EMDR-therapie na tweede aanranding: ‘Het gevoel dat ik vuil ben, raak ik maar niet kwijt’

© Getty Images

Alleen douchen lukt niet meer voor F., die tijdens een avondje stappen werd aangerand. EMDR-therapie in het Zorgcentrum Na Seksueel Geweld van Gent zou soelaas kunnen brengen. Knack mocht een sessie bijwonen.

Alleen aan het label naast de deurbel kun je zien dat je bent aangekomen bij het Zorgcentrum na Seksueel Geweld van Gent, dat is ondergebracht naast de spoedafdeling van het UZ Gent.

Aan de lift ontmoet ik F., haar vriend M. en forensisch verpleegkundige Wouter Van Besien. Het koppel heeft die ochtend een afspraak voor een opvolggesprek met een van de vier psychologen van het centrum. F. werd een paar weken eerder tijdens een avondje stappen met een vriendin aan de Gentse Overpoort door een jonge man aangerand.

Het koppel heeft ermee in- gestemd dat ik hun sessie met de psycholoog kan bijwonen, met name omdat F. wil dat het Zorgcentrum nog meer naamsbekendheid krijgt. ‘Als slachtoffer kan ik zeggen dat ze mij hier echt hebben geholpen. Ik voel me hier veilig.’

Terwijl F. en M. nog even apart op voorgesprek gaan bij de psycholoog, zie ik in het toilet een opschrift met de boodschap: ‘Graag uw toiletpapier in een hygiënisch zakje bewaren, indien u nog geen verpleegkundige sprak of onderzoek kreeg. Dit omwille van mogelijke sporen.’ Een veilige plek, dat zeker, maar niet een plek waar je voor je plezier komt.

Psychologe Inse Van Melkebeke kent het koppel al sinds vorig jaar. Toen werd F. ook het slachtoffer van seksueel geweld, ’s ochtends vroeg op weg naar haar werk. ‘Mensen die al eens seksueel geweld hebben meegemaakt, hebben meer kans om opnieuw iets mee te maken’, zegt de psychologe. ‘Maar bij F. is dat niet het geval. Het gaat om twee dingen die los van elkaar staan.’

Het is alsof hij bij me in de douche staat.

Het viel F. vorig jaar al zwaar om te praten over wat was gebeurd, en dat is nu niet anders. Haar vriend vernam wat haar precies was overkomen nadat ze hem haar aangifte bij de politie had laten lezen. Ik mag die aangifte inkijken, en daaruit blijkt hoe pijnlijk ge- detailleerd en expliciet de politie – noodgedwongen – moet doorvragen, met het oog op de reconstructie van de feiten en de identificatie van de mogelijke dader. Verder schrijft F. haar gedachten en gevoelens soms in een boekje, dat ze dan aan M. laat zien. Het is haar manier om te delen wat in haar omgaat.

‘Het is heel belangrijk om goed te luisteren naar wat slachtoffers nodig hebben’, zal de psychologe achteraf uitleggen. ‘Dwing niemand om te praten. Het is niet omdat er iets is gebeurd, dat je daar recht op af moet gaan. Het is soms beter om er stilletjes naartoe te werken. Anders dreig je mensen opnieuw te traumatiseren.’

De psychologe vraagt aan F. hoe het met haar gaat. Aan werken, vertelt F., is ze de eerste week na de feiten niet toegekomen, in slaap vallen doet ze meestal alleen van uitputting, zich concentreren is lastig en soms heeft ze huilbuien.

Het valt goed te zien dat F. en M., in de woorden van Van Melkebeke, ‘een hele goede match zijn’. En gelukkig maar. ‘Seksueel geweld is als een splinterbom die valt. Iemand wordt getroffen, maar de omgeving ook’, zegt de psychologe, die ook seksuologe is.

Na seksueel geweld komen slachtoffers in een emotionele rollercoaster terecht. Ze zijn moe en prikkelbaar. Het is dan zaak dat de partners, ouders of vrienden die proberen te helpen, irritaties en eventuele uitbarstingen niet persoonlijk nemen. Bij F. en M. lukt dat wonderwel.

Flashback

Specifiek heeft F. op dit moment last met douchen. ‘Het gevoel dat ik vuil ben, raak ik maar niet kwijt. Mijn vriend moet ook altijd in de buurt zijn. Alleen douchen lukt niet.’

