Corona infecteert de Wetstraat: vergroot covid-19 de kloof tussen burger en politiek?

Frank Vandenbroucke is het gezicht van de nieuwe daadkracht. Zelden is de komst van één politicus zo'n gamechanger geweest in de Wetstraat. Alexander De Croo vormde ook als minister van Pensioenen al een tandem met Vandenbroucke. © Belga Image
Walter Pauli

Sinds de lockdown in maart vorig jaar lijkt het land veranderd en de samenleving aangetast. Wat zullen de politieke gevolgen zijn van de meest ingrijpende crisis sinds de Tweede Wereldoorlog? Welke politici zullen de coronacrashtest doorstaan, welke partijen moeten aan het infuus? En hoeveel burgers zullen hun ontevredenheid laten blijken bij de volgende stembusgang?

Ongekende tijden zorgen voor ongewone tv-beelden. Het voorbije weekend haalden VRT-beelden zelfs de buitenlandse media: Bart De Wever werd tijdens een (gefilmd) radio-interview betrapt in boxershort. De voorzitter van de N-VA die zichzelf ongewild te kijk zette in zijn slip, het leek wel een metafoor voor het malheur dat zijn partij de voorbije jaren is overkomen.

De neergang van de partij zette zich al in vóór corona. In 2018 waren er tegenvallende gemeenteraadsverkiezingen en in 2019 volgde de echte dreun bij de parlementsverkiezingen. In 2020 verloor de N-VA, althans in de peilingen, de Vlaamse koppositie aan het plots weer springlevende Vlaams Belang. Op de koop toe liet voorzitter De Wever twee keer – in maart en in september – de kans liggen om met PS-voorzitter Paul Magnette de as te vormen van een ‘grote coalitie’. Uiteindelijk dumpten de liberalen de N-VA en werd Alexander De Croo (Open VLD) de nieuwe premier. De Wever is vandaag zelfs niet langer de oppositieleider, een hem op het lijf geschreven rol, die hij tijdens de Zweedse regeerperiode wel vol verve op zich nam, nota bene als voorzitter van de grootste regeringspartij.

Het is niet omdat Paul Magnette het premierschap aan De Croo overliet dat de Parti Socialiste niet mee aan de knoppen zou zitten.

Het zijn slechte tijden om in de oppositie te verzeilen, zeker voor een partij die leeft van identitaire kwesties. De coronacrisis is bij uitstek een internationaal gegeven: ook in onze buurlanden gaan de cijfers als jojo’s op en neer en wisselen lockdowns en avondklokken af met versoepelingen. In Frankrijk, Duitsland en Nederland is het leven niet aangenamer dan in België, laat staan in de VS of het Verenigd Koninkrijk. Bovendien heeft de pandemie wereldwijd geleid tot een nieuwe waardering van onze collectieve voorzieningen: de verzorgingsstaat maakte in 2020 een merkwaardige comeback. Ook dat is geen geschenk voor de N-VA, een partij die zich de voorbije jaren in haar sociaal-economisch discours op sleeptouw heeft laten nemen door adepten van de neoliberale Chicagoschool en bewonderaars van Margaret Thatcher. In een jaar dat de hele samenleving zich collectief schrap zet, valt weinig applaus te halen voor thatcheriaanse insteken als ’there is no such thing as society’.

In de piepzak

Oud-communicatieadviseur Noël Slangen schreef al in het begin van de coronacrisis in zijn column in Het Laatste Nieuws wat intussen voor iedereen duidelijk is geworden: dat de pandemie een vergrootglas is voor alles wat voordien al slecht liep. Onwerkbare staatsstructuren die tot nu toe altijd werden goedgepraat – acht ministers van Volksgezondheid – worden niet langer aanvaard, want die communautaire versnippering hindert een efficiënte aanpak van de grootste gezondheidscrisis sinds de Spaanse griep, honderd jaar geleden. Ondernemingen die voordien al op zwart zaad zaten maar de schijn nog konden ophouden, kwamen in zware problemen of vroegen het faillissement aan, van bekende bedrijven als Blokker/Mega World, Hema en FNG (Miss Etam, Brantano, Steps, Claudia Sträter) tot kmo’s als het historische hotel Métropole in Brussel. Wie alleen kan teren op zijn naambekendheid doorstaat deze crisis niet. Dat geldt ook voor de politiek. Partijen die het voordien al slecht deden, krijgen met de coronacrisis geen cadeau. Omdat de N-VA al in 2019 bij de Kamerverkiezingen van 32,5 procent naar 25,6 procent van de stemmen was gezakt, is ze sowieso niet meer zo incontournable als in 2014.

