‘De coronacrisis legt alweer een aantal institutionele pijnpunten bloot’

De coronacrisis vormt een nieuwe ‘stresstest’ voor de Belgische institutionele architectuur, zeggen historicus Bruno Yammine en Open VLD’ers Eva De Bleeker, Steven Arrazola de Oñate en Tess Minnens.

Er zijn, in het kleine België, liefst negen ministers bevoegd voor aspecten van de gezondheidszorg. Bovendien is de bevoegdheid op een chaotische manier verdeeld. Zowel de federale staat als de gemeenschappen hebben inspraak in aspecten van het ziekenhuisbeleid. De residentiële geriatrie is een gemeenschapsmaterie. En hoewel de thuisverpleging van bejaarden een federale bevoegdheid is, beheren de gemeenschappen de thuiszorg. Diezelfde gemeenschappen zijn ook bevoegd voor de preventie. Behalve wanneer het om nationale maatregelen gaat, zoals het crisisbeleid inzake een pandemie. Gelukkig maar: men mag er niet aan denken wanneer elke gemeenschap een eigen ‘lockdown’ zou organiseren.

Bestaande barrières

Versnipperde bevoegdheden werpen hinderlijke barrières op. Zo wou de minister van gezondheid van de Duitstalige gemeenschap beschermingsmaskers van ziekenhuizen niet afstaan aan andere plaatsen in België, maar enkel aan rusthuizen in zijn gemeenschap. Dit in weerwil van het besluit van de Nationale Veiligheidsraad dat zo’n maskers enkel voor ziekenhuizen bedoeld waren. Voorts zegde de Vlaamse regering haar steun niet toe aan het Europese coronanoodfonds. Nochtans was die nodig. Want als een internationaal verdrag aan de eigen bevoegdheden raakt, dient elke deelstaat zijn goedkeuring te geven. Omdat dat hier niet gebeurde, moest België zich als enige EU-lidstaat onthouden.

Tenslotte besliste de Nationale Veiligheidsraad op 15 april om onder bepaalde omstandigheden bezoeken van één persoon toe te laten in de rust- en verzorgingstehuizen. Maar de volgende dag al verkondigde bevoegd Vlaams minister Wouter Beke (CD&V) dat hij die maatregel niet zou toepassen.

Hoeft het te verwonderen dat er onzekerheid bij de burgers ontstaat, wanneer zelfs politici niet lijken te weten wie bevoegd is? En als iedereen bevoegd is, wie is dan nog verantwoordelijk?

Onaangepaste structuren

Bij grote uitdagingen, treedt de complexiteit van onze staatsstructuur zeer nadrukkelijk op de voorgrond. Dat toonden de klimaatakkoorden en de terreuraanslagen in Brussel (2016) al aan. Telkens weer lopen concurrerende overheden elkaar voor de voeten. Of het nu gaat om klimaatverandering, de bestrijding van pandemieën, globaal terrorisme, migratiegolven of economische recessie, de diagnose is steeds dezelfde. Problemen nemen in toenemende mate een mondiale en dus meertalige dimensie aan.

Dat veronderstelt uiteraard een geïntegreerde Europese aanpak. In het licht hiervan lijkt het Belgische federalisme met zijn gemeenschappen en gewesten die, op Brussel na, allemaal op taalbasis opgericht zijn een anachronisme. Hoe kunnen we immers globale uitdagingen aangaan met regio’s die zelf nationalismen ontwikkelen? Helaas vertoont onze staatsstructuur in vergelijking met andere federale landen nog meer onvolkomenheden. Zo is er bij ons geen meerpoligheid (minstens zes entiteiten) en kan de federatie geen conflicten tussen de deelstaten beslechten. Een evenwichtig tweekamerstelsel is ook afwezig. Voorts bestaan er bijna geen federale partijen. Sommige bevoegdheden als Landbouw, Openbare Werken of Leefmilieu die in elk federaal land een federale materie zijn, werden hier om nationalistische of opportunistische redenen opgesplitst. Dat is wel erg verwonderlijk, want een aantal van die materies worden grotendeels Europees geregeld.

