De kaalslag in het Vlaamse amateurvoetbal: ‘De een zijn dood is de ander zijn brood’

Wevelgem 'Wanneer een club stopt, ligt er binnen de twee jaar een woonwijk.' © Jurgen Vantomme
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Het dorpsleven verschraalt, met als oorzaak én gevolg dat de kleine voetbalclub het moeilijk krijgt. ‘Wie cynisch doet over de verbindende kracht van voetbal, moet eens komen kijken naar de U8 van KFC Molenzonen Hallaar.’

Naar eigen zeggen beoefenen ze een mooie maar weemoedige hobby. Kristof De Decker en Hans De Groef bezoeken wedstrijden van kleine voetbalclubjes, diep in de provincie. Niet voor het voetbal zelf, wel voor het stadion, de sfeer en de nostalgie. Hun matchverslagen posten ze op de blog pitchd.tv. ‘Ik noem het voetbalarcheologie’, zegt De Decker. ‘Zo’n oud, aftands stadion is levende geschiedenis. De grote emoties die generaties voetbalfans er hebben beleefd, hangen als het ware in de lucht, kringelend rond de dampen van de hamburgerkraam. (lacht) We turen naar een mistige match, praten met die ene grijsaard die er al vijftig jaar rondloopt, en beelden ons in hoe het was in de glorietijd. Voor een deel is dat kicken op verval, maar we doen het uit oprechte voetballiefde. Zo’n verwilderde tribune of een ingezakte dug-out is ontzettend mooi, als je er met de juiste blik naar kijkt.’

De spelers van het eerste team hebben mijn club kapotgemaakt. Voor 5 euro meer trokken ze weg.

Een anonieme penningmeester

De laatste drie, vier jaar bemerken de voetbalarcheologen een zorgelijke tendens. Wat zij zo prachtig vinden, is letterlijk geschiedenis aan het worden: veel kleine dorpsploegen verdwijnen. ‘Wij gaan op zoek naar mooie stadions met een verhaal en een traditie’, zegt De Groef. ‘Tegenwoordig is dat haast een begrafenisgang. Prachtige dorpsclubjes, sommige met een geschiedenis van een eeuw, houden ermee op. In Meerhout bezochten we het knappe oude stadion van de club Berg en Dal – de naam alleen al. Drie maanden later kregen we een mail van het gemeentebestuur: of ze onze foto’s mochten gebruiken voor hun archieven, want het stadion was gesloopt. Dat overkomt ons voortdurend. Alle begrip voor de economische realiteit waar clubs en gemeenten voor staan: de vooruitgang hou je niet tegen. Maar het gaat allemaal zo achteloos, en willen we dit wel? Ons mooiste voetbalerfgoed gaat in ijltempo tegen de grond. Staat iemand stil bij wat we aan het verliezen zijn?’

De Groef geeft als voorbeeld stadion De Schalk in Willebroek. Een van de fraaiste stadions van het Antwerpse provinciale voetbal, weet iedereen die er ooit heeft gespeeld: hoge tribunes die supportersgejoel naar het veld lieten galmen, weidse staanplaatsen achter het doel in gebogen beton. Gouden Schoen Gilles De Bilde voetbalde er in de nadagen van zijn carrière. De Bildes club Willebroek-Meerhof ging in 2011 in vereffening. De Schalk stond jaren leeg. Vandalen trapten de glazen deuren van de kantine in en vouwden de doelpalen dubbel. Willebroek-Meerhof maakte een doorstart als Willebroekse SV. De oranje-zwarte clubkleuren bleven, maar opnieuw in De Schalk voetballen bleek te duur. In maart 2018 werd het stadion gesloopt, om plaats te maken voor een kinderopvang, een nieuw jeugdhuis en een polyvalente feestzaal. ‘De opvolger van voetbalclub Willebroek-Meerhof verhuisde naar minder charmante infrastructuur. De voetbalsfeer zat in De Schalk. De volgende generaties Willebroekse voetbalfans werd hun erfenis ontstolen’, vindt De Groef.

