Midden augustus werd Erik Boone, welzijnswerker bij het Gentse OCMW, tijdens een huisbezoek door een van zijn cliënten om het leven gebracht. Zijn leven zegt veel over hoe onmisbaar sociaal werk is, zijn dood over hoe kwetsbaar welzijnswerkers elke dag weer zijn. Erik Boone is de Mens van het Jaar van Knack.
Elke woensdagavond, net na Het journaal, belde Erik Boone naar zijn moeder. Dan kletsten ze vaak urenlang over wat er zich in de wereld afspeelde en wat ze de voorbije week allemaal hadden gedaan. Maar op 13 augustus bleef het stil in de assistentiewoning van zijn ouders in Berlare. Zorgen maakten die zich niet meteen, want er kwam wel vaker iets tussen. Tot de politie de volgende ochtend al heel vroeg voor de glazen schuifdeur van de residentie stond. Hun zoon, die voor het Gentse OCMW werkte, was vermoord teruggevonden in de flat van een van zijn cliënten.
De wereld viel stil. Niet alleen voor zijn ouders, maar ook voor zijn collega’s en voor maatschappelijk werkers over heel Vlaanderen. Onthutste OCMW-cliënten noteerden in het rouwregister – vaak in beverige, onzekere zinnen – hoeveel Erik Boone voor hen betekende. ‘Ons hart is gebroken. Bedankt om onze assistent te zijn. Jij was altijd blij’, schreef een vader op een kaart gericht aan ‘assistent Erik’.
Her en der werd ook een minuut stilte gehouden en honderden mensen zakten af naar de wake op het Rerum-Novarumplein, het hart van de wijk Nieuw Gent waar Erik Boone werkte en tijdens zijn middagpauzes vaak rondwandelde om zijn rugpijn te verzachten.
Meer dan een job
Vier jaar eerder had hij zelf gevraagd om net daar aan de slag te mogen gaan. ‘In Nieuw Gent kende hij veel collega’s en hij wilde graag werken met de kwetsbare, kansarme bewoners van onze diverse wijk’, zegt Julie De Kegel, die de voorbije jaren samen met Anneleen De Mesmaeker een kantoor met hem deelde. ‘Hij werkte toen al meer dan twintig jaar voor het OCMW. Eerst in de afdeling Gent-Noord, daarna voor de vervangingspool en de vreemdelingendienst. Maatschappelijk werk was voor Erik meer dan een job. Het was een wezenlijk deel van wie hij was.’
‘Ons hart is gebroken. Bedankt om onze assistent te zijn. Jij was altijd blij.’
Nochtans had het niet veel gescheeld of hij was een heel andere weg ingeslagen. ‘Mijn zoon was altijd al sociaal bewogen. Tijdens zijn dienstplicht werkte hij als gewetensbezwaarde in het wijkgezondheidscentrum in de Brugse Poort en hij deed ook vrijwilligerswerk in de nachtopvang voor daklozen’, vertelt moeder Diane De Grauwe. ‘Toch wilde hij eerst voor landbouwingenieur studeren, maar al na een paar maanden merkte hij dat die richting niets voor hem was. Hij wou met mensen werken. Zodra hij aan de sociale hogeschool begon, viel alles op zijn plaats.’
In de eerste jaren na zijn afstuderen twijfelde hij soms of het OCMW wel een geschikte plek voor hem was, maar gaandeweg groeide het besef dat hij nergens anders wilde werken. Toen hij werd gevierd omdat hij 25 jaar in dienst was, vertrouwde hij een collega toe dat hij tot aan zijn pensioen bij het OCMW wilde blijven.
Zijn job deed hij dan ook met overgave. Plichtsgetrouw als hij was, kwam hij ’s ochtends steevast om halfacht op kantoor aan. Tijdens de werkuren was geen vraag hem te veel. ‘Hij stond altijd voor zijn collega’s klaar’, zegt De Kegel. ‘Moest er een permanentie worden overgenomen? Dat deed Erik wel. Ook op kerstavond. Hij zou zelfs zijn vakantie voor ons hebben verplaatst.’ Ook voor zijn cliënten, die hij volgens zijn collega’s altijd heel professioneel en met veel respect benaderde, ging hij tot het uiterste. ‘Soms moest ik hem zelfs intomen omdat hij anders te veel hooi op zijn vork zou nemen’, zegt hoofdmaatschappelijk werker Veronique Snoeck.