De coronacrisis legt alweer een aantal institutionele pijnpunten bloot.

De ongebreidelde federalisering normaliseert bovendien het populisme, nationalisme en de xenofobie. Gevoegd bij de versnippering van het partijlandschap, die overal in Europa de laatste decennia opgeld maakt, bemoeilijkt dit de vorming van een Belgische regering. Dat is geen louter binnenlands probleem, maar beïnvloedt ook de perceptie van het buitenland op België. Onze verlaagde kredietwaardigheid in 2011 was er een rechtstreeks gevolg van. En tijdens de voorbije regeringsonderhandeling ging er wederom kostbare tijd verloren. De federale regering verkeerde in lopende zaken en werd bijna volledig verrast door de omvang van de coronacrisis.

Zo’n federale impasse, die een tastbare invloed heeft op de welvaart en de gezondheid van elke Belg, wordt versterkt door een dynamiek die vanuit de deelstaten uitgaat. Coalities in deelgebieden, die vaak eerder gevormd zijn, vertonen immers de neiging om hun beleid op Belgisch niveau te willen doorzetten. Wanneer die asymmetrisch zijn, kunnen wrijvingen ontstaan. In andere federale landen zijn er natuurlijk ook meerdere bestuursniveaus, maar daar is de nefaste polarisering tussen twee grote deelstaten afwezig.

Naar een coherent Belgisch en Europees verhaal

Het is natuurlijk niet onlogisch dat partijen in het kleine België op elk niveau hetzelfde beleid willen voeren. Al is de vraag dan waarom het federalisme eigenlijk nodig is. Zou het niet aangewezen zijn op termijn te streven naar een afgeslankte overheid, kortom naar een enkele regering en parlement voor het hele land? Temeer daar op crisismomenten een eensgezind optreden letterlijk van levensbelang is. Het spreekt vanzelf dat taalnationalisten – die zelf uiteraard geen belang hebben bij een performant Belgisch niveau – de huidige chaotische situatie aangrijpen om een staatshervorming met nog méér splitsingen te eisen. Het gevolg is het in stand houden van een vicieuze cirkel. Want hoe meer men splitst, hoe meer verschillen men creëert. En hoe meer verschillen men creëert, hoe meer men splitst.

Zou het niet aangewezen zijn op termijn te streven naar een afgeslankte overheid, kortom naar een enkele regering en parlement voor het hele land?

Op Europees niveau geldt een andere logica. Terecht dramatiseren toonaangevende politici daar niet voortdurend elke tegenstelling tussen lidstaten. Men gebruikt ze niet als argument om te bewijzen dat het geheel plaats dient te maken voor een lappendeken van honderden regiostaten. Het argument dat tegenstellingen zo centraal plaatst, houdt trouwens weinig steek. Want het is niet duidelijk waarom politieke conflicten een scheidingsgrond inhouden. Een democratie bestaat namelijk omdat mensen en ideeën nu eenmaal verschillen.

In 1957 werd de EEG, de voorloper van de EU, opgericht om door een economische integratie van de lidstaten toekomstige conflicten te vermijden. Dat project vereist het bevorderen van samenhorigheid en congruentie. In België het tegengestelde doen, is derhalve absurd. Hoe verder men in ons land meegaat in een identitair paradigma, hoe meer complexe oplossingen er bedacht worden. Het is een straatje zonder einde, waar de burger geen boodschap aan heeft. Bovendien is het onverantwoord dat uitgerekend een land als België, dat belangrijke Europese en internationale instellingen huisvest, blijft vastzitten in een eindeloze communautaire navelstaarderij.

Laat de coronastresstest dan ook eindelijk de weg plaveien naar een politiek performant en verenigd België als gangmaker voor een (h)echte Europese Unie.

Eva De Bleeker

Voorzitter OPEN VLD Vrouwen

Steven Arrazola de Oñate

Ondervoorzitter Jong VLD Brabant

Tess Minnens

Voorzitter Jong VLD

Bruno Yammine

Dr. in de Geschiedenis, Leuven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content