef ik in een pervers maar lief wonderland.

Ik hoorde dat u niet houdt van mensen die u zeggen wat u moet doen.

De Vos: Ik kan heel goed verdragen dat mensen me feedback geven, maar als men mij op een paternalistische manier de les komt lezen, dan schiet ik in een kramp, ja. Autoriteit om de autoriteit, daar kan ik niet tegen. Daar ben ik door mijn religieuze en zeer autoritaire opvoeding allergisch voor geworden.

Ik zou dus ook een slechte werknemer zijn. Niet voor niets dat ik altijd zelfstandige ben geweest.

U hebt naam gemaakt met uw erotische polaroids. ‘Ik zal nooit genezen van mijn ondeugendheid’, zei u zelf ooit.

De Vos: (lacht) Dat klopt, denk ik. Ik ben altijd geprikkeld door sensualiteit en seksualiteit. En ik heb een grote fantasie. Die verbeelding vormgeven in foto’s bleek een uitstekende uitlaatklep voor me.

Sensualiteit is op zich wel niet genoeg. Ik heb ook vrolijkheid en absurditeit nodig in mijn beelden. Foto’s zoals die vroeger in de ‘blootboekjes’ stonden – van bijvoorbeeld een bloedmooie vrouw die schijngeil ligt te wezen in de branding – doen me niks. Er moet een hoek af zijn. Het liefst vertoef ik in een pervers maar lief wonderland.

Hoe belangrijk zijn seks en erotiek voor de mens Carmen De Vos?

De Vos: Ik heb veel behoefte aan lichamelijkheid, in welke vorm dan ook, en mijn huidhonger is groot. Ik zou niet in een relatie kunnen zitten waarin seks ontbreekt. Mijn man en ik waken erover dat de seksuele connectie tussen ons niet verloren gaat. Daar doen we ons best voor. Mocht ik niet meer begeerd worden, of zelf niet meer naar mijn man verlangen, dan zou ik me niet goed meer voelen. Verwaarloosd zelfs.

Wat vindt u bij uw echtgenoot?

De Vos: Veiligheid. Dat heeft me van het begin af aan enorm aangetrokken. Ik was 16 toen ik hem leerde kennen, hij was 21, en hij was een heel stabiele jongen. Hij dronk niet, rookte niet, en reed hoogstens 60 kilometer per uur met zijn auto. (lacht) Op veel gebieden zijn wij tegenpolen, maar dat geeft me net rust.

Er zijn ook periodes geweest dat het leven voor mij wel wat wilder had mogen zijn. Maar die oprispingen gaan altijd weer voorbij. We zijn nu 35 jaar samen, en hij kan me nog altijd hard doen lachen. Hij kan me ook doorprikken, iets wat ik nodig heb. Ik ben nog steeds niet uitgekeken op hem. Misschien komt dat net omdat we zo anders zijn. Wat je niet begrijpt, blijft aantrekkelijk, denk ik.

U hebt een Spaanse voornaam, en volgens vrienden hebt u ook een Spaans temperament. Hoort daar ook een grote mond bij?

De Vos: Als kind en puber had ik een heel grote mond. Ik zat voortdurend in de verdedigingsmodus. Later heb ik dat stilaan afgeleerd. Mede door mijn man. ‘Carmen,’ zei hij, ‘niet alle mensen zijn je vijanden.’ Langzaam heb ik mijn harnas met stekels afgeschud. Ondertussen kan ik zelfs zeggen dat ik veel vertrouwen heb in mensen. En dat ik ook niet meer bang ben om gekwetst te worden. Dat was vroeger helemaal anders. Als je voortdurend in een onveilige omgeving moet leven, kun je er niet nog meer kwetsuren bij nemen.

Hebt u veel zelfvertrouwen?

De Vos: Dat is wisselend. Mijn fotografie is een kwetsbaar punt, omdat het een constante zoektocht voor me is. Ik kan heel moeilijk tevreden zijn over mijn eigen werk.

Anderzijds weet ik wel dat ik mijn mannetje kan staan, en dat ik me altijd zal redden. Of de kans bestaat dat ik een groot ego krijg? Dat lijkt me moeilijk als je zoals ik je eigen grootste criticus bent. Mijn perfectionisme houdt me met mijn twee voeten op de grond.

Andere fotografen kunnen trouwens ook een grote impact op mij hebben. Als ik hun werk té goed vind, denk ik weleens: fuck, wat voor zin heeft het eigenlijk dat ik fotografeer?

Fotografe Carmen De Vos: 'In mijn hoofd ben ik een wilde gipsy'
© Carmen De Vos

U hebt niet gestudeerd, zei u. Is dat een frustratie?

De Vos: Ik was een slim kind, maar ik wou thuis zo snel mogelijk weg om zelfstandig te kunnen gaan wonen. Ik heb het lang jammer gevonden dat ik niet meer intellectuele fond had, nooit iets ten gronde had geleerd, en geen diploma’s had. Maar ondertussen is het geen frustratie meer. De fotografie heeft me geëmancipeerd. Ik deed iets wat gezien werd en waar ik ook buiten mijn persoonlijke kring om gewaardeerd werd. Dat heeft mijn rug gerecht.

