Filmmaker Adam Curtis over zijn nieuwe docuserie: ‘Er zijn heel veel mensen die heel erg kwaad zijn’

Adam Curtis: 'Ik heb mezelf nooit als een documentairemaker gezien. Ik ben in de eerste plaats journalist.'

‘Een emotionele geschiedenis van de moderne wereld’ luidt de ondertitel van de nieuwe, bejubelde serie van de Britse filmmaker en journalist Adam Curtis. In Can’t Get You Out of My Head zoekt hij een antwoord op de vraag waarom de politiek geen antwoord heeft op de ‘permanente hysterie’ in onze samenleving.

De Britse filmmaker Adam Curtis mag dan gewoon op de loonlijst staan van de BBC, hij heeft in zijn lange carrière een stevige reputatie opgebouwd als cultfiguur. Curtis staat bekend om zijn unieke stijl van filmmaken, waarbij hij onuitgegeven archiefbeelden combineert met suggestieve muziek om meeslepende verhalen te vertellen over de geschiedenis van de 20e en de 21e eeuw. Verhalen die ons doen nadenken over wat we altijd voor waar hebben aangenomen. ‘Ik heb mezelf nooit als een documentairemaker gezien’, zegt hij. ‘Ik ben in de eerste plaats een journalist.’

Zijn nieuwste wapenfeit is Can’t Get You Out of My Head, een acht uur durende geschiedenis van het individualisme, opgesplitst in zes afleveringen. De serie kreeg de ondertitel ‘Een emotionele geschiedenis van de moderne wereld’ mee. In de reeks wil Curtis nagaan hoe we zijn terechtgekomen in een maatschappij die helemaal ontworpen is op maat van het individu, maar waar mensen zich toch steeds angstiger en onzekerder voelen.

Het is een belangrijke vraag en Curtis probeert die te beantwoorden met een veelomvattend betoog over de verspreiding van complottheorieën in de Verenigde Staten, de opkomst van de internationale financiële wereld ten koste van de staatsmacht, het einde van de georganiseerde arbeid, de evolutie van het Chinese staatskapitalisme en de teloorgang van de utopische droom dat het internet de mensheid zou bevrijden. Een reeks die zo’n uitgebreid scala van onderwerpen bestrijkt, riskeert van de hak op de tak te springen, maar Curtis weet door de heldere argumentatie de samenhang te bewaren en zelfs een gevoel van urgentie te creëren. Can’t Get You Out of My Head is een beklijvende kijkervaring die je met moeite, nu ja, uit je hoofd zult krijgen.

De politieke journalistiek heeft zichzelf de das omgedaan omdat ze geen emotionele connectie met het publiek maakt.

Veel personages in de serie zijn mensen van wie de meesten onder ons wellicht nog nooit hebben gehoord. Je hebt natuurlijk Mao Zedong. Maar je hebt ook Kerry Thornley, een auteur die in de jaren zestig complottheorieën de wereld in stuurde om de absurditeit ervan aan te tonen, maar uiteindelijk zelf in sommige ervan is gaan geloven.

Adam Curtis: Een van de problemen van veel historische journalistiek is dat ze gaat over mensen die je al kent, en omdat je hen al kent, merk je het niet wanneer er plots iets helemaal anders over hen wordt verteld. Wanneer iemand je een foto van de Mona Lisa laat zien, zeg je meteen: ‘Tuurlijk ja, dat is de Mona Lisa’, maar je kijkt er niet echt meer naar. Daarom kies ik graag personages die verfrissend en interessant zijn, maar ook complex en ambigu. Het zijn vaak niet zulke aardige mensen, maar allemaal hebben ze op een bepaald punt in hun leven dingen gedaan of meegemaakt waardoor je sympathie voor hen krijgt.

Toen ik hoorde dat u ‘een emotionele geschiedenis van de moderne wereld’ aan het maken was, moet ik toegeven dat ik even dacht: o nee, hij gaat toch geen reactionaire film uitbrengen over identiteitspolitiek? Maar nu ik de afleveringen heb gezien, blijkt dat totaal niet het geval.

