De roep om autoritaire leiders: waarom jongeren twijfelen aan de democratie

Kopstukkendebat aan de UGent. 'Er is een grote kloof tussen wat de bevolking vraagt en wat de politiek doet.' © BelgaImage

Bij veel jongeren taant het geloof in de democratie, zo bleek uit een enquête van de VRT. Socioloog Mark Elchardus kijkt daar niet van op: ‘Besparingen, de EU of vluchtelingen: telkens weer zeggen politici dat ze er geen vat op hebben. Dat holt hun geloofwaardigheid uit.’

Bij een peiling van de VRT onder 868 jongeren die op 14 oktober voor het eerst gaan stemmen, kwam een opvallend resultaat naar boven. Een kwart van de nieuwe kiezers (18 tot 23 jaar) gelooft niet dat de democratie de beste bestuursvorm is. 26 procent verkiest een autoritaire leider, bij jongeren in een beroepsopleiding stijgt dat zelfs tot 57 procent.

Moet dat alarmbellen doen afgaan? Niet meteen, vindt politicoloog Kristof Jacobs (Radbout Universiteit Nijmegem): ‘Vaak krijg je in zulke enquêtes een te simpele keuze voorgelegd. Is een ‘sterke leider’ per definitie een autocraat? De Franse president heeft ook veel macht, maar is hij daarom ondemocratisch?’ Het resultaat van de enquête doet Jacobs eerder denken aan de beroemde uitspraak van Winston Churchill dat democratie de slechtste bestuursvorm is, op alle andere na. ‘Het is niet omdat je democratie niet perfect vindt, dat je er niet aan gehecht bent.’ Jongeren zijn volgens hem ook altijd radicaler in hun politieke visie. ‘In Nederland houden ze bij de parlementsverkiezingen ook scholierenverkiezingen. Die worden altijd gewonnen door de radicalere partijen. De laatste keer GroenLinks, in 2010 Geert Wilders.’

Wie door de politiek als een idioot wordt behandeld, keert die politiek de rug toe.

Volgens socioloog Mark Elchardus (VUB) is er wél meer aan de hand. ‘De onderliggende tendens in de enquête zien we in meerdere landen opduiken sinds het einde van de jaren 1980. Veel onderzoek leert dat het niet over leeftijd gaat, maar over generaties – wat wij sociologen het cohorteffect noemen.’ Elchardus verwijst naar de resultaten uit het World Values-onderzoek, dat sinds 1981 peilt naar normen en waarden in 100 verschillende landen. ‘De studie van 2010-2011 toonde aan dat 60 procent van de mensen geboren in de jaren 1950 democratie van wezenlijk belang vindt. Bij de generatie geboren in de jaren 1980 is dat nog 45 procent.’ Ook Belgisch onderzoek bevestigde de trend. ‘In 2015 stond 67 procent van de Vlamingen open voor een sterke politieke macht die orde op zaken zou stellen. 15 procent twijfelde. Slechts 18 procent was het er mee oneens. In Wallonië waren de cijfers nagenoeg identiek.’

Het is dus wel degelijk tijd voor knipperlichten, vindt Elchardus. ‘De democratie is in crisis, jawel. Steeds meer verschuift de macht van het parlement – de volksvertegenwoordiging – naar de uitvoerende macht. En de rechterlijke macht raakt almaar meer gepolitiseerd. In Hongarije en Polen door inmenging van de overheid, terwijl we bij ons richting een gouvernement des juges opschuiven omdat rechters wetten steeds vrijer interpreteren. Bovendien heb je ook nog het There Is No Alternative-riedeltje. Besparingen, strengere regels van de EU of vluchtelingen: telkens weer zeggen politici dat ze er geen vat op hebben. Dat holt de geloofwaardigheid van de politiek uit. En daar vloeit dan logischerwijs uit voort dat de democratie als systeem onder druk komt.’

Paul Verhaeghe, professor in de psychologie (UGent) en auteur van boeken als Autoriteit, gaat nog een stap verder dan Elchardus. ‘We kennen al meerdere decennia geen democratie meer. We leven in een particratie. Ik heb dat beseft door te praten met jonge verkozenen die na één zittingsperiode teleurgesteld het parlement verlieten. Ze mochten daar tot hun verbazing niet meer doen dan partijdictaten volgen. En dat hoor ik bij alle partijen, ook in Nederland. Het is dus een algemeen probleem.’ Verhaeghe ziet ‘een grote kloof tussen wat de bevolking vraagt en wat de politiek doet’. De teleurstelling die daarop volgt, leidt tot een pijnlijke vergissing. ‘Mensen schrijven het falen van de politiek toe aan de democratie als systeem. Terwijl de particratie, of de zaken die collega Elchardus aanhaalt, natuurlijk net wijzen op een pertinent democratisch deficit.’

We kennen al meerdere decennia geen democratie meer. We leven in een particratie.

Verandering van onderuit

Verhaeghe ziet wel een remedie voor de democratische malaise: ‘Vandaag is de tijd meer dan ooit rijp voor een volgende stap: de deliberatieve of overlegdemocratie. De middelen zijn er dankzij de technologische vooruitgang en ook de mensen zijn er klaar voor, want nooit eerder waren zo veel mensen zo goed opgeleid.’

Waar mensen vandaag in geloven, meent Verhaeghe, zijn projecten waarin wordt samengewerkt en waar zowel de burgers als de samenleving beter van worden. ‘Neem Curieuzeneuzen, het project rond schone lucht van De Standaard. Of StRraten-generaal in Antwerpen. Of de vele experimenten die David Van Reybrouck aanhaalde in Tegen Verkiezingen.’ De successen daarvan bewijzen, aldus Verhaeghe, de belangrijkste fout die politici maken. ‘Ze onderschatten de burger. En wie door de politiek als een idioot wordt behandeld, keert die politiek de rug toe.’

Hij herinnert aan de uitspraak van Bruno Tobback (SP.A) als minister van Leefmilieu, dat elke politicus weet wat te doen om het klimaatprobleem aan te pakken, maar dat geen enkele weet hoe hij daarna nog verkozen moet raken. ‘Misschien had hij toen gelijk, maar vandaag is dat achterhaald. Ik ben ervan overtuigd dat we evolueren naar een model waarbij de politiek niet de beslissingen doordrukt, maar het kader aanreikt, burgers samenbrengt en samen met hen beslist. Je kunt zoiets niet tegenhouden, want het komt van onderuit. Natuurlijk, zo’n omwenteling gaat niet zomaar. Daar horen overgangsfenomenen bij, zoals de roep om Trumps en Poetins en Erdogans. Maar dat zijn achterhoedegevechten van angstige mensen.’

Dit artikel verschijnt woensdag 10 oktober in Knack.

Partner Content