Dirk Bryssinck van Villa Voortman: ‘Waarom heb ik alle kansen gehad en onze bezoekers niet?’

Dirk Bryssinck: 'We zagen het voorbije jaar opmerkelijk meer mensen die in een psychotische crisis verzeild raakten en nog meer gingen gebruiken.' © CARMEN DE VOS

Speelt hij thuis viool, dan komt hij als vanzelf bij akkoorden in mineur uit. En aan sport waagt hij zich niet, daarvoor vindt hij het leven te zinloos en absurd. Maar hoe ouder hij wordt, hoe meer psycholoog Dirk Bryssinck de schoonheid ziet. ‘Ik ben een zondagskind.’

Elke week vraagt Knack aan ondernemende Belgen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

Twee dagen na onze wandeling door de Scheldevallei in Schelderode, een verstild dorp in de schaduw van Gent, landt er een bericht van Dirk Bryssinck in de mailbox: ‘Ik ben zo stijf als een hark.’

De stramme spieren komen niet als een verrassing, want al tijdens het stappen bleek dat Bryssinck meer een man van de muziek is dan van de sport. ‘Dat heeft alles te maken met de turnleerkrachten in het middelbaar’, zei hij met een brede glimlach. ‘Dat waren gewoonweg sadisten, die het ons veel te graag lastig maakten. Sindsdien heb ik amper gesport. Maar wat andere mensen in lopen of fietsen vinden, vind ik in muziek. Wanneer ik vioolspeel, vergeet ik alles om me heen.’

Bryssinck is psycholoog van opleiding. Hij werkte vijfentwintig jaar in het Psychiatrisch Centrum in Sleidinge en richtte vanuit die instelling in 2010 Villa Voortman op, een laagdrempelig ontmoetingshuis in Gent voor mensen met een dubbele diagnose: psychose en drugsproblemen. Door dagelijks samen te leven en allerlei ateliers op te zetten, onder elkaar of samen met kunstenaars, bouwen de bezoekers langzaam een band op. Daarmee bouwen ze ook hun zelfbeeld opnieuw op.

Na tien jaar is ‘de Villa’ een begrip in Gent en ver daarbuiten. ‘Maar corona heeft er zwaar ingehakt’, zei Bryssinck terwijl we langs een smal paadje achter de kerk van Schelderode de weilanden in wandelden.

Bij Villa Voortman zitten jullie doorgaans dicht op elkaars huid. Hoe is dat het voorbije jaar gegaan?

Dirk Bryssinck: Moeizaam. In de Villa staan participatie, overleg en destigmatisering centraal: we geven iedereen rustig de tijd om los te komen van de vaak verpletterende diagnoses of labels die op hem of haar gekleefd zijn. Zo worden zij opnieuw mensen met een kracht, een verhaal, wat leidt tot verbondenheid en verlangen en uiteindelijk tot een langzame terugkeer in de samenleving waaruit ze uitgesloten werden. Sluiten was tijdens de eerste lockdown geen optie: minstens een vierde van onze bezoekers is dakloos, we konden hen niet in de steek laten. Daarom zijn we op minimale dienstverlening overgeschakeld en hebben we door het venster warme maaltijden aangeboden. Maar dat had natuurlijk een enorm effect op ons hele concept van horizontaliteit en gelijkwaardigheid. We zaten opeens weer in twee verschillende kampen: het team stond binnen en de gasten zaten in de tuin of op straat.

Het lichaam wordt verheerlijkt, maar welk lichaam? Het perfecte, blanke lichaam vaak. Met een ander lichaam word je snel in een vakje geduwd.

Ondertussen zijn we opnieuw open, maar wel met strenge restricties. Dat heeft grote gevolgen voor onze rituelen: de fysieke begroeting bij het binnenkomen, het samen koken en eten, onze maandelijkse opendeurdagen of ‘kwartiermaken’, waarbij onze gasten via een vrij podium een stem krijgen en verbinding maken met de buurt.

Welke impact had het verdwijnen van die rituelen?