Illegale raveparty's zoals in Bretagne zijn een opgestoken middelvinger naar het gezag.
Illegale raveparty’s zoals in Bretagne zijn een opgestoken middelvinger naar het gezag.© Belga Images

Hoe langer de coronacrisis duurde, hoe minder zelfverzekerd Sophie Wilmès (MR) optrad als eerste minister. Dat was eigenlijk te verwachten van een politica die tot 2015 slechts schepen was van de bescheiden faciliteitengemeente Sint-Genesius-Rode. De coronacrisis ging haar capaciteiten te boven. Maar zo trok ze wel de verzamelde toppolitici van dit land mee in de piepzak. Met name Jan Jambon (N-VA) zat er op elke persconferentie van de Nationale Veiligheidsraad bij als een blinde van Bruegel. De Vlaamse minister-president kon protocollair niet anders dan plaatsnemen naast de federale premier. Hij luisterde en zweeg, hoe slecht of ongerijmd Wilmès’ uitleg ook klonk, want hij was publiek gebonden aan akkoorden die hij binnenskamers mee had goedgekeurd. Het beeld van de wat apathische Vlaamse regering als succursale van de federale beleidsvoerders is nooit meer verdwenen. Integendeel, het is zelfs versterkt sinds De Croo eerste minister werd van een volwaardige federale regering. Twee van de drie Vlaamse regeringspartijen, CD&V en Open VLD, maken ook deel uit van het kabinet-De Croo, waardoor Jambon niet openlijk in de oppositie kan gaan. Hij moet vast met enige jaloezie terugdenken aan de jaren 2004-2007, toen Vlaams minister- president Yves Leterme (CD&V) zich kon profileren als de belangrijkste opposant van de paarse federale premier Guy Verhofstadt (Open VLD).

Ook de Vlaamse regering zat al van voor de corona-uitbraak in slechte papieren. Om het radicaal-Vlaamse publiek niet voor het hoofd te stoten – ‘uit respect voor de verkiezingsuitslag’, zegt hijzelf – blééf Bart De Wever in de zomer van 2019 maar ‘onderhandelen’ met het Vlaams Belang. Ook al wist iedereen vooraf al dat een coalitie met die partij politiek onmogelijk was. Uiteindelijk mocht de Open VLD mee aan boord, en met lange tanden ook de CD&V. Eigenlijk had de N-VA toen al liever de SP.A erbij, maar die meerderheid was echt te krap. Bij de toekenning van de ministersposten leek het alsof partijpolitieke spelletjes en persoonlijke ambities belangrijker waren dan de vorming van een sterk en coherent Vlaams kabinet. De liberale viceminister-president Bart Somers werd zelfs gecast als een man die de taak had gekregen om en cours de route de scherpste kanten af te vijlen van het bereikte akkoord. Niet partijvoorzitter Gwendolyn Rutten werd de tweede liberale minister, maar Lydia Peeters, een politica die de kunst verstaat voortdurend in de media op te duiken en tegelijk volkomen onbelangrijk te blijven.

Bij de CD&V ontstond bijna een interne opstand omdat partijvoorzitter Wouter Beke zichzelf had benoemd tot Vlaams minister van Welzijn. Feit is dat hij ook van zijn eigen partij weinig steun kreeg toen tijdens de eerste coronagolf de Vlaamse woonzorgcentra niet opgewassen bleken tegen hun taak en de minister van Welzijn onmachtig bleek om die historisch scheefgegroeide situatie met drastische bijsturingen recht te trekken, wat toch mag worden verwacht van een doortastend crisismanager. Ook viceminister-president en minister van Werk en Economie Hilde Crevits (CD&V) laat zich veel te weinig horen in het relancedebat.

