De achilleshiel van burgerparticipatie: ‘Nog altijd vooral hoogopgeleide witte mannen’

Thibaut Renson © Jonas Lampens

Overal in Vlaanderen nemen stadsbesturen initiatieven om hun burgers meer inspraak te geven. Gaat het om meer dan goede bedoelingen? ‘Als je wilt dat mensen hun huis uitkomen om te discussiëren over het beleid, moet je hun ook echt invloed geven’, zegt politoloog Thibaut Renson.

In Kortrijk komt er dan toch geen maandelijkse autovrije zondag. Burgemeester Vincent Van Quickenborne (Open VLD) zag het helemaal zitten, maar in een digitale volksraadpleging oordeelden de Kortrijkzanen er anders over. Er zijn dezer dagen wel meer stadsbesturen die een mediageniek initiatief nemen om hun burgers meer inspraak te geven. ‘Sinds de politici in Duitstalig België hebben beslist om een deel van hun macht aan uitgelote burgers af te staan, hebben onder meer Leuven, Mechelen en Oostende laten weten dat zij ook iets in zo’n model zien’, zegt politoloog Thibaut Renson (UGent), die werkt aan een proefschrift over deliberatieve democratie. ‘Ondertussen experimenteren lokale besturen overal in Vlaanderen met allerlei vormen van burgerinspraak. Hun bedoelingen zijn goed, en meestal wordt er ook een behoorlijk budget voor uitgetrokken. Maar meestal krijgen de burgers geen boter bij de vis.’

Echte inspraak geven politici en besturen vaak in eerder symbolische dossiers. Ze zijn nog veel te terughoudend.

Waarom bewijzen al die lokale politici plots zo veel lippendienst aan burgerparticipatie?

Thibaut Renson: Ze hebben geen andere keuze. De politieke cultuur is veranderd, en steeds meer mondige burgers willen rechtstreeks bij het beleid betrokken worden. Op een paar oude krokodillen na vind je geen politicus meer die durft te zeggen: ‘U hebt mij verkozen en dus ga ik nu vijf of zes jaar lang alles in uw plaats beslissen.’ In zo goed als alle partij- en verkiezingsprogramma’s gaat veel aandacht naar participatie. Ook bij de voorzittersverkiezingen zetten de partijen in op ledeninspraak.

Natuurlijk spelen ook electorale overwegingen mee, maar een bestuur vergroot zijn legitimiteit niet automatisch door burgerinspraak te organiseren. Doorgaans hebben alleen de burgers die hun wil hebben kunnen doordrukken het gevoel: er is naar mij geluisterd.

Brengen politici hun participatiebeloftes ook in de praktijk zodra ze verkozen zijn?

Renson: Niet altijd. Politici en besturen laten vaak uitschijnen dat burgers altijd over alles mogen meebeslissen, maar in werkelijkheid zijn ze nog veel te terughoudend. Echte inspraak geven ze vaak in eerder symbolische dossiers. Zo hebben de inwoners zelf de naam van de fusiegemeenten Lievegem en Pelt mogen kiezen. Dat is leuk, maar veel impact heeft zo’n beslissing niet.

Over cruciale zaken beslissen politici nog altijd zelf?

Renson: Inderdaad. Nog niet zo lang geleden vroegen onderzoekers aan Vlaamse burgemeesters of je burgers volgens hen actief en direct bij belangrijke beslissingen moet betrekken. Meer dan de helft vond van niet. Daar is ook niets mis mee. Er zijn nu eenmaal maatregelen waarvoor pas een draagvlak kan groeien als ze zijn doorgevoerd.

Neem het Gentse circulatieplan. Vooraf bestond daar amper een draagvlak voor, maar het stadsbestuur heeft zijn plannen dapper doorgezet. En dat heeft geloond: vandaag staat een groot deel van de bevolking achter het plan. Alleen jammer dat de stad een schijn van burgerparticipatie heeft willen ophouden door een burgerkabinet te organiseren. ‘Dat circulatieplan, wat denkt gij daarvan?’ was de slogan. Maar over de fundamentele principes ervan mochten de deelnemers zich niet uitspreken. Geen wonder dat ze kwaad reageerden. Het burgerkabinet was niet meer dan een bliksemafleider: de stad schoof het naar voren als alternatief voor een referendum, omdat ze heel goed wist dat er nooit een meerderheid voor het circulatieplan zou stemmen.