Bryssinck: De spontane ontmoetingen in de Villa vielen weg, waardoor veel gasten weer op zichzelf terug- geworpen werden. We hebben opmerkelijk meer mensen gezien die in een psychotische crisis verzeild raakten en nog meer gingen gebruiken. Daardoor zijn er bij momenten meer opnames gebeurd, gedwongen soms. Het aantal aanvragen is ook fors toegenomen, maar we kunnen helaas niet iedereen ontvangen. Dat doet pijn, want gastvrijheid is normaal gezien de kern van Villa Voortman.

Jullie hele werking is gestoeld op vertrouwen en eerlijkheid. Hebt u al vaak het deksel op de neus gekregen?

Bryssinck: Al heel vaak, ja. Maar als je in de Villa wilt werken, moet je vooral leren je ‘genezingsdrang’ en vooroordelen los te laten. Bij het prille begin hadden we een idee, een droom, maar geen vooropgezet plan, geen dwingende protocollen of verplichtingen. We werden dikwijls weggezet als een soort hippiekolonie waar alles kon en mocht, wat helemaal niet klopt. Er zijn twee essentiële regels: geen gebruik in de Villa en geen geweld. We hebben die nooit opgedrongen maar via dialoog verworven. De Villa is bottom-up georganiseerd, het zijn altijd de noden van de bezoekers die ons de weg wijzen. De zorg volgt de patiënt, niet omgekeerd.

(zwijgt even) Ik gebruik graag een citaat van Beckett: ‘ Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.‘ Je moet samen machteloos kunnen zijn, om daarna partners te zoeken om een netwerk op te bouwen voor hen die dat moeten missen. (haalt een volgekrabbeld schriftje boven en begint erin te bladeren) ‘Het is beter je te verliezen in je passie en de pijn die daar soms bij hoort’, heb ik hier ook opgeschreven, ‘dan je passie te verliezen.’ Als je op automatische piloot begint te werken of verbitterd raakt, kun je er maar beter mee stoppen.

Wat is uw pijn?

Bryssinck: Vroeger kon ik me helemaal verliezen in de melancholie. In de muziek van Nick Drake, de teksten van Goethe, Fernando Pessoa of Patricia De Martelaere, met name haar boek Een verlangen naar ontroostbaarheid. Ik voel me nog altijd meer aangetrokken door het donkere, het zwaarmoedige dan door het luchtige of het speelse: als ik thuis vioolspeel, speel ik nog altijd meer in mineur dan in majeur. Maar het vroegere ‘ life sucks‘ is nu vervangen door ‘ it’s a sad and beautiful world‘. Ik zie nu in dat de witte toetsen op de piano even belangrijk zijn als de zwarte.

Wat is voor u de zin van het leven?

Bryssinck: Ik ben nogal een existentialist, wat dat betreft. De teksten van Jean-Paul Sartre en Albert Camus openden destijds een nieuwe wereld voor mij. Het leven is zinloos en absurd, vind ik ook, we zijn allemaal eendagsvliegjes zonder belang, en dus moet je er zelf het beste van maken. In afwezigheid van een god moet je een eigen ethiek opbouwen en zelf je bestaan zin geven.

Toen u daarnet door uw schriftje bladerde, zag ik in grote letters het woord ‘ambivalentie’ staan.

Bryssinck: Er zitten twee driften in mij die voortdurend met elkaar aan het vechten zijn, ja. Zoals bij iedereen het geval is, zeker? Dat gelijktijdig ervaren van tegengestelde gevoelens is mij in ieder geval niet vreemd. Misschien is de kunst van het leven het verzoenen van die tegenstellingen, van yin en yang, licht en donker, leven en dood, eros en thanatos, lichaam en geest. Een levenslange opdracht, denk ik, waarbij we allemaal koorddansers zijn.

Van het budget voor de gezondheidszorg gaat slechts een fractie naar geestelijke gezondheid. Hechten we als samenleving te veel belang aan het lichaam?