Niet dat Erik Boone zich liet doen. Hij stelde duidelijke grenzen omdat hij heel goed wist dat zijn baan anders niet vol te houden was. Elke dag om vijf uur stipt vertrok hij om de trein naar Wetteren te halen. ‘Zodra hij thuis was, kon hij zijn dossiers helemaal loslaten’, zegt Peggy Blommaert, die in 1999 samen met hem bij het OCMW aan de slag ging. ‘Dan was hij met heel andere dingen bezig, want hij had ontzettend veel interesses. Hij hield van lezen, fotograferen, wandelen en reizen. Hij gaf ons geregeld reistips en vertelde over zijn moestuin en zijn kippen.’ Iedereen die hem kende, noemt hem ook politiek bewogen en bijzonder principieel. Zo nam hij zijn beroepsgeheim heel ernstig. Als zijn ouders of vrienden vroegen hoe het op het werk was geweest, antwoordde hij altijd: ‘Je weet dat ik daar niets over kan zeggen.’

Lange wachtlijsten
Een tafelspringer was hij allerminst. Dat zie je ook op foto’s van teamdagen van het Gentse OCMW. Erik Boone staat altijd wat op de achtergrond maar is er zichtbaar graag bij. ‘Als hij mij iets wilde vragen, schuifelde hij een beetje aarzelend mijn kantoor binnen. Alsof hij bang was dat hij me zou storen’, zegt Veronique Snoeck. Zijn collega’s respecteerden dat, en vonden het heel fijn dat hij vaak rust bracht. ‘Zoals die keer dat we het hadden over de vele mensen die straks bij het OCMW zullen aankloppen omdat ze hun werkloosheidsuitkering verliezen’, zegt Blommaert. ‘Wij maakten ons daar grote zorgen over, maar Erik stelde ons meteen gerust. “Dat lossen we wel op als het zover is”, zei hij.’ En wanneer een collega zich na een zware dag afvroeg waar hij het allemaal voor deed, was Erik Boone altijd de eerste om te benadrukken hoeveel verschil hun werk maakte.
Dat neemt niet weg dat hij zich geregeld druk maakte over de hindernissen waar hij als welzijnswerker tegenaan liep. Zijn job was er in de loop der jaren ook niet gemakkelijker op geworden. Al was dat maar omdat het doelpubliek steeds diverser werd. Bij het OCMW van Nieuw Gent vragen vandaag niet alleen nieuwkomers om hulp – zoals weleens wordt gedacht – maar ook veel alleenstaande ouders, failliete zelfstandigen, mensen die in de problemen komen na een echtscheiding en studenten die er alleen voor staan. Vaak komen ze bij het OCMW terecht doordat de wachtlijsten in andere sectoren, zoals de geestelijke gezondheidszorg of sociale huisvesting, ontzettend lang zijn. ‘Daar had Erik het moeilijk mee’, zegt Julie De Kegel. ‘Soms moest hij een cliënt die dakloos was uitleggen dat er nog altijd geen woning voor hem was. Dat vond hij heel erg. Hij maakte zich ook grote zorgen als cliënten met zware psychische problemen geen geschikte hulp kregen.’
‘Als je dit werk lang genoeg doet, wen je op den duur aan agressieve reacties.’
Hoge verwachtingen
Voor veel mensen is het OCMW de laatste reddingsboei, en net daardoor kan het werk soms riskant zijn. De meesten waarderen wat hun welzijnswerker voor hen doet, en kunnen er ook begrip voor opbrengen dat de wetgeving complex is en administratieve procedures tijd in beslag nemen. Maar OCMW-medewerkers maken ook geregeld mee dat een wanhopige cliënt begint te gillen of te dreigen, vijftig e-mails per dag stuurt of hen om de tien minuten probeert op te bellen.
‘Cliënten stappen hier vaak met heel hoge verwachtingen binnen’, zegt Peggy Blommaert. ‘Ze denken dat ze aan het eind van het gesprek een som geld of de sleutel van een sociale woning zullen krijgen, en dan zijn ze natuurlijk heel teleurgesteld als dat niet zo is.’ Zo was ze afgelopen zomer danig onder de indruk van een ontmoeting met een cliënt die al maanden met zijn gezin op straat leefde. ‘Als je er niet voor zorgt dat we tegen september een huis hebben, zal ik iets doen. Zelfs als dat wil zeggen dat ik naar de gevangenis moet’, riep de man. ‘Dat kwam echt wel binnen’, zegt ze. ‘Zeker omdat ik al het mogelijke voor zijn gezin had gedaan. Maar in zijn ogen was het mijn schuld dat hij geen sociale woning kreeg.’
