Dertig jaar geleden viel onze frank (Johan Van Overtveldt)

© ThinkStock

Op 22 februari 1982 devalueerde de vijfde regering van Wilfried Martens de Belgische frank. Johan Van Overtveldt maakt de balans op van een van de meest succesvolle operaties uit onze vaderlandse economische geschiedenis.

De munt devalueren: binnen een monetaire unie kan het niet meer. Exact dertig jaar geleden, op 22 februari 1982, devalueerde de vijfde regering van Wilfried Martens de Belgische frank. Het werd een van de meest succesvolle operaties uit onze vaderlandse economische geschiedenis. De Nationale Bank luidt in haar zonet verschenen jaarverslag ingehouden de noodklok. Het gaat goed fout met het internationale concurrentievermogen van de Belgische economie.

In de private sector zijn sinds 1996 de loonkosten per eenheid product (de nominale loonkosten gecorrigeerd voor productiviteit) 12 procent uit koers geslagen ten opzichte van het gemiddelde in onze buurlanden Frankrijk, Nederland en Duitsland. Ten aanzien van Duitsland schoot in dezelfde periode de loonkostenhandicap naar 25 procent. In sommige sectoren loopt het verschil met Duitsland op tot een onwaarschijnlijke 50 procent.

Gaat het om de omvang van de handicap inzake internationaal concurrentievermogen dan zijn de zuiderse landen van de eurozone er nog een stuk erger aan toe dan België. De loonkosten per eenheid product liggen in zowel Griekenland en Portugal als Spanje en Italië 25 tot 40 procent hoger dan in Duitsland.

Noch België noch de vier zuiderse economieën van de eurozone kunnen vandaag of morgen terugvallen op een devaluatie van de munt om de zware loonkostenhandicap van hun ondernemingen te corrigeren. De euro, weet je wel.

Dag op dag dertig jaar geleden, op 22 februari 1982, maakte de vijfde regering van de christendemocratische premier Wilfried Martens wel gebruik van dat wapen. Ze devalueerde de Belgische frank met 8,5 procent ten opzichte van de andere Europese munten. Dat gebeurde in het kader van het Europees Monetair Systeem (EMS), de voorloper van de Europese monetaire unie, vandaag beter bekend als de eurozone.

Heropvoeding

Eind 1981 zat de Belgische economie serieus in de rats. Het begrotingstekort liep op tot een hallucinante 16 procent van het bbp, het deficit op de handelsbalans beliep 4 procent van het bbp, de werkloosheid was in een jaar met 100.000 eenheden toegenomen en de rendabiliteit van het bedrijfsleven stuikte in elkaar. Het leverde ons land in die dagen de reputatie van ‘de zieke man van Europa’ op.

Op de Europese top van eind maart 1981 in Maastricht kreeg Wilfried Martens, die toen een rooms-rode coalitie leidde, stevig de levieten gelezen van vooral de Duitse (socialistische) kanselier Helmut Schmidt. Zwaar onder de indruk van die bolwassing keerde Martens terug naar de Wetstraat 16. Hij informeerde zijn regeringspartners dat het mes in de overheidsuitgaven zou moeten en dat de automatische loonindexering aangepast moest worden. Vooral de Waalse socialisten steigerden. Zeer tegen de zin van de Vlaamse socialist Willy Claes brachten ze de regering-Martens IV ten val.

Wilfried Martens ging, Mark Eyskens kwam als premier, opnieuw met een rooms-rode coalitie. De socialisten bleven halsstarrig elke vorm van sanering van de publieke financiën en aanpak van de loonkostenhandicap weigeren. Na goed negen maanden viel ook de regering-Eyskens. Wilfried Martens keerde na verkiezingen terug, ditmaal aan het hoofd van een rooms-blauw kabinet met de liberaal Jean Gol als sterkhouder aan Waalse kant.

In tegenstelling tot bij het ABVV van George Debunne was bij het ACV van Jef Houthuys het besef gegroeid dat pijnlijke ingrepen onvermijdelijk geworden waren. De spilfiguur in de omslag van de houding van Houthuys en het ACV, alsmede in de heropvoeding van Wilfried Martens omtrent de barre economische realiteit waarin België verzeild was geraakt, was Fons Verplaetse, tegenwoordig eregouverneur van de Nationale Bank.

Fons in actie Als no-nonsense-econoom heeft Fons Verplaetse zijn gelijke niet. Ronkende economische theorieën zijn aan deze uit het West Vlaamse Zulte afkomstige volksjongen nooit besteed geweest. Verplaetse keek – en kijkt vandaag nog altijd – naar wat de cijfers hem vertellen.