In de douche voelt het haast fysiek alsof ze opnieuw wordt betast, vertelt ze. De psychologe legt uit dat dit het verschil is tussen een herinnering en een flashback of herbeleving. ‘Een herinnering is zoals naar een foto kijken. Je ziet wat erop staat en kunt er iets over zeggen, de emotionele afstand is groter. Bij een herbeleving wordt alles als levensecht herbeleefd. Het is alsof je weer in de foto staat.’

Volgens Van Melkebeke is er te weinig aandacht voor fysieke herbelevingen. ‘Terwijl de impact op de relatie, ook op de seksuele relatie, soms groot kan zijn. Hier gaat het om douchen. Dat lijkt misschien iets kleins, maar het is wel een basisbehoefte.’

De psychologe denkt kort na en stelt F. en M. dan voor om ‘nu, meteen, een stukje EMDR-therapie te doen. Om dat nare gevoel weg te krijgen, zodat je hopelijk weer kunt douchen.’

Vervolgens legt ze uit wat ‘Eye Movement Desensitization and Reprocessing’ inhoudt. Het gaat om een traumaverwerkingstechniek, die wordt gebruikt bij mensen die last blijven hebben van de gevolgen van een schokkende ervaring, zoals seksueel geweld. ‘In principe focust het EMDR- protocol op de gebeurtenissen of het trauma zelf. We werken dan met zogenaamde bilaterale stimulatie, zoals oogbewegingen, geluiden of tapping, waardoor de emotionele lading rondom de gebeurtenis kan dalen. Bij F. zullen we werken met een aangepast protocol, weliswaar eveneens met een afleidende stimulus, maar met specifieke aandacht voor de klacht die nu het meest op de voorgrond staat. Standaard vragen we cliënten tijdens EMDR-therapie om onze bewegende vingers te volgen met de ogen. Bij een specifieke flashback, zoals hier, tikken we zachtjes met onze handen afwisselend op hun linker- en rechterknie, het zo-geheten tapping, waardoor hun beide hersenhelften aan het werk gaan.’

Seksueel geweld is als een splinterbom. Iemand wordt getroffen, maar de omgeving ook.

Inse van Melkebeke, psychologe ZSG Gent

Bij EMDR-therapie stelt de therapeut reeksen vragen, terwijl zij of hij de patiënt tikjes blijft geven of op een andere manier voor afleiding zorgt. Na elke reeks vragen wordt even rust genomen om te kijken wat bij de patiënt naar boven komt.

De psychologe schuift haar stoel tot vlak tegenover F., die de hand van haar vriend stevig vasthoudt. Ze vraagt F. om zich zo goed mogelijk voor de geest te halen wat er gebeurt als ze in de douche staat, inclusief de beelden en gevoelens die dat oproept. ‘Als het wat te heftig wordt, mag je aan- geven dat je wilt stoppen.’

Terwijl F. nadenkt, tikt de therapeute zachtjes op F.’s knieën. Na zo’n tapping-reeks antwoordt F. dat ze in de douche de plekken waar haar belager haar heeft aangeraakt, probeert weg te wassen. ‘Maar dat gaat niet’, zegt ze. ‘Het voelt alsof ze in mijn lijf gebrand zijn, en zelfs alsof hij bij me in de douche staat.’

De psychologe vraagt F. vervolgens concreet op de ‘brandplekken’ op haar lichaam te focussen. ‘Ik ga je weer tikjes geven, en we zien wel wat er komt.’ De stilte in de spreekkamer voelt zwaar.

‘Zou het helpen als we er in je verbeelding een soort zalf opdoen? Om de wonden te verzorgen?’ vraagt Van Melkebeke.

Het duurt nu wat langer, maar als de psychologe klaar is met haar bilaterale stimulatie, noemt F. die gedachte ‘geruststellend’. Het idee van de zalf wordt verder opgepikt en uitgewerkt, en na nog een paar vragenreeksen voelt de pijn volgens F. niet meer zo intens als in het begin.

Vervolgens oppert F. dat ook zachte kleren zouden kunnen helpen, waarna het therapeutische ritueel op dezelfde manier wordt hervat. Ook dat voelt uiteindelijk ‘beter’, maar de angst die ze heeft bij het idee om te gaan douchen, blijft overeind.

Vragen worden aangescherpt met nieuwe gedachte-experimenten, zoals de douche goed schrobben met bleekwater, of het idee om de dader desnoods op gespierde wijze uit de douche en vervolgens ook uit de badkamer, het huis en uiteindelijk uit haar leven te bannen. Zover is het natuurlijk nog niet. Maar het vasthouden van zulke gedachten zorgt na de nodige tapping voor ‘een gevoel van sterkte, toch wel.’