Is het dan geen goed idee om mensen een forum te geven, zodat ze minstens hun mening kunnen ventileren?

Renson: Als je van mensen verwacht dat ze op een doordeweekse avond of een zondagmiddag komen discussiëren over lokaal beleid, moeten ze ook echt iets te zeggen krijgen. Een paar besturen garanderen dat. Het district Antwerpen, bijvoorbeeld, heeft liefst 10 procent van zijn begroting in handen van de burgers gegeven. Zij krijgen alle vrijheid om dat geld bijvoorbeeld te investeren in seniorenzorg, huiswerkbegeleiding of meer groen. Op die manier geef je echte macht aan de bevolking.

De Oosterweelverbinding in Antwerpen is een voorbeeld van hoe het níét moet.

Of toch aan een heel klein deel van de bevolking.

Renson: Dat is de achilleshiel van burgerparticipatie, ja. Bij referenda is er wel een poging om representativiteit na te streven, maar bij andere vormen van inspraak gaat het altijd over een heel kleine groep. Vaak zijn dat ook mensen die een rechtstreeks belang bij de zaak hebben. Een burgerkabinet met 150 Gentenaars kan bijvoorbeeld nooit een stad met meer dan 200.000 inwoners representeren. Uiteindelijk wordt altijd gekozen uit een groep mensen die zich kandidaat hebben gesteld, en dat zijn nog altijd vooral hoogopgeleide witte mannen.

De burgerbegroting van het district Antwerpen is daarop trouwens de uitzondering in Vlaanderen. Daar zie je mannen en vrouwen, mensen met een migratieachtergrond en Antwerpenaren uit alle lagen van de bevolking. Het is een afspiegeling van het volk dat je op een gewone dag op de Meir ziet. Maar dat komt vooral doordat allerlei organisaties die burgerbegroting als een alternatief subsidiekanaal beschouwen. Zij sturen er vertegenwoordigers naartoe met één duidelijk belang voor ogen: geld binnenhalen voor hun werking. Vaak gaat het om waardevolle initiatieven, maar kun je dat nog echte burgerparticipatie noemen?

Hoe kunnen lokale besturen dan wel een diverser publiek bij hun participatieprojecten betrekken?

Renson: Door mensen voor hun inzet te betalen. Als er een vergaderpremie tegenover staat, zullen ze een veel breder publiek bereiken. Vervolgens moeten de spelregels garanderen dat iedereen ook aan bod komt. Nu zien we vaak dat de mondigste of best opgeleide deelnemers het debat naar zich toetrekken. Dat kun je voorkomen door een moderator aan tafel te zetten die iedereen aan bod laat komen en door valse argumenten prikt. Maar een toverformule is er niet. Het onderzoek naar burgerschapsparticipatie staat nog in zijn kinderschoenen, en op het terrein is men volop ervaring aan het opdoen.

De laatste jaren zijn veel communicatiebureaus op de kar van de burgerparticipatie gesprongen: booming business is dat tegenwoordig. Maar zij hebben evenmin pasklare recepten. Ze zijn gespecialiseerd in hoe een burgerschapsproject naar buiten wordt gebracht, niet in het uitwerken van concrete participatiemodellen.

Het dossier rond de Oosterweelverbinding in Antwerpen wordt vaak naar voren geschoven als een toonbeeld van succesvolle burgerparticipatie. Moeten lokale besturen daar een voorbeeld aan nemen?

Renson: Nee, Oosterweel is net een voorbeeld van hoe het níét moet. In dat dossier zijn burgers met intellectueel kapitaal, financiële slagkracht en toegang tot de media erin geslaagd om de politici met de rug tegen de muur te zetten. Ze dwongen een referendum af, stapten naar de Raad van State en zorgden ervoor dat de hele verkiezingscampagne alleen om mobiliteit dreigde te draaien. Ze hebben geen inspraak gekregen, ze hebben die afgedwongen. Als dat de richting is die burgerparticipatie uitgaat, ziet de toekomst er allesbehalve rooskleurig uit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content