Zandvoorde 'De supporters kennen de spelers niet meer.'
Zandvoorde ‘De supporters kennen de spelers niet meer.’© Jurgen Vantomme

In Willebroek wordt nog gevoetbald. Erger is het, natuurlijk, als een club helemaal verdwijnt en jeugdspelers in hun gehucht of gemeente geen ploeg meer vinden. Vooral in landelijk Vlaanderen vindt er een kaalslag plaats. Tien jaar geleden was er een duizendtal amateurclubjes, schat Voetbal Vlaanderen, vandaag zijn het er net 900. Dat die bescheiden ploegen verdwijnen, heeft meerdere oorzaken, maar het komt neer op het verschralen van het dorpsleven. De slager en de kruidenier sluiten hun zaak: een sponsor die wegvalt. Vrijwilligers zijn moeilijk te vinden. De inwoners voelen zich weinig betrokken bij hun dorp, laat staan bij de lokale club. Het Vlaamse maatschappelijke weefsel verkruimelt. Wat in de plaats komt, is onpersoonlijker. Killer.

Een vastgoedverhaal

Het gebeurde in Itegem, een gehucht van Heist-op-den-Berg. KFC Itegem werd opgericht in 1934. De blauw-witten proefden één seizoen de glorie van de vierde klasse, maar het merendeel van hun bijna tachtigjarige geschiedenis speelde zich af in de provinciale reeksen. Voorzitter David Geerts deed in 2013 het licht uit. Geerts, gewezen Kamerlid voor de SP.A, hield van KFC Itegem. Het deed hem pijn dat de club moest verdwijnen. ‘En mij niet alleen: ik word er nog wekelijks over aangesproken. Het halve dorp heeft een verleden bij KFC. Jonge Itegemnaars is het jammer genoeg niet meer gegund om in hun eigen gehucht te voetballen.’ Het oude stadion aan de Hooiweg doet ondertussen dienst als manege.

Het verhaal van KFC Itegem weerspiegelt dat van talloze dorpsclubs. ‘De club heeft jarenlang boven haar stand geleefd’, erkent David Geerts. ‘Niet uit wanbeheer. De omstandigheden veranderden – en voor je het wist, lag er een schuldenberg. Vroeger haalde de lokale middenstand geld uit de zwarte kas, maar dat werd taboe. Een bakker kan sowieso niet de jeugdbeweging, het toneelgezelschap én de voetbalclub overeind houden. Het eerste team was een zware verliespost. Per match verkocht Itegem voor 500 euro aan inkomkaartjes en betaalden we 2300 euro aan premies… Dat begon te wringen bij de vrijwilligers: ‘Dus wij werken ons krom om die poenscheppers te betalen?’ Geerts snoeide in de premies. De club degradeerde. Jeugdspelers stapten over naar lokale rivalen, met in hun zog vrijwilligers – vaak vaders die hun zonen liever zagen voetballen bij een club in opmars. De interne werking werd precair en zuur. ‘Ik ben er trots op dat de club kon stoppen zonder schulden achter te laten, want dat is echt niet gemakkelijk geweest.’

Sint-Eloois-Winkel 'Een match live beleven maakt altijd meer emoties los.'
Sint-Eloois-Winkel ‘Een match live beleven maakt altijd meer emoties los.’© Jurgen Vantomme

In hetzelfde jaar dat KFC Itegem de boeken neerlegde, hield de organisatie van de kermisbraderie het voor bekeken en stopte jeugdhuis Joki. Het gehucht Itegem viel zonder jus. Geerts: ‘Het maatschappelijke weefsel verzwakte. Of was het al verzwakt, en gingen die verenigingen daarom kapot? Mensen zijn individualistischer geworden, het dorp bloeit niet meer. Zo’n maatschappelijke tendens stop je niet. Wie kent zijn buur nog? Waar kun je hem nog ontmoeten? Want er zijn ook veel minder cafés in Itegem.’

