Coronabeleid: ‘De federale en Vlaamse overheid waren absoluut geen rots in de branding’

Sophie Wilmes (MR) en Jan Jambon (N-VA) op 15 april 2020. © Belga
Ann Peuteman

De coronamaatregelen van de Vlaamse en federale overheid maakten het de steden en gemeenten vaak knap lastig. ‘Ze hadden beter wat meer vertrouwen in de lokale besturen gehad’, klinkt het.

‘We hebben onwaarschijnlijk veel last gehad van het feit dat er te veel bevoegdheidsversnippering is. Wat we bij de hogere overheid hard hebben gemist, is eenheid van commando’, zegt een lokale bestuurder in Coronacrisis in Herentals & Neteland – Lokale veerkracht versus Belgisch gebrek aan eendracht, de masterproef van Tanja Mattheus voor de Antwerp Management School. Daarin onderzoekt Mattheus, die zelf adjunct algemeen directeur van de stad en het OCMW Herentals is, de sterktes en zwaktes van het coronabeleid in haar regio aan de hand van diepte-interviews met plaatselijke sleutelfiguren.

In het Neteland sloegen Herentals, Vorselaar, Olen, Herenthout en Grobbendonk de handen van bij het begin van de coronacrisis in elkaar. Meteen betrokken de plaatselijke bestuurders ook de directeur van het ziekenhuis, de korpschef van de politie en de voorzitter van de huisartsenkring bij hun crisiscel. ‘Die multidisciplinaire aanpak is onze kracht gebleken, want daardoor konden we heel snel de nodige actie ondernemen’, zegt Tanja Mattheus. ‘Zo hebben gemeentearbeiders in de eerste week in totaal 1500 kilometer gereden om de beademingstoestellen, schorten en mondmaskers te zoeken die het ziekenhuis nodig had. Die samenwerking was cruciaal voor een effectief coronabeleid. Maar we moesten natuurlijk wel werken binnen het kader dat de federale en Vlaamse overheid uittekenden, en daar wrong het schoentje vaak.’

Maatregelen die eerst in de pers worden gelekt, vervolgens op een persconferentie worden gecommuniceerd en achteraf nog eens anders worden uitgelegd, zijn dodelijk voor je geloofwaardigheid.

Al Mattheus’ gesprekspartners zijn het erover eens dat de federale en Vlaamse besluitvorming vaak te wensen overliet. Aan het begin van de coronacrisis, bijvoorbeeld, werd er volgens hen te lang gewacht om krachtig in te grijpen. ‘In de tweede helft van februari kwam ons al ter ore dat grote bedrijven werknemers die in Italië op vakantie waren geweest vroegen om thuis te werken. Dat was een duidelijk signaal dat er iets ernstigs op til was. Vandaar dat we in Herentals op 28 februari, bijna twee weken voor de eerste lockdown, hebben beslist dat er in ons woonzorgcentrum geen werknemers meer binnen mochten die naar Italië waren gereisd.

‘Jammer genoeg stelde de federale overheid zich op dat moment nog laks op en hoefden die reizigers na hun terugkeer niet in quarantaine te gaan. Ik pleit dan ook voor het opzetten van een vroegdetectiesysteem. Moeilijk is dat niet, want ons land heeft over de hele wereld ambtenaren en diplomaten die de overheid kunnen waarschuwen. Op die manier zou men in de toekomst sneller en krachtiger kunnen ingrijpen.’

Amper tijd

De plaatselijke bestuurders en experts laken ook de manier waarop nieuwe richtlijnen keer op keer werden gecommuniceerd. ‘Meestal werden die eerst in de media gelekt en vervolgens tijdens een persconferentie op vrijdagavond officieel aangekondigd’, zegt Mattheus. ‘In Herentals zaten we dan aan de buis gekluisterd om te horen welke maatregelen we zouden moeten invoeren. Dat moest altijd weer snel gaan: hoogstens hadden we een weekend de tijd om alles voor te bereiden. En dat terwijl we vaak pas op maandag de nodige toelichting kregen. In veel gevallen moesten we dus op basis van heel weinig informatie vergaande maatregelen invoeren.’

Een voorbeeld dat in haar masterproef wordt aangehaald, is de heropening van de horeca na de eerste coronagolf. Op 6 juni 2020 was het ministerieel besluit klaar en op 8 juni mochten de cafés en restaurants al open. ‘Dan heb je als stadsbestuur natuurlijk heel weinig tijd om over de randvoorwaarden te communiceren’, legt Mattheus uit.

In plaats van pietluttige detailwetgeving uit te werken, had de overheid veel beter algemene richtlijnen uitgevaardigd die dan lokaal konden worden ingevuld.

Wat het lokale besturen extra moeilijk maakte, is dat de richtlijnen de hele tijd veranderden en dat sommige onduidelijk of zelfs tegenstrijdig waren. ‘In het ministerieel besluit over de heropening van de horeca aan het eind van de eerste coronagolf stond bijvoorbeeld dat er altijd anderhalve meter afstand moest kunnen worden gehouden. Maar in de toelichting die we achteraf kregen, ging het plots over anderhalve meter tussen twee gezelschappen. Probeer als stadsbestuur dan maar eens helder met de horeca te communiceren. Dat probleem is trouwens nog altijd niet van de baan, want het veel recentere ministerieel besluit over de tweede heropening van de horeca is in strijd met de rondzendbrief over het EK voetbal. De hogere overheden zouden die ketting van besluitvorming echt moeten herbekijken. Maatregelen die eerst via perslekken naar boven komen, vervolgens op een persconferentie worden gecommuniceerd en dan in de toelichting nog eens anders worden uitgelegd, zijn dodelijk voor je geloofwaardigheid.’

Pietluttige detailwetgeving

Daarnaast waren sommige richtlijnen van de federale en Vlaamse overheid volgens de respondenten veel te gedetailleerd. ‘Tijdens de eerste golf mocht er in winkels één persoon per vierkante meter aanwezig zijn, terwijl dat in de bibliotheek een per vijftien vierkante meter en in de sporthal een per dertig vierkante meter. Dat is natuurlijk moeilijk werkbaar’, weet Mattheus. ‘Op een bepaald moment werd ook beslist dat er op een markt hoogstens vijftig kramen mochten staan. In een stad als Gent of Herentals is dat natuurlijk geen probleem, maar in een kleine gemeente zijn vijftig kramen te veel om het veilig te houden. Toch was er telkens één regel voor alle steden en gemeenten. In plaats van die pietluttige detailwetgeving uit te werken, had de overheid veel beter algemene richtlijnen uitgevaardigd die dan lokaal konden worden ingevuld. Ze zou echt wel wat meer vertrouwen in de lokale besturen mogen hebben.’

Veel problemen hadden volgens de respondenten vermeden kunnen worden als er op hoger niveau eenheid van commando was geweest zoals bij hen in het Neteland. Op federaal en Vlaams niveau waren er op den duur zoveel adviesgroepen en comités dat niemand er nog wijs uit raakte. Zoals een van de respondenten het formuleert: ‘Ik had soms de indruk dat Vlaanderen en federaal meer tégen elkaar bezig waren dan dat ze samen naar een oplossing zochten. In een internationale crisis zouden zij een rots in de branding moeten zijn, maar dat waren ze absoluut niet.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content