Ze kan zich naar eigen zeggen al wat beter voorstellen dat ze opnieuw zou kunnen genieten van samen douchen met M., gewoon voor het plezier en niet om zich veilig te voelen, net zoals vroeger. ‘Ik heb erover kunnen praten, en er is nu in mijn hoofd een oplossing aanwezig om de pijn te verzachten.’

‘We proberen nieuwe connecties te maken in je hersenen’, zegt Van Melkebeke, terwijl ze met haar ritmisch bewegende handen het positievere gevoel van F. nog wat probeert te versterken.

‘Wij hebben bovendien echt een heel leuke douche’, lacht F. ‘Maar nu besef ik dat ik dat de laatste tijd niet meer zag.’

‘Ik zal ophouden voor vandaag’, besluit de psychologe. ‘Hopelijk zul je er voortaan minder moeite mee hebben. Het feit dat je nu opnieuw ziet wat een leuke douche jullie hebben, geeft aan dat je minder vastzit in het tunneldenken dat normaal is na zo’n gebeurtenis, en dat het verwerkingsproces in beweging is gezet.’

Wat doet het Zorgcentrum na Seksueel Geweld?

Slachtoffers van seksueel geweld, zoals verkrachting of aanranding, kunnen terecht in het Zorgcentrum na Seksueel Geweld (ZSG) van het UZ Gent. Het centrum biedt slachtoffers alle mogelijke bijstand op één locatie: medische en psychische zorg, een eerste sporenonderzoek en, voor wie dat wil, hulp bij de politieaangifte. Tot voor kort had Gent het enige ZSG in Vlaanderen. Begin november opende er ook een ZSG in Antwerpen, en de bedoeling is dat er minstens één per provincie komt.

Wouter Van Besien is een van zeven forensisch verpleegkundigen in het centrum. Hij staat in voor de opvang van slachtoffers en gaat na of ze een forensisch onderzoek wensen, waarbij bijvoorbeeld wordt gezocht naar sporen van bloed of sperma. ‘Goede informatie geven is daarbij heel belangrijk. Wij voeren medische testen uit en nemen stalen, maar wij bewijzen of weerleggen zelf niets. Het is aan de politie en het parket om te bepalen wat er gebeurt met de informatie die wij verzamelen.’

Ook voor reguliere medische ondersteuning na seksueel geweld kunnen slachtoffers in het ZSG terecht. ‘Sommige mensen willen gewoon een medische controle maar geen staalafname. Dat kan perfect, het slachtoffer beslist.’

In het centrum zijn voorts speciale verhoorkamers ingericht, waar zedeninspecteurs van de politie in burger de aangifte van slachtoffers desgevraagd komen optekenen.

‘Een groot deel van onze taak bestaat uit het psychologisch ondersteunen van slachtoffers’, zegt Van Besien. Naast de psychologische begeleiding die in het ZSG wordt aangeboden, gaat het er ook om de vinger goed aan de pols te houden. ‘Dat betekent dat we, zeker de eerste dagen en weken na de feiten en in afwachting van een eventuele eerste psychologische consultatie – sommige mensen willen die, anderen niet – frequent bellen om te kijken hoe het gaat, proberen mee de zorg te organiseren en vooral goed te luisteren naar wat het slachtoffer nodig heeft.’

Het ZSG Gent zal ook extra psychologen en verpleegkundigen in dienst nemen. ‘We krijgen steeds meer aanmeldingen en verwachten dat die trend zich zal doorzetten. Dat geldt ook internationaal. In landen waar seksueel geweld meer bespreekbaar wordt, stijgt de rapportage. Op zich is dat een goede zaak en het betekent niet dat er meer seksueel geweld wordt gepleegd. Met name jonge slachtoffers stappen sneller naar de politie of het zorgcentrum. Het is een generatie die minder geneigd is om te zwijgen.’

Het ZSG krijgt soms ook mannelijke slachtoffers over de vloer, maar het blijft een minderheid. ‘Het gaat iets vaker om homoseksuele mannen die seksueel geweld hebben meegemaakt, omdat de angst voor hiv er diep inzit. Bij heteroseksuele mannelijke slachtoffers van seksueel geweld is de psychologische drempel jammer genoeg vaak nog té hoog.’

Maak mee het verschil en deel het campagnebeeld op Facebook met #genoeg

Partner Content