Sterft het dorpsleven uit? Voetbalromanticus Hans De Groef leest het zelfs af in de kijkcijfers. De verwevenheid van voetbal met het typisch Vlaamse dorpsgevoel verklaart volgens hem de populariteit van F.C. De Kampioenen. ‘Die serie toont het voetballeven van de jaren zeventig en tachtig, dat nu niet meer bestaat. De Kampioenen zijn meer dan een voetbalploeg, ze zijn een gemeenschap. De kleine zelfstandige die zich groot voelt omdat hij de club sponsort, het café waar rijk en arm elkaar ontmoeten, buren die alles over elkaar weten. Dat gevoel een gemeenschap te zijn sijpelt weg uit de dorpen, maar we zijn er wel nostalgisch naar.’

‘Wij wilden trouwens het stadionnetje bezoeken waar de buitenopnames van De Kampioenen werden gedraaid, in Emblem bij Ranst. Heel typisch: er blijkt nu een golfterrein te liggen.’

Het einde van de dorpsclub blijkt vaak een vastgoedverhaal. Voetbalploegen vestigden zich aan de rand van het dorp, in sommige gevallen gaat hun inplanting een eeuw terug. Het dorp breidde uit en de voetbalvelden liggen nu in het binnengebied. Open vlaktes, pal in het centrum: die sukkelende, armlastige ploegjes spelen op de interessantste projectgrond die er in de wijde omtrek te vinden valt. Wanneer een club stopt, ligt er binnen de twee jaar een woonwijk. Dat zet druk op kleine clubs; hun grond wordt stilaan te duur om op te voetballen. Opvallend vaak worden vroegere voetbalterreinen sociale woonwijken. Alleen al in de laatste vijf jaar verrezen sociale woningen op de oude velden van Sefa Herentals, KWS Houthulst, Sparta Buggenhout en VK Weerde. Het lokale OCMW, de gemeente of de kerkfabriek is vaak eigenaar van de grond, en zij hebben ook oog voor andere behoeften. Op de vroegere terreinen van FC Gerda Waasland staat ondertussen een woonzorgcentrum, op die van White Star Schorvoort komt wellicht een Sociaal Huis.

Provinciale clubjes moeten binnenkort een scoutingcel voor jeugd hebben. Is dat nog realistisch?

Sven Lambrechts, KFC Molenzonen Hallaar

De druk van de vastgoedsector weegt niet alleen op dorpen en gehuchten. Ook het patrimonium van traditieclub Racing Mechelen, dat altijd al midden in de stad lag, verkleint stelselmatig. Eén oefenveld heeft de oude ploeg van Rik De Saedeleer nog, de rest werd opgekocht voor appartementen.

De jeugd als melkkoe

‘De spelers van het eerste team hebben mijn club kapotgemaakt. Voor 5 euro meer trokken ze weg. Aan dat opbod gaan alle streekclubs ten onder’, vertelt een gewezen penningmeester uit het Maasland. Even later belt hij terug: hij wil zijn naam en die van zijn opgedoekte club niet in de pers. ‘Ik kom onze doodgravers nog tegen in de supermarkt. Ik wil ze geen extra reden geven om mij uit te lachen.’

Typisch aan voetbal is dat het er zelfs op lager niveau heel zakelijk aan toe gaat. In het basketbal, turnen of zwemmen zijn er ook transfers, maar die gebeuren niet om financiële redenen. In provinciale voetbalreeksen en zelfs in het cafévoetbal worden spelers dik betaald, al dan niet met zwart geld. Een vlot scorende spits verdient een half huis, ook al is hij ‘amateur’. Dat installeerde een cultuur waarin clubliefde als belachelijk ouderwets wordt gezien. Er ontstonden carrousels: spelers die voortdurend hoppen tussen clubs uit dezelfde streek, telkens op zoek naar hogere premies. Een goeie amateur uit het oosten van Brussel kan bijvoorbeeld shoppen bij KFC Wezembeek, OHR Huldenberg, ERC Hoeilaart en FC Melsbroek.