Virologenhaters, lockdownfuivers, vakantiegangers: zij keren de overheid de rug toe. Maar de groep ontevredenen is mogelijk véél groter.

Op de keper beschouwd zijn er voorlopig maar twee Vlaamse ministers die de kastanjes uit het vuur halen. Zuhal Demir heeft – als N-VA’ster! – het respect afgedwongen van de milieu- en natuurbeweging. Men moet al tot de groene politica Vera Dua (1999-2003) teruggaan om een Vlaams minister van Leefmilieu te vinden die haar dat voordeed. En er is niemand die niet weet dat Ben Weyts (N-VA) gaat voor het openhouden van de scholen. De minister van Onderwijs krijgt daarvoor bakken kritiek van de voorstanders van een strikte lockdown en heeft zich evenmin populair gemaakt bij de virologen. Maar Weyts heeft een groot deel van de onderwijswereld mee, én de ouders van de schoolgaande jeugd. Voor of tegen, maar Demir en Weyts profileren zich als beleidsmakers met een duidelijke lijn. Zij gaan voor hun keuze en verdedigen die, ook tegen kritiek in. Daarom worden Weyts en Demir gezien als ministers die coronaproof zijn.

Gamechanger

De maatregelen tegen het coronavirus zijn zo drastisch, alomvattend en ingrijpend, tot in het persoonlijke en familiale leven toe, dat ze alleen geaccepteerd worden van politici die stormwind en tegenslag durven te trotseren. Die mogen zich zelfs al eens laten betrappen op een slip of the tongue, of zelfs op een ongelukkige beslissing. Dat maakt hun positie niet zwakker, integendeel. Kijk naar minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (SP.A), die toegaf dat hij één keer ongelukkig communiceerde, waarna de oppositie niet de miniemste trilling op de schaal van Richter kon veroorzaken. Meteen is de belangrijkste naam in het coronabeleid gevallen: Vandenbroucke. Zelden is de komst van één politicus zo’n gamechanger geweest in de Wetstraat. Vandenbroucke is niet alleen het gezicht van de nieuwe daadkracht van de federale regering, hij heeft ook de feiten aan zijn kant: de Sciensanografieken spreken in zijn voordeel. De minister had ook voor de pandemie al de reputatie een harde werker, hyperintelligent en integer te zijn. En bijzonder eigenwijs, ja. Voor corona werd hem dat kwalijk genomen. Nu lijkt het een extra kwaliteit.

Vandenbroucke is meer dan ooit een monstre sacré van de Belgische politiek. Hij zat voor het eerst in de Kamer in 1985 – dat is zeven jaar voor de geboorte van Conner Rousseau, de SP.A-voorzitter die het aandurfde om Vandenbroucke terug te halen na elf jaar politieke ballingschap. In 2009 was hij door zijn eigen partij hardhandig aan de kant geschoven als minister. Vervolgens hield hij de eer aan zichzelf en koos hij voor een academische carrière. Toch bleef hij invloed uitoefenen op het politieke debat als lid van de federale Pensioencommissie. Die heette al snel ‘de Commissie-Vandenbroucke’. Hij dankte zijn benoeming aan toenmalig pensioenminister Alexander De Croo (Open VLD). Ook vandaag vormen de twee een stevig team. Hun samenwerking doet zelfs denken aan die tussen premier Jean-Luc Dehaene (CVP) en Louis Tobback (SP) in de jaren negentig. Ook die hechtten destijds elk vanuit hun eigen perspectief een groot belang aan het welslagen van het gemeenschappelijke project. Toen was dat België in de eurozone loodsen – daarvoor moesten eerst de overheidsfinanciën op orde gebracht worden. Nu is dat het coronavirus terugdringen – voorlopig nog ten koste van de begroting. Vandenbroucke is ervaren genoeg om te beseffen dat elke politicus afgerekend wordt op zijn laatste wapenfeit. Als de vaccinatiecampagne zou sputteren, heeft zelfs hij een probleem.