Natuurlijk zou ik nu nog kunnen beslissen om op eigen houtje te gaan studeren. Ik heb veel interesses, en er zijn best wel veel studierichtingen aan mij verloren gegaan. Maar het leven rolt verder, je hebt je werk en je gezin. Bovendien weet ik ondertussen dat ik veel te lui ben om cursussen uit het hoofd te leren. (lacht)

U was 26 toen uw dochter werd geboren. Was het een bewuste keuze om moeder te worden?

De Vos: Absoluut. Op een gegeven moment dacht ik: ik moet nu een kind hebben, en een maand later was ik zwanger. Ik heb me nooit afgevraagd of ik wel een goede moeder zou zijn. Ik wist dat ik kon zorgen, want dat had ik al voor mijn broer en zussen gedaan. En bovendien wist ik heel goed hoe je het níét moest doen.

Toen Sofie ter wereld kwam, werd ik overspoeld door onnoemelijk veel liefde. Een heerlijk gevoel, maar het was ook wrang, want tegelijk dacht ik: hoe is het in godsnaam mogelijk dat sommige ouders hun kind slecht behandelen?

Ik ben in elk geval heel blij dat ik de familiale cirkel van onbegrip en ruzie tussen ouders en kinderen heb kunnen doorbreken. Dat is gestopt bij mij en Sofie.

De keerzijde is dat ik haar moeilijk heb kunnen loslaten. Wij waren zo close, we hadden bijna een symbiotische band. En ineens gaat dat kind op kot, en maak je nog maar amper deel uit van haar leven. Op zondagavond had ik het vaak lastig nadat ze weer vertrokken was. Maar ik heb haar daar nooit mee belast. Integendeel, ze heeft me altijd vierkant uitgelachen als ze hoorde dat ik weer met tranen in mijn ogen had gezeten. (lacht)

U hebt ook erotische zelfportretten gemaakt. Dan zou je gemakkelijk kunnen concluderen dat u geen schroom kent.

De Vos: Ik heb geen schroom om dergelijke beelden van mezelf te maken. Precies omdat er door die foto een afstand is. Maar mijn exhibitionisme reikt niet verder dan het papier. In het dagelijkse leven loop ik niet uitdagend gekleed of voel ik geen noodzaak om mensen te choqueren met mijn lichamelijkheid.

Ik zie Carmen De Vos ook niet op die zelfportretten, ik zie een beeld dat klopt of niet klopt. Een beeld dat ik nauwgezet geregisseerd heb. Ik vind het veel moeilijker om naar mezelf te kijken op foto’s die anderen van mij genomen hebben, omdat ze dan misschien iets van mij tonen waar ik geen controle over heb gehad.

Hebt u last van zelfcensuur?

De Vos: (denkt na) Mocht ik mijn dochter niet gekregen hebben, dan zou ik misschien nog seksuelere beelden gemaakt hebben. Maar ik wil haar niet in verlegenheid brengen met mijn werk. Zij houdt mij weg van de extremen.

Ik kan een grote bewondering koesteren voor mensen die compromisloos door het leven gaan. Maar ik zie ook de zware prijs die daar dikwijls voor betaald moet worden. En blijkbaar ben ik daartoe niet bereid. In mijn verbeelding ben ik een wilde gipsy die met een rugzak door de wereld trekt. Tot het zover is. Mijn man kan me daar ook mee uitlachen: vertrek maar, zegt hij dan, we zullen zien over hoeveel dagen ik je moet komen halen.

U bent burgerlijker in de realiteit dan in uw hoofd?

De Vos: Ik vrees van wel. (lacht)

Toen Sofie ter wereld kwam, werd ik overspoeld door liefde. Tegelijk dacht ik: hoe is het in godsnaam mogelijk dat sommige ouders hun kind slecht behandelen?

Niettemin gruwt u van conventies, vertelde een vriendin van u. ‘Carmen heeft een passie voor wat verboden of verborgen is’, zei ze.

De Vos: Ik ben vooral non-conformistisch omdat ik ben opgegroeid in een gezin dat heel onstabiel en onveilig was, en niemand me ooit geleerd had wat een normale manier is om je te gedragen. Ik heb me in mijn jeugd vaak geschaamd over ons gezin. Daardoor had ik me zo’n gewapend gedrag aangemeten. Leerkrachten kregen grijze haren van mij. Toch had ik altijd goeie punten. De school was mijn haven. Daar was ik vrij.

Thuis heb ik nooit een kind kunnen zijn. Als oudste van vier moest ik veel verantwoordelijkheid nemen. Ik ben emotioneel en praktisch enorm belast geweest. Grenzen aangeven is iets wat ik nooit geleerd heb, want mijn grenzen werden voortdurend overschreden.

