‘De huidige situatie is stilaan onhoudbaar, maar fatalisme is misplaatst’, schrijft Tom Garcia van Vista over de Belgische staatsstructuur. ‘De beste oplossing is het versterken van de deelstaten, ze verantwoordelijk maken voor hun eigen bestuur en hen daarvoor de nodige bevoegdheden geven.’
De Vlaamse en Belgische feestdagen, op 10 dagen van elkaar, zorgen jaarlijks voor ronkende verklaringen en belegen communautaire analyses. Het was dit jaar niet anders. Nu het stof weer is gaan liggen, krijgen we misschien wel weer een duidelijker zicht op de toestand van het land en komt er ruimte voor nieuwe ideeën. De oplossingen voor de Belgische impasse lijken immers beperkt tot het opblazen van België, een confederatie construeren of weer voluit unitair gaan. Helaas lijken geen van die oplossingen ook echt haalbaar te zijn. Dus moet er een andere manier gezocht worden om de Belgische impasse te doorbreken.
Goed bestuur, daar draait het uiteindelijk allemaal om. Dat heeft op zich niets met staatsstructuur te maken. Goed beleid komt er door dichter bij de burger te besturen, door oog en oor te hebben voor de wensen en vooral de noden van die burger. Dat kan alleen door het zwaartepunt van de macht laag te houden en enkel naar een hoger niveau door te schuiven als dat de lagere niveaus ten goede komt.
De stelling, bijvoorbeeld, dat de sociale zekerheid best een Belgische/federale bevoegdheid blijft, is daarom niet per definitie correct. Schaal lijkt hier in theorie een voordeel te zijn doordat het risico over een groter aantal gespreid wordt.
Probleem is echter dat de noden erg verschillend kunnen zijn en dat de verdeling van die ‘grote pot’ er uiteindelijk toe leidt dat de specifieke noden van de groepen niet voldoende of afdoende geledigd worden. En dat leidt dan weer tot zinloze discussies over transfers (in welke richting dan ook) die dan weer voor extra wrevel zorgen. Schaalvergroting kan niettemin zijn voordelen hebben en net daarom is het verstandig om te bekijken welke bevoegdheid eventueel toch naar een hoger niveau kan gebracht worden. Enkel wat zo beter beantwoordt aan de specifieke noden, is daar op zijn plaats.
Herfederaliseren is dus niet per definitie de beste optie. Het lijkt aanlokkelijk om te snoeien in de (te) vele regeringen, maar het gevolg is dan wel dat de macht weer verder weg van de burger schuift en dat de verschillen die er wel degelijk zijn er ook zullen blijven. De politiek zal sterieler, ‘gemiddelder’ worden en de fameuze kloof met de burger zal daardoor alleen maar groter worden.
Anderzijds wordt terecht opgemerkt dat ook Vlaanderen niet echt uitblinkt in goed bestuur en soms zelfs aan dezelfde ‘Belgische ziekte’ lijkt te lijden. Dit bevestigt nog eens dat goed besturen niets te maken heeft met de staatsstructuur. Een onafhankelijk Vlaanderen of een confederaal België klinken als goede oplossingen, maar doen alsof daarmee alle problemen zullen opgelost zijn, is de waarheid geweld aandoen.
Bovendien zijn er ook heel wat juridische hindernissen waar je niet zomaar omheen kan en reageren de internationale gemeenschap en de financiële markten doorgaans niet zo goed op radicale ingrepen. Alle grootse plannen ten spijt, ligt de tijd dat een aspirant-staat zichzelf zomaar onafhankelijk kon verklaren al lang achter ons.
Het confederalisme lijkt een realistischer scenario te zijn. Alleen is het daar zo dat er sprake moet zijn van twee of meer onafhankelijke entiteiten die vervolgens beslissen om een aantal dingen samen te doen. Wat dus de facto betekent dat België eerst moet ophouden te bestaan en dat de gewesten onafhankelijke staten worden. Hoewel dit voorgesteld wordt als een ‘zachte revolutie’ zal ze toch hard genoeg zijn om te veel deining te veroorzaken op internationaal niveau, politiek én economisch. En vooral dat laatste is maar best te vermijden, zeker met het zwaard van de te verdelen staatsschuld boven het hoofd.
