Emmanuel André, coördinator Testing & Tracing: ‘Wij hebben het virus onder controle’

Emmanuel André: 'Dat contactopsporing een efficiënt middel is om de verspreiding van een epidemie in te dijken, staat wetenschappelijk vast.'

Een ‘dreigend fiasco’ en een ‘ramp’. De strategie om door contactonderzoek de zo gevreesde heropleving van het coronavirus te voorkomen, wordt een maand na de start al stevig onder vuur genomen. Toch is het volgens professor Emmanuel André, die dat onderzoek leidt, de enige juiste weg.

Zo veel mogelijk mensen testen. Mensen die op basis van een test met het coronavirus besmet blijken zo snel mogelijk ondervragen over hun recente contacten. En die contacten dan op hun beurt onmiddellijk twee weken in quarantaine plaatsen. Bij gebrek aan een vaccin is dat de belangrijkste strategie om het virus te bedwingen en de Belgen niet opnieuw in een lockdown te dwingen.

Emmanuel André is coördinator van het Interfederaal Comité Testing & Tracing. Nadat hij was opgestapt als woordvoerder van het Nationaal Crisiscentrum zette hij zijn schouders onder het contactonderzoek. Dat het systeem nog niet tot in de laatste details in orde is, spreekt hij niet tegen. De privacy is nog niet gegarandeerd, en die garantie zal nodig zijn om het vertrouwen van de burger te winnen. Maar ondanks alle kritiek is André ervan overtuigd dat contactonderzoek de enige juiste weg is. De cijfers staan voorlopig aan zijn kant. Al een aantal dagen suggereren ze dat het virus min of meer bedwongen is. En het contactonderzoek levert volgens André de beste garantie dat we dat zo kunnen houden.

Als het parlement zegt dat contactopsporing niet mogelijk is vanwege te grote risico’s voor de privacy, houden we ermee op.

Voorzichtigheid is wel nog altijd geboden. ‘Laten we niet vergeten dat er vandaag nog altijd mensen aan het virus sterven’, zegt André. ‘En de tweehonderd nieuwe besmettingen die nu dagelijks worden gemeld, zijn meer dan waarschijnlijk een onderschatting. Vandaag testen we alleen personen met symptomen. We weten intussen dat een significant deel van de besmettingen wordt veroorzaakt door personen zonder symptomen. Maar de verspreiding van het virus gaat nu zo langzaam dat wij de tijd hebben om een stabiel systeem van contactonderzoek uit te bouwen, waarmee we het virus ook de komende maanden onder controle kunnen houden.’

Weten we waar en hoe het virus zich vandaag nog verspreidt?

Emmanuel André: In de eerste plaats willen we met ons onderzoek te weten komen met wie een besmette persoon risicovolle contacten heeft gehad. Dan kunnen we die personen in quarantaine plaatsen en zo vermijden dat ze het virus op hun beurt verder verspreiden. Maar daarnaast is het inderdaad de bedoeling dat we op die manier meer informatie krijgen over de omstandigheden en de plaats waar die besmettingen plaatsvinden, zodat we daar onze preventiestrategie op kunnen afstemmen.

Contactonderzoek is misschien wel het belangrijkste wapen tegen een nieuwe piek. Helaas lijkt dat wapen vandaag nog niet zo efficiënt.

André: We hebben dit systeem in een paar weken moeten bouwen. Het was te verwachten dat we, onder meer op het vlak van IT, met kinderziektes zouden kampen. De problemen zijn nog niet allemaal van de baan, maar het gaat wel de goede richting uit.

Alles vertrekt bij de informatie die door besmette personen wordt verstrekt. Maar volgens sommige bronnen zou het callcenter maar de helft van die mensen bereiken.

André: De voorbije twee weken hebben we ongeveer 60 procent van de besmette personen bereikt. De cijfers evolueren ook duidelijk in goede richting. Gisteren, op 27 mei, was bijvoorbeeld al 68 procent van de oproepen succesvol.