Bryssinck: Ik denk het wel, ja. Het lichaam is blijkbaar nog altijd gemakkelijker te begrijpen dan de duistere geest. Maar we moeten opletten dat de slinger niet te ver doorslaat. Het lichaam wordt verheerlijkt, maar welk lichaam? Het perfecte, blanke lichaam vaak. Met een ander soort lichaam word je snel in een bepaald vakje geduwd. Totaal absurd, want wie bepaalt er wat normaal is en wat niet? De druk die dat ideaalbeeld op ons allemaal uitoefent, is veel groter dan we denken en leidt tot onnoemelijk veel leed.

Ik eet graag, ik drink af en toe te veel en ik ben nog altijd niet definitief gestopt met roken. Een clean, zuiver leven is niets voor mij.

Ik merk het ook in mijn vakgebied, waar de reguliere psychiatrie hoe langer hoe meer werkt volgens een neoliberaal efficiëntiedenken. Snelle, kortdurende en gemedicaliseerde therapieën worden als lucratiever beschouwd dan langdurige zorg voor mensen die overal uit de boot vallen. Inzetten op de vermaatschappelijking van de zorg is een nobel idee, maar nu is het vooral een besparingsmaatregel en geen ethische keuze. Zo verplaats je het probleem gewoon van de instelling naar de straat: in tien jaar tijd hebben we bij Villa Voortman het aantal daklozen zien verdriedubbelen. Dat klopt niet. Tegen dat onrecht wil ik blijven vechten. Maar wel op een constructieve manier.

Ook al spreekt u met zachte stem, u wilt nog altijd tegen de schenen schoppen?

Bryssinck:(lacht) Het tegen de schenen schoppen herken ik uit mijn punkperiode. Ondanks al het ‘ no future‘-geroep voelde die tijd voor mij toch hoopvol aan, als een harde oproep tot engagement.

Kijk, ik ben een zondagskind. Ik ben geboren in een middenklassegezin, een liefhebbend nest, zorgzaam, gastvrij, een tikkeltje conservatief en angstig, maar ik heb alles gekregen wat ik nodig had in het leven. Ik zie het als mijn verdomde plicht om op te komen voor de kwetsbare mensen. Hen in de steek laten komt voor mij neer op schuldig verzuim.

Voelt u zich door uw goede afkomst bezwaard?

Bryssinck: Soms wel, ja. Dan denk ik: waarom heb ik zelf alle kansen gehad en onze bezoekers niet? ‘Iedereen heeft gelijke kansen’, hoor je dikwijls in de meritocratie waarin we vandaag leven. Dat is zever, natuurlijk. Als je een andere huidskleur hebt of een beperking of als je in armoede geboren wordt, heb je in onze samenleving helemaal niet dezelfde kansen. Waar je wieg staat, bepaalt voor een groot stuk je mogelijkheden. Of je beperkingen. Dat wordt tegenwoordig vaak vergeten.

Door de jaren heen heb ik wel geleerd om strategischer te denken en niet zomaar tegen de schenen te schoppen. Op die manier is Villa Voortman uitgegroeid tot een unieke samenwerking tussen de psychiatrie, de stad Gent en de vzw Vrienden van Villa Voortman, die zorgt voor de ondersteuning van de sociaal-artistieke werking. Met onze artistieke projecten hebben we de voorbije jaren in alle grote cultuurzalen van Vlaanderen gestaan. Dat heeft voor erkenning gezorgd, en voor een verhoging van het maatschappelijk draagvlak. Maar ook vanuit de academische wereld krijgen we ondertussen veel ondersteuning en lof.

Wat hebt u het afgelopen jaar eigenlijk zelf het meest gemist?

Bryssinck: Samen muziek maken. Ik maak al jaren deel uit van een Balkanorkest, The Holy 7, waarmee we vaak live optreden. Ik ben blijven spelen, thuis in mijn eentje, maar ik mis het samenspel enorm. Dan ontstaat er toch altijd iets wat je alleen niet kunt bereiken.

Muziek is een rode draad door mijn leven, een passie waarin ik mezelf graag verlies. Thuis waren we een beetje de familie Von Trapp: op ieder familiefeest werd er uren aan een stuk gezongen en wij traden als gezin op. Ik heb zelfs lang getwijfeld tussen een muziek- of theateropleiding en psychologie. In Villa Voortman vallen die twee gelukkig mooi samen, en het is fijn om te zien hoe die twee verlangens ook bij mijn twee dochters terugkeren: Eva is psychologe, Mira actrice.