Komt daar soms nog woede of verdriet over naar boven?

De Vos: Daar ben ik over. Ik kan wel heel triest worden als ik aan mijn jongere zus denk. Ze heeft te kort geleefd. Twee jaar geleden is ze gestorven aan een hartfalen. Ze was 47. Op haar veertigste had ze een hersenbloeding gekregen, waardoor ze verlamd was geraakt. Toen ze besefte dat ze voor altijd in een rolstoel zou zitten, is ze door het diepste dal gegaan. Maar in 2017 leek het alsof ze vrede had gevonden met alles. Haar kleinkind werd geboren, ze was weer blij en kende weer levensvreugde. En dan gaat ze dood. Het leven kan verschrikkelijk onrechtvaardig zijn. Ze had al zo veel meegemaakt thuis.

‘Mensen zoals ik zijn zoekend geboren’, schreef u afgelopen zomer op uw Facebookpagina.

De Vos: Er zijn mensen die met een achteloze zekerheid in het leven staan. Dat heb ik nooit gekend. Op mijn zestiende kreeg ik te horen dat mijn vader mij geadopteerd had, en niet mijn echte vader was. Ik was dus opgegroeid in een soort van schijnrealiteit. Ik had altijd wel aangevoeld dat er iets niet klopte, maar niemand bevestigde die vermoedens. De mensen die het dichtst bij me stonden, bleken achteraf de grootste leugenaars te zijn. Dat maakt een mens fundamenteel argwanend en onzeker.

Mijn biologische vader was een Spaanse gastarbeider. Ik heb hem nooit leren kennen. Intussen is hij al dertig jaar dood. Hij is maar 42 geworden. Deze zomer besliste ik om naar hem op zoek te gaan. Tot mijn grote verbazing waren daar maar enkele muisklikken voor nodig. Intussen heb ik al contact gehad met de dochter van een zus van hem, en met zijn broer. Zijn graf gaan bezoeken is de volgende stap.

Natuurlijk heeft dat me getekend. Ik denk dat mensen onderschatten hoe erg het is om je eigen achtergrond niet te kennen. Daarom ben ik er ook van overtuigd dat anoniem donorschap afgeschaft moet worden. In tijden waarin identiteit centraal staat en DNA-onderzoek een hoge vlucht kent, kunnen wij als maatschappij niet toestaan dat kinderen opgroeien zonder te weten wie ze zijn.

Hebt u ooit lichamelijke gevolgen ondervonden van uw geestelijke beslommeringen?

De Vos: Helaas wel. Ik leef sowieso veel meer in mijn hoofd dan in mijn lichaam. Vroeger besefte ik zelfs niet dat ik een lichaam had. Als ik aan het werken was, kon ik heel lang zonder eten of drinken. Ik bleef altijd maar doorgaan.

Maar op een gegeven moment kreeg ik geregeld last van felle duizelingen. Het was een teken dat ik weer eens over mijn grens gegaan was: te weinig geslapen, te veel gewerkt.

Twee jaar geleden, toen mijn zus gestorven is, ben ik lichamelijk helemaal ingestort. Het verdriet had me verzwakt, en ik had ook nog eens een darminfectie opgelopen. Ik was compleet uitgeput, kon bijna niet meer stappen. Toch denk ik niet dat de buitenwereld daar veel van heeft gemerkt. Ik heb nauwelijks opdrachten afgezegd, en ben blijven werken. Alleen stond ik mezelf voor de eerste keer in mijn leven wel toe om maar één ding per dag te doen, te slapen en gewoon ziek te zijn.

Ik was kwaad, hoor, dat ik geen baas meer was over mijn eigen lijf. Maar ik had niet meer genoeg aan mijn wilskracht. Ondertussen heb ik geleerd om beter te luisteren naar mijn lichaam. En rust ik meer dan vroeger. Of toch een beetje meer. (lacht)

U bent 52 nu. Moet het beste nog komen?

De Vos: Ik denk dat het allerbeste al voorbij is. De tijd met Sofie toen ze klein was, is voor mij echt het summum van geluk geweest. Maar ik ben er wel van overtuigd dat er nog veel goeds kan komen. En ik ben gelukkig. Als alles blijft zoals het is, teken ik daar heel graag voor. Ik zie mijn kind graag, ik zie mijn man graag, en ik heb een paar erg goeie vrienden. Daar ben ik heel dankbaar voor. Omdat ze me graag zien, en omdat ze me getoond hebben hoe te leven, gewoon door te zijn hoe ze zijn.

Carmen De Vos

– 52 jaar, geboren in Mortsel

– begon in 2008 als professioneel fotograaf, ze was toen 41

– bekend van haar sensuele polaroids

– heeft die polaroids verzameld in het fotoboek The Eyes of the Fox

– werkt ondertussen voor media als Knack, De Morgen, De Standaard, Humo en Elle

– exposeerde al meermaals in binnen- en buitenland

– is getrouwd en heeft een dochter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content