Een niet minder essentieel probleem is de privacy. De databank waarin de verzamelde gegevens worden opgeslagen, is volgens de Gegevensbeschermingsautoriteit illegaal. Het wetsvoorstel dat het verzamelen van gegevens mogelijk moet maken, is volgens haar ook te vaag en maakt niet duidelijk hoelang de gegevens bewaard mogen worden.

André: Ik begrijp de argumenten van de Gegevensbeschermingsautoriteit en de organisaties die de mensenrechten verdedigen. Het systeem van contactopsporing kan ook alleen werken als er vertrouwen is en mensen zeker weten dat hun gegevens niet zullen worden misbruikt. Het is daarom van groot belang dat we die wettelijke context zo snel mogelijk verbeteren, en zo de bevolking kunnen overtuigen dat dit geen nieuwe stap is naar een bigbrothermaatschappij. Verbetering is bijvoorbeeld mogelijk als het gaat over de termijn waarbinnen we de gegevens zullen bewaren. Persoonlijke informatie over wie er precies met wie in contact is gekomen, hoeven we niet langer dan een maand te bewaren om het systeem van contactonderzoek te laten werken.

Ik besef het: het Koninklijk Besluit dat ons nu in staat stelt om aan contactonderzoek te doen, is zeker niet perfect. Het is aan het parlement om het, het liefst zo snel mogelijk, te verbeteren. Als dat parlement zegt dat contactopsporing niet mogelijk is vanwege te grote risico’s voor de privacy, houden we ermee op.

Is contactopsporing wel mogelijk zonder die risico’s?

André: Contactopsporing kan nooit werken als we niet over die individuele gegevens kunnen beschikken. Voor Sciensano, de openbare instelling die de databank beheert, is deze manier van werken nieuw. Maar voor ons gezondheidssysteem is dat niet het geval. Denk maar aan het Riziv: dat krijgt elke dag gedetailleerde informatie over patiënten, en niemand heeft daar problemen mee. Het kan dus, maar wel op voorwaarde dat er een goed wettelijk kader komt, met een duidelijke omschrijving van de doelstellingen. Waarvoor en waarom gaan we die data gebruiken, en hoelang?

De reputatie van de overheid speelt niet in ons voordeel.

U zei het net zelf: vertrouwen bij de bevolking is essentieel. In België, waar het vertrouwen in de overheid laag is, zou dat wel eens de grootste hinderpaal kunnen zijn

André: De reputatie van de overheid speelt niet in ons voordeel, dat klopt. Maar ook de huidige omstandigheden maken het niet makkelijk om op de volle medewerking van de bevolking te kunnen rekenen. We hebben een lockdown van twee maanden achter de rug. Het is niet helemaal onbegrijpelijk dat mensen op zo’n moment niet staan te springen om een vriend of familielid aan te wijzen: de gedachte dat je hen tot twee weken in quarantaine verplicht is niet prettig.

Mensen met wie het callcenter contact opnam, gaven volgens uw collega Steven Van Gucht gemiddeld één naam door van iemand met wie ze contact hebben gehad. Hij had gehoopt dat het er minstens vier zouden zijn.

André: Ook dat cijfer is de afgelopen weken sterk gestegen: intussen zitten we aan ongeveer drie contacten per gesprek. Die positieve evolutie heeft ook te maken met de ervaring en de professionalisering van de agenten in de callcenters. Vergeet niet dat het hier vaak gaat om mensen die van de ene dag op de andere met iets totaal nieuws moesten beginnen. Zij leren elke dag bij. Hun gesprekken duren almaar langer, wat erop wijst dat ze er beter en beter in slagen om het vertrouwen van de contactpersonen te winnen. Dat dat niet vanaf dag één zou lukken, was ook geen grote verrassing. Experts die dit al jaren doen, bijvoorbeeld om tuberculosebesmettingen te traceren, zullen beamen dat een opstart altijd tijd kost.