(Lees verder onder de preview)
Artikel 35
Wat kunnen we dan wel doen om de Belgische impasse te doorbreken en Vlamingen, Walen en Brusselaars een beter beleid te bieden? Het antwoord zit ten dele al in de grondwet. In 1994 werd onder premier Jean-Luc Dehaene het inmiddels bekende artikel 35 ingeschreven. Dat zegt dat de federale overheid enkel die bevoegdheden mag uitoefenen die haar uitdrukkelijk zijn toegewezen door de Grondwet en de gewone wetten. Alle andere bevoegdheden worden automatisch aan de deelstaten toegewezen. Eenvoudig gezegd moet er een lijst komen van de bevoegdheden van de federale staat, en alles wat niet op die lijst staat is voor de deelstaten.
Artikel 35 is tot vandaag echter dode letter gebleven, voornamelijk omdat Franstalige partijen er niet voor te vinden zijn dat het federale niveau minder bevoegdheden zou krijgen en omdat Vlaamse partijen willen dat de deelstaten, en niet het federale niveau zelf, aangeven welke bevoegdheden de federale staat nog mag uitoefenen. Bovendien wordt vaak ook als argument aangehaald dat de effectieve uitvoering van artikel 35 veel te ingewikkeld is en dat ook nooit de vereiste meerderheden, regionaal en federaal, behaald zullen worden. Een ding is zeker: met fatalisme zullen we er ook nooit geraken.
Het probleem van België is grotendeels dat er geen duidelijke staatsstructuur is. Er is een federale staat, er zijn gewesten, er zijn ook nog gemeenschappen en zelfs een gemeenschappelijke gemeenschapscommissie en al die niveaus staan vaak meer in concurrentie met elkaar dan dat ze samenwerken, laat staan dat ze elkaar zouden versterken. Dit zorgt niet alleen voor absurde toestanden, denk maar aan de negen ministers bevoegd voor gezondheid, maar ook voor makkelijke blokkeringspolitiek waarbij het ene niveau het andere stokken in de wielen steekt voor eigen politiek gewin of de verantwoordelijkheid van zich afschuift door naar de ander te wijzen.
De huidige situatie is dus stilaan onhoudbaar en het voormelde fatalisme totaal misplaatst. De beste oplossing is het versterken van de deelstaten, ze verantwoordelijk maken voor hun eigen bestuur en hen daarvoor de nodige bevoegdheden geven. Een federaal niveau kan blijven bestaan, maar dan met welomlijnde bevoegdheden en als voornaamste taak het faciliteren van de gewestelijke samenwerking en het verzorgen van de internationale contacten. Een grotere autonomie voor de deelstaten zal hen nopen tot meer verantwoordelijkheid. Meer verantwoordelijkheid zal hen ook dwingen tot beter bestuur. Beter bestuur zorgt voor meer steun van de bevolking. Meer steun zorgt voor groter draagvlak en een groter draagvlak zorgt voor sterkere deelstaten.
Het is die responsabilisering van de regio’s, de volledige toewijzing van bevoegdheden en de duidelijke omschrijving van de rol van de federatie die voor een doorbraak kunnen zorgen.
En daar wint iedereen bij. Want met sterkere, verantwoordelijke deelstaten zal ook de onderlinge samenwerking beter verlopen en kan je beter afspreken wie welke rol speelt. Sterkere deelstaten zullen ook aan geloofwaardigheid winnen en hun rol in Europa en de wereld beter kunnen spelen. De federatie ‘België’ kan blijven bestaan als ‘verbindingsofficier’ met Europa en de wereld enerzijds en als facilitator van gewestelijke samenwerking anderzijds. Zo hoeft ook de internationale wereld niet gebruuskeerd te worden, zoals dat in Catalonië of met de brexit gebeurd is.
Als we de Belgische impasse willen doorbreken, de afstand tussen politiek en burger willen verkleinen, de regionale eigenheden willen respecteren en de internationale instellingen niet voor het hoofd willen stoten, moeten we resoluut kiezen voor meer decentralisatie. Al zal ook daarmee de kous nog niet af zijn, natuurlijk. Vlaanderen (en elke deelstaat) zal nog altijd moeten bewijzen dat wat we zelf doen, we ook beter doen.