Bij de interpretatie van dat cijfermateriaal liet en laat Verplaetse zich leiden door het gezond verstand waarmee hij rijkelijk begiftigd is. Voeg daarbij een grote flair voor het politieke pokerspel en de bereidheid om indien nodig hier een daar een pols om te wringen, en het beeld van de man die bijna twee decennia lang (1980-2000) een heel belangrijke rol speelde in het sociaaleconomische en monetaire gebeuren in België is compleet.

Het pleidooi van Verplaetse voor een devaluatie van de Belgische frank was geen vanzelfsprekendheid. Aan het begin van de jaren tachtig werkte Verplaetse als onderzoeker op de studiedienst van de Nationale Bank. De top van de Nationale Bank verzette zich rabiaat tegen een devaluatie van de munt, uit prestige-overwegingen maar ook omdat men erg beducht was voor de inflatiespiraal die een devaluatie op gang zou brengen.

Bij de NBB ging men ervan uit dat het indexeringsmechanisme intact zou blijven en als men dat mechanisme toch zou opheffen, dan was er geen devaluatie meer nodig, zo luidde het aan de Berlaimontlaan. Vooral Roland Beauvois, de directeur van de Nationale Bank verantwoordelijk voor de studiedienst, kreeg het schuim op de lippen als het woord devaluatie viel. Binnen de studiedienst van de Nationale Bank nam je zware risico’s als je een devaluatie-boom opzette, laat staan dat je voor een dergelijke ingreep zou gaan pleiten.

Toch was het exact dat wat Verplaetse deed. Hij was op basis van zijn cijfers tot de conclusie genomen dat de internationale concurrentiepositie van België enkel via een devaluatie hersteld kon worden. Volgens zijn berekeningen lagen onze loonkosten ten opzichte van de voornaamste handelspartners minstens 12 procent hogers.

Zijn baas Beauvois presenteerde eind 1981 aan de Regentenraad een nota waarin hij voorstelde de brutolonen met 10 procent te verlagen. 5 procent zou naar de overheid gaan en 5 procent naar de ondernemingen, die zo hun gehavende concurrentievermogen (gedeeltelijk) konden herstellen. ABVV-topman Debunne reageerde razend en dreigde ermee “het hele land in brand te steken”. Het plan-Beauvois verdween in de prullenmand. Verplaetse besefte toen dat een devaluatie onvermijdelijk was.

Bittere ernst

De devaluatie van de Belgische frank vond plaats op 22 februari 1982, nadat minister van Financiën Willy De Clercq een stevige robber had uitgevochten met de partners binnen het EMS. Hun vrees was dat België een té groot concurrentieel voordeel zou halen uit de afwaardering van zijn munt. De devaluatie zorgde voor een dubbele omslag. Eerst en vooral was er de onmiddellijke wijziging in de relatieve prijzen: onze export werd met de klap 8,5 procent competitiever (idem voor de bedrijven die tegen import dienden te concurreren).

De tweede omslag was zo mogelijk nog belangrijker. Iedereen besefte plots dat het bittere ernst was. Indien deze devaluatie geen gepast omkaderend beleid meekreeg, zou er finaal niet veel veranderen. Meer nog: de Belgische economie zou dan helemaal kopje-onder gaan. Wat enkele dagen voor de devaluatie vooral in socialistische kringen nog onbespreekbaar was, kreeg nu snel vorm in concrete regeringsbeslissingen, met als meest opvallende onderdelen de opschorting van het automatische indexeringsmechanisme, de afremming van de overheidsuitgaven en enkele spectaculaire maatregelen ter verbetering van de ondernemingsomgeving.

Even doorspoelen naar 2012. België kampt nu met een internationaal concurrentievermogen dat nagenoeg even gehavend is als in 1981. De handelsbalans is nu ongeveer in evenwicht en het begrotingstekort is veel kleiner dan toen. België kan vandaag niet meer corrigeren via een devaluatie. De bijsturing van de loonkostenhandicap zal nu à la Beauvois moeten gebeuren. Alle andere beschouwingen daaromtrent zijn, wel, een beetje gezever. Het volstaat om even te kijken naar wat in Griekenland en andere Zuid-Europese landen gebeurt om in te zien dat het echt geen pretje wordt als men te laat gaat ingrijpen in de scheefgegroeide concurrentiepositie.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content