Erika Vlieghe, de voorzitter van de GEES-expertengroep, verklaarde vorige week in het parlement dat er dringend een informatiecampagne nodig is.. Had die campagne er al niet van bij de start moeten zijn?

André: We hebben eerst alle tijd en energie gestoken in de kwaliteit van het systeem. Nu de kinderziektes stilaan weggewerkt zijn, is er tijd voor actieve communicatie. We moeten de mensen op een zo helder mogelijke manier vertellen wat de bedoeling is en hoe we hun data zullen behandelen. Dat is ook niet zo gemakkelijk, want de vragen zijn soms complex. Als we al communiceren op het moment dat de discussie nog loopt, riskeert de boodschap alleen maar tot verwarring te leiden.

Als ik als besmette patiënt eerlijk mijn risicovolle contacten doorgeef, veroordeel ik die mensen meteen tot twee weken quarantaine. U hebt zelf al aangegeven dat het zou helpen als zij ook meteen getest zouden worden. Dat zou ook de mogelijkheid bieden om de quarantaine in te korten.

André: Ik denk dat het mogelijk is om, in sommige gevallen en als er extra tests worden uitgevoerd, de quarantaineperiode te beperken tot ongeveer tien dagen of zelfs een week, als het risicocontact enkele dagen voor de diagnose van de besmette persoon heeft plaatsgevonden. Maar ook als een eerste test negatief is, zal die persoon nog altijd in quarantaine moeten. Mogelijk bevindt hij zich in de incubatieperiode, waarin het virus nog niet kan worden opgespoord. Die periode duurt in de meeste gevallen minder dan een week, maar het is niet ongewoon dat ze ongeveer tien dagen duurt. Pas daarna kunnen we dankzij een tweede test met meer zekerheid zeggen of iemand niet besmet is. Voor mensen die negatief reageren op de tweede test kan de quarantaineperiode dus worden verkort.

Effectieve contactopsporing veronderstelt dat mensen ook echt in quarantaine gaan. In Duitsland staan er op een overtreding zware boetes. Is dat ook bij ons zo?

André: Nee, en de vraag is of bestraffing wenselijk is. Ik denk dat we in de eerste plaats moeten uitleggen waarom het zo belangrijk is dat je, zelfs als het resultaat van je test negatief is, toch in quarantaine moet. Zolang we niet iedereen de kans hebben gegeven om dat heel goed te begrijpen, lijkt het me niet juist om mensen te bestraffen. Misschien kan het in een later stadium wel. Voorlopig hebben we ook geen indicaties dat mensen de quarantainemaatregel naast zich neerleggen, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat ze dat niet doen.

Emmanuel André: 'Intussen geven mensen gemiddeld drie contacten door aan het callcenter.'
Emmanuel André: ‘Intussen geven mensen gemiddeld drie contacten door aan het callcenter.’

In ons land bedroeg de oversterfte tijdens de coronacrisis 47 procent, in Duitsland bleef ze beperkt tot 7 procent: kun je die veel lagere oversterfte toeschrijven aan het feit dat contactonderzoek in Duitsland al van bij het begin van de crisis deel uitmaakte van de bestrijdingsstrategie?

André: Ik hoed me voor dat soort al te simpele verklaringen. De hoge oversterfte in België kent verschillende oorzaken, en er bestaat geen eenvoudige regel die ons toelaat om te berekenen hoe belangrijk welke oorzaak precies is. Eén belangrijke oorzaak is ongetwijfeld de manier waarop het virus ons land is binnengekomen. Dat gebeurde op veel verschillende plaatsen op hetzelfde moment. Ik vertel u ook niets nieuws als ik zeg dat ons zorgsysteem niet goed op deze pandemie was voorbereid. Er was onvoldoende testcapaciteit, en we waren niet uitgerust om snel een systeem van contactopsporing op poten te zetten.

Maar om op uw vraag te antwoorden: dat contactopsporing een efficiënt middel is om de verspreiding van een epidemie in te dijken of zelfs te stoppen, staat wel vast. Daar is genoeg wetenschappelijke evidentie voor. Als die er niet was, zou ik er niet drie weken lang mijn slaap voor gelaten hebben. (lachje)

Dat we het systeem van contactopsporing hier nog snel moesten uitvinden, was een kapitale fout?