‘Niet alleen bedreigen die transfers het budget van kleine clubs, het maakt sportief succes zo afhankelijk van geld dat het ook de overtuigde fans niet meer interesseert’, zegt voetbalarcheoloog Kristof De Decker. ‘De supporters kennen de spelers niet meer. Het is niet langer de buurman of de zoon van de bakker, maar de geldwolf van drie dorpen verderop. Nee, dan verkiezen de fans voetbalnomaden van hoog niveau, want de doorbraak van betaaltelevisie betekende natuurlijk ook een zware klap voor de recettes van kleine clubs. Mensen kijken liever in hun luie zetel naar Liverpool-Manchester City dan langs de lijn te staan bij de derby Red-Boys Elzestraat versus KFC Katelijne. Onterecht: een match live beleven maakt altijd meer emoties los, zelfs al is het niveau bescheiden.’

Dat professionele, zakelijke wordt voetballers al vroeg bijgebracht, zegt Hans De Groef. ‘Ik heb heel mijn jeugd bij de wereldploeg KSK Wavria gespeeld. (lacht) Wij droomden ervan om in het eerste team te voetballen – dan was je een held van het dorp. Geen enkele jeugdspeler wil dat nog. Ze hebben een carrièreplan en willen geld verdienen. Als je je leven lang onder de kerktoren voetbalt, ben je zogezegd een sukkelaar. Maar bestaat er iets mooiers? Ook al is het op een slijkveld.’

Er zitten geen stadions in onze databank omdat daar niet aan is gedacht. Het is nu of nooit om ze te beschermen.

Maarten Van Dijck, Onroerend Erfgoed

Het aantal jeugdtransfers is geëxplodeerd. Kinderen én ouders voelen zich vereerd, maar gevraagd worden betekent niet noodzakelijk dat de scouts de volgende Kevin De Bruyne in je zien. Misschien wil je nieuwe club gewoon haar jeugdteams vullen, in de hoop meer toegangskaartjes te verkopen of om de zaal vullen bij het mosselsouper. De jeugd als melkkoe voor het eerste team: in het provinciale voetbal is het niet uitzonderlijk.

Ook om vrijwilligers wordt hevig gestreden, vooral als ze jong zijn. Twee kleine clubjes uit Geel leven in onmin omdat het ene trainers heeft weggelokt bij het andere, met in hun zog de halve jeugdwerking. Een seizoen later waren de rollen omgekeerd. Spelen die clubs een derby, dan heeft het de allure van een voetbaloorlog.

Het gevecht om bekwame voetbaltrainers wordt gevoed door de Belgische voetbalbond. De KBVB legt almaar hogere eisen op. ‘Provinciale clubjes moeten binnenkort een scoutingcel voor jeugd hebben, mét videoanalyse’, zegt Sven Lambrechts, jeugdvoorzitter van derdeprovincialer KFC Molenzonen Hallaar. ‘Trainers moeten niet alleen een lastige cursus volgen, er is zelfs sprake van digitale matchverslagen. Voor wedstrijden van zesjarigen, op het allerlaagste niveau! Professionalisering klinkt mooi, maar is dat nog realistisch?’

Voetbalerfgoed

Het amateurvoetbal puft, met andere woorden. Maar dood is het zeker niet, en klagen is zelfs ongepast. Verenigingen in de culturele of zorgende sector vinden nog veel moeilijker helpende handen dan voetbalclubs, waarvoor honderdduizenden vrijwilligers zich inzetten. Uiteraard bestaan er ook clubs die floreren, zoals Molenzonen Hallaar. De doodstrijd van de vroegere buren van KFC Itegem gaf Hallaar een adrenalineshot, eerder waren lokale rivalen als VK Heist en SV Heist ook al ontbonden. ‘De een zijn dood is de ander zijn brood: dat geldt ook in ons geval een beetje’, erkent jeugdvoorzitter Sven Lambrechts. ‘Het verdwijnen van die clubs leverde ons nieuwe leden en vrijwilligers op. Plots waren de Molenzonen een hype. Toen kwamen er nieuwe verkavelingen in de buurt, en door het succes van de Rode Duivels wilden al die kinderen komen voetballen. Maar we beseften vooral dat we helemaal anders moesten omgaan met onze vrijwilligers. Dat is onze beste zet gebleken. De oudere generatie, die nu afhaakt, kon zeven dagen per week aanwezig zijn op de club. Dat is niet langer haalbaar, dus splitsen we het werk zo veel mogelijk op. De trainers hoeven de quiz of het sinterklaasfeest niet te regelen. Daar hebben we andere mensen voor, die van voetballen geen kaas hebben gegeten. Je mag vrijwilligers vooral niet overvragen, of je raakt ze kwijt.’