Curtis: Ik heb geen probleem met identiteitspolitiek. Links trok in de jaren 1980 zijn handen af van economische thema’s omdat rechts overal aan de macht kwam. En als reactie daarop heeft links een paar fantastische dingen gedaan met identiteitspolitiek, waardoor massa’s mensen zich konden emanciperen. Ik vind dat een hele verwezenlijking. Mijn kritiek, en ik denk dat dat duidelijk tot uiting komt in de films, is dat links de controle heeft verloren over de economie, dat de economie vervolgens volledig uit de hand is gelopen en dat de macht nu in handen is van het grote kapitaal.

Kenmerkend voor uw documentaires zijn de indringende archiefbeelden en de suggestieve muziek. En – ik hoop dat u het me niet kwalijk neemt – de uitwaaierende gedachten. Is dat een bewuste stilistische keuze, om tegelijkertijd de emotie en de ratio van de kijker aan te spreken?

Curtis: Ik vind het eigenlijk geen documentaire. Ik heb mezelf nooit als een documentairemaker gezien. Ik ben in de eerste plaats een journalist. We leven in een tijdperk waarin emoties een belangrijke rol is toebedeeld, meer dan in vroegere samenlevingen. De journalistiek moet dat weerspiegelen. Als jongere zag ik dat mensen elkaar niet langer beoordeelden op hun politieke voorkeur, maar op basis van de muziek of de films waar ze van hielden. Dat was een manier om emotioneel te communiceren: zo ben ik. Ik realiseerde me dat ik dat kon toepassen in de politieke journalistiek. Volgens mij heeft een groot deel van de politieke journalistiek die omslag nooit gemaakt. Meer nog, ze heeft zich laten koloniseren door de denktanks, die volstrekt niet emotioneel zijn. Een groot deel van de politieke journalistiek heeft zichzelf de das omgedaan omdat ze niet doorhad dat ze een emotionele connectie met het publiek moest maken.

Dit is uw eerste film in bijna vijf jaar. Is er sinds 2016 een specifieke gebeurtenis of een trend geweest die door uw hoofd speelde toen u besliste om de geschiedenis van het individualisme in beeld te brengen?

Curtis: Wat me heel erg bezighield, was niet zozeer Donald Trump of de brexit, maar het feit dat de fervente tegenstanders van Trump en de brexit de spreekwoordelijke olifant in de kamer niet zagen, namelijk dat al die mensen zo hadden gestemd omdat ze kwaad waren.

Als ik na de verkiezing van Trump een oppositiepartij zou leiden, dacht ik bij mezelf, zou ik tegen zijn kiezers zeggen: ‘In zekere zin hebben jullie gelijk, maar jullie hebben voor de verkeerde man gestemd. Hij gaat jullie bedotten.’ Wat Trump ook heeft gedaan. Want Trump heeft vier jaar lang gefaald. Hij heeft niets gedaan van wat hij zei dat hij op nationaal vlak zou doen. Hij had beloofd de corruptie in Washington uit de wereld te helpen. Die is nog verergerd. Hij had beloofd de infrastructuur van Amerika aan te pakken. Alles brokkelt nog steeds verder af. Hij had beloofd de fabrieken terug te brengen. Ook dat heeft hij niet gedaan. En de opiumcrisis woedt als nooit tevoren. Hij had beloofd de zinloze oorlogen elders in de wereld te beëindigen. Heeft hij niet gedaan. Naar elke mogelijke maatstaf heeft hij compleet gefaald. Hij is het zoveelste voorbeeld van een boegbeeld dat plots opduikt en gedragen wordt door een enorme golf van woede. Want er zijn veel mensen die heel erg kwaad zijn. En als je kijkt hoe er in de presidentsverkiezingen van 2020 is gestemd, dan zie je dat die mensen er nog steeds zijn. Wat me vooral heeft verbaasd, was dat er zo veel razernij was. Maar niemand die er iets aan deed.