Komen we hier bij de kern van uw persoonlijkheid: streven naar verbinding?

Bryssinck: Absoluut. Ik ben een product van mei ’68, ook al ben ik pas in 1962 geboren. In mijn leeranalyse (de psychoanalyse die iemand ondergaat om zelf de behandelmethode te kunnen toepassen, nvdr) kwam destijds een herinnering naar boven uit het eerste leerjaar. Het was speeltijd, de bel ging, maar in plaats van braafjes in een rij naar binnen te gaan riepen de grote jongens ons op om op de grond te gaan zitten. Dat maakte een diepe indruk op mij.

En dan begon iedereen nog eens te zingen ook, terwijl de leerkrachten ons bij onze haren naar binnen aan het sleuren waren: ‘ Mi-chel zal ko-men!’ Ik vroeg me af: wie is in godsnaam die Michel? Pas later viel me in dat we ‘ We shall overcome!’ aan het zingen waren. (lacht) In die anekdote zit alles wat ik later belangrijk ben gaan vinden: engagement, democratisering, het anti-autoritaire, verbinding zoeken in plaats van afdwingen, strijden tegen onrecht.

Anders dan veel generatiegenoten hebt u uw ziel nooit willen verkopen?

Bryssinck: In de jaren negentig was er een soort braindrain van klinisch psychologen naar de sector van de hr. Ik heb daar even aan gedacht en enkele aanbiedingen gekregen, maar achteraf bekeken ben ik blij dat ik die stap niet gezet heb. Het was niets voor mij geweest. Ik ben altijd al gefascineerd geweest door de onderbuik van de samenleving. De outlaws en de underdogs, de figuren waarover Tom Waits zingt. Ik bewonder hun non-conformisme, hun drang naar destructie én naar overleven.

Omdat u zich in hen herkent?

Bryssinck: Voor een deel wel, ja. Ik had aan de andere kant kunnen zitten en een van hen kunnen zijn. In mijn jonge jaren heb ik zelf ook stevig geëxperimenteerd met allerlei genotsmiddelen, en de behoefte aan een roes is me nog altijd niet vreemd. Ik eet graag, ik drink af en toe te veel en ik ben nog altijd niet definitief gestopt met roken. Een clean, zuiver leven is niets voor mij.

U bent zelf ook verslavingsgevoelig?

Bryssinck: Zeker. Maar nu er steeds meer mensen uit mijn naaste omgeving ernstig ziek worden of zelfs sterven, denk ik veel na over een gezonder leven. Ik leef graag, misschien soms wat te bourgondisch, maar ook het genot heeft zijn grenzen. Ik wil geen honderd jaar worden – je geliefden een na een zien verdwijnen lijkt me ook maar eenzaam -, maar ik heb twee kleinkinderen en die wil ik nog wel een tijd zien opgroeien.

Maar op een loopband zullen we u niet snel aantreffen, vermoed ik?

Bryssinck: Ik voetbal graag even mee met de gasten, of met mijn kleinkinderen, maar daar blijft het bij. Sport is veel te gevaarlijk. (lacht) Nee, serieus. Een gezonde geest in een gezond lichaam is natuurlijk belangrijk, maar in deze polariserende tijd hebben we volgens mij vooral behoefte aan meer ethiek en esthetiek, en niet aan nog meer lichamelijk vertoon.

Dirk Bryssinck

– 59 jaar

– Groeide op in Deurne, woont al een hele tijd in Melle

– Is getrouwd, heeft twee dochters en twee kleinkinderen

– Is psycholoog/psychoanalyticus van opleiding

– Sinds 2010 bezieler van het laagdrempelige ontmoetingshuis Villa Voortman in Gent, dat landelijke bekendheid kreeg dankzij het tv-programma Radio Gaga

– Werd in 2017 verkozen tot Psycholoog van het Jaar

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content