Itegem 'Jonge Itegemnaars is het niet meer gegund om in hun eigen gehucht te voetballen.'
Itegem ‘Jonge Itegemnaars is het niet meer gegund om in hun eigen gehucht te voetballen.’© Jurgen Vantomme

Voetbal kan een gemeenschap verenigen, bewijst het U8-team van de Molenzonen. Lambrechts: ‘De spelers komen allemaal van gezinnen die in nieuwe wijken wonen. Ze kenden niemand in Hallaar. De kinderen werden beste vriendjes, en hun ouders ook. De papa’s drinken een pilsje aan de toog en zijn trouwe vrijwilligers geworden. De mama’s gaan samen naar de sauna en organiseren voor heel die bende een kerstfeest, buiten de club om. Wie cynisch doet over de verbindende kracht van voetbal, moet eens komen kijken hoe sterk die mensen, tot voor kort vreemden van elkaar, samenklitten.’

Toch pakken zich zelfs rond dit succesverhaal donkere wolken samen. De club kreeg te horen dat ze tegen 2026 haar terreinen moet verlaten. ‘De grond is eigendom van het OCMW van Lier, dat er bouwpercelen van wil maken. Ze praten over veertig kavels! Het gaat om een smak geld, er is geen sprake van dat Molenzonen Hallaar dat kan betalen. Met vijftienhonderd man zijn we naar de gemeenteraad gemarcheerd, maar er is geen oplossing in zicht’, besluit de jeugdvoorzitter.

In Brussel hebben ze een originele manier gevonden om de toekomst van kleine clubs te vrijwaren. In 2009 beschermde de overheid een aantal voetbalsites als onroerend erfgoed. Het knapste voorbeeld is het gerenoveerde stadion van Union Sint- Gillis, maar ook banaler ogende stadions werden beschermd. Het leek de enige manier om ze uit de greep van projectontwikkelaars te houden. In de Vlaamse erfgoeddatabank zit amper voetbalinfrastructuur, op een tribune in Kessel-Lo en één in Wingene na. Niet beschermd is bijvoorbeeld de iconische gevel van het stadion van Racing Mechelen. Of tribune 2 van de Antwerpse Bosuil, die binnenkort tegen de vlakte gaat. ‘Ik snap dat sommige mensen reageren: waarom zou je die vieze tribune 2, met haar stinkende wc’s, willen bewaren?’ zegt Hans De Groef. ‘Maar daar hangt zo veel voetbalmagie! Antwerp wordt een andere ploeg als tribune 2 er niet meer staat. En je kunt ook renoveren met respect voor het verleden.’

Maarten Van Dijck, bouwkundig onderzoeker van het Agentschap Onroerend Erfgoed, vindt dat geen gekke redenering. ‘Er zitten geen voetbalstadions in onze databank omdat daar gewoon niet aan is gedacht. In principe komen sportvelden absoluut in aanmerking. Ze hebben een waardevolle volkskundige functie, en sommige stadions zijn bovendien architecturaal interessant. We geven de voorkeur aan dossiers waarbij de infrastructuur in goede staat is en wordt gebruikt in haar oorspronkelijke functie. Komen veel van die stadions vandaag leeg te staan? Dan is het nu of nooit om ze te beschermen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content