De enige die wel reageerde, al meteen nadat Trump verkozen was, was Bernie Sanders. Hij ging op pad om met die mensen te praten. Ik geloof echt dat hij zou hebben gewonnen in 2016, mocht hij presidentskandidaat zijn geweest. Omdat de woede zo ruw was. Daarom ben ik op onderzoek gegaan naar wat ertoe heeft geleid dat we vandaag staan waar we staan: een bevroren toestand waarin iedereen hysterisch is, maar er niets gebeurt.

In welke mate is dat toe te schrijven aan het feit dat we in een aandachtseconomie leven? In de onophoudelijke informatiestroom is de aandacht van mensen een schaars goed waar hevig om gestreden wordt. In hoeverre heeft dat de ideeën beïnvloed, denkt u?

Curtis: Ik weet dat socialemediabedrijven houden van wat zij emoties met een hoog opwindingsgehalte noemen, omdat mensen daardoor langer online blijven. Maar de teloorgang van de journalistiek is begonnen lang voor het internet alomtegenwoordig werd. In het begin van de jaren 1990 zagen kranten hun verkoop teruglopen. Logisch, want journalistiek was saai geworden. Journalisten hadden geen verhaal meer. De linker- en rechterzijde waren aan het overvloeien in elkaar. Maar weet je wat interessant is? Iemand in Hollywood vertelde me dat. In de jaren dat de zogenaamde aandachtseconomie een steile vlucht nam, werd de gemiddelde Hollywoodfilm een derde langer. Kijk naar de duur van heldenfilms. Die duren soms drie uur. En dat verveelt de kijkers niet.

In de vierde film uit de reeks citeer ik de politoloog Peter Mair, een man met boeiende opvattingen. Hij stelt dat vanaf begin de jaren 1990 de politiek niet langer om massademocratie draaide. Het idee achter massademocratie was dat je de mensen vertelde waar je naartoe wilde en zij zich dan achter jou schaarden en je de collectieve macht gaven om de niet-verkozen machten in de samenleving onder controle te houden. In het begin van de jaren 1990 waren mensen zoals u en ik rasechte individualisten. We wilden ons niet aansluiten bij een politieke partij. We wilden geen lid worden van een vakbond. We wilden autonome eenlingen zijn. En het gevolg daarvan was dat de massademocratie haar belangrijkste troef verloor, namelijk de collectieve macht om de niet-verkozen machten te beheersen.

Wat Google eigenlijk doet, is iemand proberen te overtuigen van iets wat hij toch al wilde kopen.

Op dat moment, zegt Mair, maakten de politici een bocht van 180 graden en werden ze de vertegenwoordigers van de niet-verkozen machten, die jou vervolgens inschakelen om de maatschappij te doen draaien. En wie kan hen dat kwalijk nemen, zegt hij. We zijn even schuldig als de politici.

Individualisme is het kind van massademocratie, het is er het logische gevolg van. Waar politici vandaag wanhopig naar op zoek zijn – en dat merk je bij Trump en bij bewegingen als Occupy – is een manier om mensen het gevoel te geven dat ze nog steeds individuen zijn, maar hen tezelfdertijd duidelijk te maken dat ze een collectief zijn. Niemand is daar tot nu toe in geslaagd. Het is wachten tot een politicus opstaat met een krachtig verhaal. En als de linkerzijde niet oplet, zal dat een nationalist zijn met weinig fraaie intenties.

Toch zijn er nu bewegingen die hun macht ontlenen aan het collectief, zoals Black Lives Mater, dat de wind in de zeilen kreeg na de dood van George Floyd.