André: Ja. Wat kan ik anders antwoorden? Je kunt ook niet zeggen dat er nooit alarmbellen zijn afgegaan. Elk jaar opnieuw krijgen we te maken met nieuwe uitbraken van ebola, zika en andere gevaarlijke virussen. Door deze crisis hebben we eindelijk begrepen dat er behoefte is aan een systeem dat, als er ergens een alarmbel afgaat, onmiddellijk geactiveerd kan worden. Dit mag echt geen tweede keer gebeuren. Daarom hebben we de afgelopen maanden met twee termijnen gewerkt. Op korte termijn moesten we een systeem bedenken dat dit virus onder controle kon houden. Maar er was ook de langere termijn en de ontwikkeling van een structureel systeem, zodat we bij een nieuwe crisis niet alles opnieuw moeten uitvinden.

Mogen we ervan uitgaan dat ons systeem van contactopsporing robuust genoeg zal zijn om een nieuwe piek en een bijbehorende lockdown te voorkomen?

André: Dat is de bedoeling. Men spreekt vaak over de komst van een tweede golf, terwijl die tweede golf er eigenlijk al is. Het virus circuleert nog. Dat we het vandaag onder controle hebben, heeft alles te maken met de preventieve maatregelen die we intussen hebben genomen. Dan heb ik het niet alleen over contactopsporing, maar ook over de toegenomen testcapaciteit én de voorzorgsmaatregelen die deze samenleving heeft genomen. De cijfers laten zien dat die maatregelen goed werken.

Kan een app nog extra bescherming bieden?

André: In dit systeem hebben ook apps een plaats, ja, al moet je wel onderscheid maken tussen de verschillende technologieën en het doel dat je ermee wilt bereiken. In eerste instantie moeten we gebruikmaken van een bluetoothapp die, zonder interventie van derden, automatisch een signaal geeft als je contact hebt gehad met iemand bij wie het virus is vastgesteld. De technologie geeft geen privacygevoelige informatie en kan perfect werken als aanvulling op het werk van de callcenters. Maar ze zal die centers niet vervangen, al was het maar omdat sommige mensen geen gsm hebben en zo’n app geen informatie geeft over de aard van het risico.

In een later stadium zouden we ook gebruik kunnen maken van een app die met gps-technologie werkt. Zo’n app kan ons helpen bij de algemene preventie, bijvoorbeeld door de identificatie van hotspots. Die technologie is minder privacyvriendelijk, waardoor het minder gemakkelijk zal zijn om er een wettelijk kader voor te vinden.

U was tot eind april samen met Steven Van Gucht woordvoerder van het Nationaal Crisiscentrum. Zit u als coördinator van het Comité Testing & Tracing beter op uw plaats?

André: Ik wil mijn energie steken in wat ik op één bepaald moment het belangrijkste vind. Ik blijf hier tot het het systeem stabiel is, zoals ik ook woordvoerder van het Crisiscentrum ben gebleven tot de piek voorbij was. Nu vertrekken zou te vroeg zijn. Er moeten nog een aantal dingen verbeterd worden. Maar op de langere termijn blijf ik hier niet. Ik ben een arts en een microbioloog, geen manager van een systeem. Mijn volgende stap zal er één zijn in de richting van mijn ware passie.

Emmanuel André

– Geboren in 1982

– Doctoraat in de microbiologie aan de UC Leuven

– Arts en microbioloog, verbonden aan de KU Leuven

– Doet sinds 2011 onderzoek naar tuberculose in Zuid-Kivu

– Werd begin 2020 aangesteld als Franstalig woordvoerder van het Nationaal Crisiscentrum. Nam in april ontslag als woordvoerder en werd coördinator van het Interfederaal Comité Testing & Tracing in de strijd tegen het coronavirus

Partner Content