Experten Strafrechtcommissie minister Geens nemen ontslag: ‘Voorstellen te veel gewijzigd’

Minister Koen Geens © .

De twee experten die in 2015 door minister van Justitie Koen Geens (CD&V) waren aangesteld om de hervorming van het Strafwetboek voor te bereiden, hebben hun ontslag aangeboden. Ze vinden dat de regering hun voorontwerp al te ingrijpend heeft gewijzigd, maar Geens spreekt dat tegen.

Het ontslag dateert al van 23 augustus, maar hoogleraar Joëlle Rozie (UA) en advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie Damien Vandermeersch maakten het maandag pas bekend.

Ze hekelen de ingrijpende politieke wijzigingen die aan hun ontwerptekst zijn aangebracht, die er volgens hen in zullen resulteren dat er te veel gevangenisstraffen worden uitgesproken.

Geen spreekt dat tegen. De minister heeft naar eigen zeggen met spijt kennisgenomen van het ontslag van Rozie en Vandermeersch. ‘Er is nood aan een modern wetboek dat accuraat, coherent en eenvoudig is. De wijzigingen die de regering aanbracht in de tekst van de experten zijn beperkt’, zegt hij. ‘Er blijft een verschil tussen een wetenschappelijk project en een regeringsvoorstel’.

Wat?

Omdat het Belgisch Strafwetboek nog van 1867 dateert, willen minister Geens en de federale regering de wetgeving ‘accurater, eenvoudiger en coherenter’ maken. Eind 2015 werd daarom de Strafrechtcommissie opgericht, die zich moest buigen over de modernisering van Boek I van het Strafwetboek, met de algemene principes van het strafrecht. Boek II, waarin de misdrijven en hun bestraffing staan opgesomd, werd door een andere commissie – de Strafprocesrechtcommissie – voorbereid.

Toen vlak voor het recente zomerreces na Boek I ook Boek II door de federale regering werd goedgekeurd, konden de twee leden van de Strafrechtcommissie zwart op wit lezen hoe hun voorbereidende werk politiek is vertaald. Wat de leesbaarheid en de vereenvoudiging van Boek II betreft, hebben Joëlle Rozie en Damien Vandermeersch lof. Ze spreken van ‘een grote sprong voorwaarts’. Fundamenteler is dat ze in de tekst elementen terugvinden die ‘volledig in strijd zijn met de krachtlijnen en de uitgangspunten die werden verondersteld het fundament van een nieuw Strafwetboek uit te maken’.

Een en ander zal er volgens Rozie en Vandermeersch toe leiden dat de vrijheidsstraf niet langer als uiterste middel (‘ultimum remedium’) wordt beschouwd, maar opnieuw een centrale rol dreigt in te nemen, ‘wat een exponentiële toevlucht naar de gevangenis dreigt te impliceren’.

Twee concrete elementen die de twee experten tegen de borst stuiten, zijn dat de gevangenisstraf mogelijk zou worden voor alle misdrijven zonder enige uitzondering en dat de regering recidivisten pas na twee derde van hun straf de mogelijkheid voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling wil bieden. Nochtans oordeelde het Grondwettelijk Hof al dat alle gedetineerden dezelfde gunstmaatregel moeten kunnen krijgen. De regel is dat gevangenen na een derde van hun straf voorwaardelijk kunnen vrijkomen.

Rozie en Vandermeersch begrijpen dat er in de politiek compromissen moeten worden gesloten, maar zeggen dat de finale teksten ‘haaks staan op de wetenschappelijke literatuur en de adviezen van talrijke experten’. Ze kunnen dan ook alleen maar vaststellen dat ze er niet in geslaagd zijn de regering te overtuigen van een reeks wetenschappelijk onderbouwde uitgangspunten, vooral wat betreft de gevangenisstraffen en de recidive. De hele hervorming van het Strafwetboek druist bovendien ook in tegen hun overtuigingen ‘als mens’. Daarom hebben ze de minister meegedeeld dat ze een punt zetten achter hun aanstelling als expert.

Partner Content