Curtis: Black Lives Matter is fantastisch omdat het de eerste beweging is die zegt: dit is structureel, dit gaat om macht. Het is interessant dat net een groep die buitengesloten is uit het systeem nu plots alle aandacht krijgt en dat debat naar het grote publiek brengt. Ik vind dat geweldig. Om het in saaie bewoordingen te zeggen: de sociologie is teruggekeerd. Volgens de sociologie moet je de reden waarom je je rot voelt niet bij jezelf zoeken, jij hebt niet gefaald. En dat is precies wat de moderne positieve psychologie zegt. Wat Black Lives Matter, en de bredere beweging waartoe zij behoren, zegt is: nee, de belangrijkste reden waarom je je rot voelt, is omdat de maatschappij rot is, of omdat je deel uitmaakt van een machtsstructuur die wreedaardig en ongelijk is, en dat is jouw schuld niet.

De afgelopen 70 jaar zijn bewegingen die strijden voor sociale rechtvaardigheid erin geslaagd meer rechten af te dwingen voor etnische minderheden, vrouwen en de LGBTQ-gemeenschap, en toch was de ongelijkheid nog nooit zo groot. Zijn we op het punt gekomen waar het snijpunt tussen klassen en andere identiteitsvormen zo flagrant is dat we het niet langer kunnen negeren?

Curtis: Ja, dat denk ik wel. De coronapandemie heeft ons keihard met de neus op de feiten gedrukt: hoe verder je verwijderd bent van het machtssysteem, hoe groter de kans dat je ziek wordt en sterft. En hoe hoger je op de hiërarchische ladder staat, hoe veiliger je bent. Net zoals de besparingen na de bankencrisis er diep hebben ingehakt, denk ik dat dit er ook diep zal inhakken. In beide gevallen gaat het om klasseverschillen. Het feit dat we de brexit en Trump hebben gehad, is het gevolg van de respons op de bankencrisis in 2008. Zowel in Amerika als in Groot-Brittannië beseften mensen dat hoe lager ze op de sociale ladder stonden, hoe meer ze moesten opdraaien voor de corruptie en criminaliteit van de rijken. Dat zat hen hoog. Wie een bus bestuurt om de maatschappij draaiende te houden, loopt meer kans om te sterven dan wie een hedgefonds beheert. Ik geloof echt dat dat zware gevolgen zal hebben. Zo zie je maar, de pandemie heeft ook iets goeds opgeleverd. Ze heeft een krachtige spot gezet op sociale klasse en macht.

Een van die structurele problemen is het feit dat socialemediabedrijven geen verantwoording hoeven af te leggen voor de macht die ze hebben. Hun algoritmen werken destructieve emoties zoals angst en haat in de hand. Die hebben een impact op de bredere politiek. Wat gebeurt er wanneer een beweging die afhankelijk is van de producten van grote bedrijven om haar boodschap te verspreiden, tegelijkertijd die bedrijven wil ontmantelen of toch op z’n minst ingrijpend wil veranderen?

Curtis: Ik zie de paradox, maar ik zou durven zeggen dat er ook iets heel anders kan gebeuren, namelijk dat we de bedrijven die het internet hebben gereduceerd tot een plek waar we het doelwit zijn van reclame hun macht weer afnemen. En dat we het internet heropbouwen als een collectief forum, waar mensen zichzelf kunnen uitdrukken als individu. Het is wat ik daarnet ook al zei: die kwadratuur van de cirkel moet de nieuwe politiek tot stand brengen.

De socialemediabedrijven stapelen het geld op terwijl ze eigenlijk niets maken. Volgens mij is er een belangrijke beweging op gang gekomen, vooral in Europa, om de macht van die bedrijven terug te nemen, met de bedoeling ze open te breken zodat hun producten kunnen worden aangewend voor nuttige maatschappelijke doeleinden. En op dat moment kan een nieuwe vorm van politiek ontstaan. Dus ik zie de paradox, maar ik denk dat hij toch kansen inhoudt.

Filmmaker Adam Curtis over zijn nieuwe docuserie: 'Er zijn heel veel mensen die heel erg kwaad zijn'

In de serie komt Cambridge Analytica even ter sprake, om aan te tonen dat het bedrijf dat zogezegd mensen heeft gemanipuleerd om op Trump te stemmen niet zo veel invloed heeft gehad als het zelf beweerde. Het gebruikte gewoon een model uit de reclamesector. En toch is de miljardenwaarde van Facebook en Google gebaseerd op het feit dat die reclamemodellen werken.

