‘Het interneringsverhaal van Jan de Wolf is heel herkenbaar’, zegt professor criminologie Tom Vander Beken (UGent). ‘Hij is een van de velen die verstrikt geraakt zijn in een systeem dat geen plaats heeft voor hen.’
‘Mensen hebben een verkeerd beeld van internering voor onbepaalde duur. Ze denken vaak dat je dan chance hebt, want je bent niet veroordeeld. Daarom spreekt een volksjury op een hof van assisen zelden een verplichte internering uit. Dat is geen echte straf, redeneren ze, maar een beveiligingsmaatregel. En die onbepaalde duur? Dat betekent, denken ze, dat je morgen alweer vrij kunt zijn.’
De realiteit is heel anders, stelt de professor. ‘Internering is soms het slechtste lot dat je in onze maatschappij kunt trekken. “Onbepaalde duur” betekent in sommige gevallen: voor altijd. Mocht die man voor dezelfde feiten veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf, dan was hij nu al lang vrij.’
Het Belgisch interneringsverhaal is een verschrikkelijk verhaal, gaat de professor verder. ‘In 2016 is de interneringswet strikter geworden wat betreft de misdrijven die aanleiding kunnen geven tot internering. Dat zijn sindsdien enkel nog integriteitsmisdrijven. De fysieke of morele integriteit moet aangetast worden vooraleer men een internering kan uitspreken.
Maar wat betekent dat precies? Een slag in het gezicht kan ook al een aantasting van de fysieke integriteit zijn. Anderzijds: als iemand ontoerekeningsvatbaar is, kunnen rechters bijna niet anders dan een internering uitspreken.
‘Ze hopen dan dat mensen de juiste zorg zullen krijgen. Maar dat gebeurt vaak niet. Het is zo moeilijk om iemand die geïnterneerd is op een plek te krijgen waar menswaardige zorg en behandeling mogelijk zijn. Velen raken zelfs de gewone gevangenis niet uit, of blijven hangen in sterk beveiligde settings als een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC).’
‘Dit is een heel zwaar maatschappelijk probleem. Internering is soms het slechtste lot dat je in onze maatschappij kunt trekken.’
Het is goed dat die opgericht zijn, zegt professor Vander Beken. ‘Zij leveren wel zorg en doen echt wat ze kunnen, maar ze zijn intussen volgelopen. Er zijn wachttijden en de uitstroom naar andere plekken in de zorg blijft problematisch. De Kamer voor de Bescherming van de Maatschappij kan na verloop van tijd wel zeggen: “Je mag van het FPC naar een instelling met een lager beveiligingsniveau.” Maar dan moet je daar nog wel een plek vinden.
‘Overal zijn wachtlijsten, en als geïnterneerde persoon sta je vaak achteraan in de rij. Niemand wil je hebben, want op je rugzak plakt in het groot het woord “crimineel”. Dat label is verschrikkelijk zwaar om te dragen: je bent wel een patiënt , maar vooral een misdrijfpleger. Ook al gaat het zoals bij Jan en anderen over feiten die helemaal niet zo zwaarwichtig zijn. Die mensen zitten letterlijk én figuurlijk vast. Ze hebben geen perspectief – niet op de juiste zorg, niet op vrijheid. Dat is een heel zwaar maatschappelijk probleem.’
Dat beseffen ze ook in de Wetstraat. ‘We weten dat het aantal nieuwe interneringsbeslissingen jaarlijks blijft toenemen en intussen ongeziene hoogtes bereikt’, horen we op het kabinet van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit). ‘Samen met de minister van Justitie en de deelstaten wordt gewerkt aan een interfederaal plan forensische zorg dat moet zorgen voor verbeteringen in de instroom, doorstroom en uitstroom van geïnterneerden.’
‘Er is daarnaast ook een evaluatie van de interneringswet voorzien’, voegen ze daar op het kabinet van minister van Justitie Annelies Verlinden (CD&V) aan toe. ‘Of bij het nemen van een interneringsmaatregel mee zou kunnen worden beslist over een beperking in de tijd, is een deel van die evaluatie.’