Mede dankzij die tandem met Vandenbroucke wordt aan het gezag van premier De Croo voorlopig niet getornd. De N-VA hamert er wel op dat hij een politicus is van de zevende partij van het land, maar dat is een rekenkunde die vooral de Wetstraat interesseert. Als vicepremier in de regering-Michel had De Croo al een metamorfose ondergaan. Zijn ongelukkige optreden als jonge en vooral onervaren partijvoorzitter is volkomen verleden tijd. Het publiek kent de oude Herman De Croo vandaag vooral als de vader van Alexander – de fils à papa is niet meer. De federale regering staat dus relatief sterk, zeker als je bedenkt dat België nog altijd bovenaan op de wereldrankings prijkt wat het relatieve aantal coronaslachtoffers betreft.

Onderschat evenwel de PS niet. Het is niet omdat Paul Magnette het premierschap aan De Croo overliet dat zijn partij niet mee aan de knoppen zou zitten. Pensioenminister Karine Lalieux heeft haar Koninklijk Besluit over de verhoging van het minimumpensioen al nagenoeg binnen: een reële koopkrachtstijging van 16 procent, gespreid over vier jaar, voor de meer dan achthonderdduizend armste gepensioneerden. Het is typisch voor de Parti Socialiste: haar ministers worden nog altijd geacht een beleid te voeren voor de cliëntèle van de maisons du peuple.

ZAVENTEM Veel Belgen negeerden het advies van virologen en politici om niet op reis te gaan.
ZAVENTEM Veel Belgen negeerden het advies van virologen en politici om niet op reis te gaan.© GF

Dat wordt trouwens ook de grote uitdaging voor de regering-De Croo. Er tekent zich een niet te onderschatten kloof af tussen ‘de Wetstraat’ – de meeste media inbegrepen – en een deel van de bevolking. De Wetstraat geeft de strijd tegen het coronavirus alle prioriteit. Als de pers al kritiek heeft op de regering, dan vooral omdat de aanpak te laks is, te ondoorzichtig, of te traag wordt uitgevoerd. Zeker, er is her en der ook wel enige ontevredenheid over verregaande maatregelen als de avondklok, en men houdt het hart vast over de economische gevolgen van de lockdowns . Maar de algemene lijn is: volhouden en het virus terugdringen.

Zelfs oppositiepartijen als de N-VA en de PVDA worstelen ermee: ze kunnen moeilijk anders dan meegaan met de kern van het beleid. Het Vlaams Belang durft al meer de marge op te zoeken – Van Grieken weigerde zelfs even de corona-app te installeren, of zei dat toch – maar verder dan dat waagt zelfs extreemrechts zich niet. In het begin van deze regeerperiode kon PVDA-voorzitter Peter Mertens zich nog profileren door een meerderheid achter zijn wetsvoorstel te krijgen om de zorgverleners een extra premie toe te kennen. Zowel de federale als de Vlaamse regering heeft extra geld veil voor een betere bezoldiging van ‘de helden van de zorg’. Toch doet hij zijn best om de legitimiteit van dit kabinet onderuit te halen. Mertens schreef een boek dat wederom op nummer één kwam in de boekenlijstjes (‘Ze zijn ons vergeten. De werkende klasse, de zorg en de crisis die komt’), waarbij ‘ze’ de elite is en ‘ons’ de werkende klasse. Maar voor veel mensen hoort inmiddels ook Mertens’ goede vriend Marc Van Ranst bij ‘ze’. Toen de cafés nog open waren, werd er aan de toog al steen en been geklaagd over de vermeende wereldvreemdheid van de politieke en de culturele elite. Sinds de coronacrisis horen daar ook de verzamelde virologen bij: ook zij worden weggezet als theoretici die maar niet begrijpen dat ze met hun lockdownmaatregelen het land naar de verdommenis helpen. Het is geen toeval dat de (onder)titels van de boeken van Tom Van Grieken inspelen op een soortgelijke wij-zij-indeling: ‘Opstand tegen de elites’ (2017), ‘En nu is het aan ons’ (2019). Dat politieke discours van de PVDA en het Vlaams Belang stoelt ook op een reëel gevoel bij een deel van de bevolking. De beoordeling van het coronabeleid zou wel eens veel diffuser kunnen zijn dan de meeste politici denken – en niet alleen in België.