Curtis: Ik weet het. Heel wat mensen in de reclamewereld beginnen te twijfelen of Google wel over die haast magische krachten beschikt om mensen te targeten en hun gedrag te voorspellen. Er is een geweldig verhaal dat ik uiteindelijk uit de film heb geknipt omdat het te ingewikkeld is. Enkele jaren geleden was er een econoom bij eBay die zich ook vragen stelde bij die macht van Google. Hij overtuigde de marketingafdeling van eBay om voor een derde van het Noord-Amerikaanse continent drie maanden lang niet op Google te adverteren. De marketingafdeling was ervan overtuigd dat het een ramp zou betekenen. Maar er gebeurde helemaal niets. Ze probeerden het vervolgens nog eens drie maanden. De omzet bleef precies gelijk. En de econoom zei: wat Google eigenlijk doet, is het principe van de pizzaflyers. Als jij en ik allebei reclame willen maken voor pizza’s, en jij gaat de straat op en je deelt flyers uit aan willekeurige voorbijgangers, terwijl ik aan de ingang van een afhaalpizzeria ga staan, dan lijkt het alsof ik 100 procent succes heb. Maar de mensen die naar de pizzeria komen, zijn sowieso al van plan om pizza’s te kopen. Wat je eigenlijk doet, is iemand proberen te overtuigen van iets wat hij toch al zou kopen.

En ondertussen hebben ze de echte journalistiek de doodsteek gegeven. Gewoon kapotgemaakt. Niet dat de journalistiek haar eigen graf al niet aan het delven was, want het was een saaie bedoening geworden. Maar ik denk dat de journalistiek zich wel weer zal heruitvinden. Dat doet ze altijd. De vorige keer dat het gebeurde, was trouwens in een periode die je kunt vergelijken met nu. Op het einde van de 19e eeuw had je in Amerika de robber barons, de roofbaronnen. Dat was een bijnaam voor de grote industriëlen van die tijd, die net als de grote technologiebedrijven van vandaag alle macht naar zich toe trokken. De spoorwegen konden een dorp laten doodbloeden door te weigeren om daar een station te zetten. Dat leidde tot een nieuw soort van journalistiek, die de mensen uitlegde wat er aan de hand was. Ik denk dat nu hetzelfde zal gebeuren. Het is wachten op een nieuw narratief dat mensen aanspreekt en duidelijkheid verschaft. Op iemand die doorheeft hoe macht in onze samenleving werkt en daar op een boeiende manier over kan vertellen. Maar het moet op een fantasierijke manier gebeuren. Op dit moment is het nog te veel ‘Elon Musk aait kat in grot’ – in zekere zin spelen socialemediabedrijven daarop in. Omdat het hen het gevoel geeft dat ze sterk en almachtig zijn. Terwijl ze dat misschien niet zijn.

Can’t Get You Out of My Head – Een emotionele geschiedenis van de moderne wereld (2021) is te bekijken in de iPlayer-app van de BBC en op een YouTubepagina met het werk van Curtis.

Adam Curtis

– 1955: geboren in Dartford (VK)

– Studeert sociale wetenschappen aan Oxford University – 1983 – heden schrijver, producer en filmmaker in dienst van de BBC – Gebruikt in zijn programma’s een collagetechniek, met archiefbeelden, nieuwsfragmenten, filmscènes, muziek en voice-overcommentaren. Zijn grote voorbeeld is naar eigen zeggen de USA Trilogy van John Dos Passos

– Maakte bekroonde programma’s over onder meer de wapenhandel ( The Mayfair Set), Freud en Edward Bernays ( The Century of the Self) en de opkomst van islamisme en neoconservatisme ( The Power of Nightmares)

– 2021 de zesdelige serie Can’t Get You Out of My Head krijgt jubelrecensies in de Britse pers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content