Het lijkt wel alsof er zich in het hele land prille vormen van undergroundbewegingen beginnen te organiseren.

Sishabars en synagogen

Wereldwijd wreven mensen zich de ogen uit bij de beelden van de illegale raveparty’s in Catalonië en Bretagne. Duizenden jongeren die samen de covidregels overtraden, stenen wierpen naar de politie en hun voertuigen in de fik staken: het was een ostentatieve middelvinger naar het gezag. De reactie kwam ook van een sociale groep waarvan men het niet meteen zou verwachten. De televisiebeelden toonden eerder anarchistische jongeren, zoals je die eerder ook zag op #blacklivesmatter- betogingen – zij het dat veel ravers erg native Europees oogden. Maar er waren ook verboden feestjes in op het eerste gezicht afgesloten sishabars in hoofdstedelijke buurten. Advocaten van de Joodse gemeenschap hadden een hele uitleg klaar waarom geloofsgenoten zich met vele tientallen tegelijk zouden mogen ophouden in de synagogen. En er waren onthutsende beelden van tientallen Afrikanen die wegvluchtten in de nacht nadat de politie hen had betrapt op een ‘koffietafel’ na een begrafenis. Het lijkt wel alsof er zich in het hele land prille vormen van undergroundbewegingen beginnen te organiseren. Het Nederlands kreeg er zelfs een nieuw woord bij: lachgasfeest.

Zou dat alternatieve je m’en foutisme wezenlijk verschillen van de burgerlijke variant die de voorbije dagen te zien was in de luchthavens van Zaventem en Charleroi? De verzamelde politici en virologen raadden ten sterkte af naar het buitenland te reizen – toch niet voor winterpret. Uiteindelijk telden de luchthavens de terugkeer van meer dan 30.000 landgenoten. In totaal keerden niet minder dan 160.000 Belgen uit het buitenland terug. Zelfs paus Franciscus sprak er in zijn nieuwjaarsboodschap schande van. De meesten van hen zijn goedverdienende landgenoten, gesettelde burgers met kinderen, niet het type dat uit is op relletjes. In de Alpen en elders zochten ze een comfortabele en in hun ogen welverdiende reis – en de regering heeft zich niet te bemoeien met hun vrijetijdsbesteding.

Virologenhaters, ravers, lockdownfuivers, vakantiegangers: zij onttrekken zich nog op een min of meer zichtbare manier aan de regels en keren zo de overheid de rug toe. Maar de groep ontevredenen is mogelijk véél groter. Hoe zullen straks de tienduizenden zelfstandigen reageren die hun café, hun broodjeszaak, hun kapsalon of hun gymzaal hebben moeten sluiten? Wat met de werkloze en steeds wanhopigere culturo’s? Wat met de massa landgenoten die verzeild is geraakt in een ’tijdelijke’ werkloosheid die al bijna een jaar duurt? Wat met studenten en jongeren die niet naar de campus kunnen gaan, die niet mogen fuiven, sporten en reizen en die zo goed als elke vorm van jeugdige gezelligheid wordt ontzegd? De regering ziet tevreden dat de meeste landgenoten de coronamaatregelen vrij stipt opvolgen, maar ook in die stille meerderheid kunnen heel wat mensen er de buik van vol hebben. De groep ontevredenen is heterogeen en divers: jong en oud, arm en rijk, autochtoon en nieuwe landgenoot, links en rechts, hoog opgeleid en blue collar.

Ook al heeft de regering-De Croo riemen van het Staatsblad laten vullen met lijsten peperdure steunmaatregelen om veel van dat leed te verzachten, de vraag blijft of dat straks naar waarde zal worden geschat. Zal de kiezer zich in 2024 nog opwinden over de rampspoed van drie jaar eerder? Het is moeilijk te voorspellen. Ook veel ‘brave burgers’ kregen de voorbije maanden telefoon uit het woonzorgcentrum met de melding dat vader of moeder was overleden, in het isolement van de van hogerhand opgelegde quarantaine. Geen afscheid, geen echte begrafenis. Tegen welke verkiezingsdatum zijn zulke wonden geheeld?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content