Voor de dood van hun collega tilden de meesten daar niet eens zo zwaar aan. ‘Als je dit werk lang genoeg doet, wen je op den duur aan agressieve reacties’, zegt Anneleen De Mesmaeker. ‘Maar wat er met Erik is gebeurd, heeft dat echt wel veranderd. Als een cliënt nu zijn stem tegen mij verheft, voelt dat niet meer zo normaal. En dat geldt voor veel collega’s.’

Geweld minimaliseren
Zo hoort het volgens het Gentse stadsbestuur ook. ‘Wij hanteren al heel lang een nultolerantiebeleid voor agressie, maar door hun grote betrokkenheid minimaliseerden veel maatschappelijk werkers zulke voorvallen’, zegt Gents schepen van Sociale Vooruitgang Astrid De Bruycker (Vooruit). ‘Door de moord op Erik Boone is die mentaliteit aan het veranderen. We moedigen onze medewerkers aan om elk incident te melden en te registreren, zodat er op tijd kan worden ingegrepen. Zo zijn er cliënten die hun maatschappelijk werker om veiligheidsredenen in een politiekantoor ontmoeten in plaats van bij het OCMW.’
Het probleem is wel dat de verschillende diensten die met die mensen in contact komen wettelijk gezien geen informatie mogen uitwisselen over mogelijke agressierisico’s. ‘Vanaf januari zullen er veel mensen bij het OCMW terechtkomen die tot nu toe een werkloosheidsuitkering kregen, maar de VDAB mag ons niet laten weten of daar cliënten bij zijn die een agressieprobleem hebben’, zegt De Bruycker. ‘Daarom dringen we er bij de bovenlokale overheden op aan om op korte termijn meer gegevensuitwisseling mogelijk te maken. Dat is echt in het belang van onze medewerkers.’
Het fatale huisbezoek van hun collega heeft welzijnswerkers ook extra alert gemaakt voor de risico’s van dat deel van hun werk. Bij cliënten die een leefloon krijgen, moeten ze minstens eens per jaar langsgaan. In andere dossiers is dat niet verplicht maar gebeurt het soms toch. Nogal wat OCMW-cliënten kijken naar zo’n bezoek uit. Soms halen ze zelfs koffiekoeken of taart in huis om hun welzijnswerker te verwelkomen. Maar er zijn ook mensen die allesbehalve blij zijn met een huisbezoek. ‘In tegenstelling tot andere diensten die bij mensen langsgaan, zit er bij ons altijd een controleaspect aan’, zegt De Mesmaeker. ‘Sommige cliënten worden daar heel zenuwachtig van omdat ze bang zijn dat ze hun leefloon zullen verliezen.’
Toch zijn huisbezoeken ontzettend belangrijk. ‘Als mensen uit de boot vallen, dreigen ze soms te ontploffen. Zo’n huisbezoek is dan een manier om hen toch nog te bereiken en gaandeweg een vertrouwensband op te bouwen’, zegt Pascal Debruyne, docent sociaal werk aan hogeschool Odisee. ‘Niet alleen kan op die manier soms worden vermeden dat we alle contact met hen verliezen, de kans is ook veel kleiner dat ze bepaalde rechten mislopen. Als je bij iemand over de vloer komt, krijg je nu eenmaal een beter beeld van zijn leefsituatie dan wanneer je achter je bureau blijft zitten.’
Krappe financiering
Essentieel is daarbij wel dat het aantal cliënten die welzijnswerkers moeten begeleiden behapbaar blijft. ‘Als een maatschappelijk werker te veel dossiers moet behandelen, is er simpelweg geen tijd om die mensen echt te leren kennen en op huisbezoek te gaan’, zegt Debruyne. ‘Vorig jaar kwam bijvoorbeeld aan het licht dat het OCMW van Anderlecht steun had toegekend aan een heleboel mensen die daar geen recht op hadden. Het is natuurlijk geen toeval dat medewerkers daar meer dan tweehonderd cliënten moeten begeleiden.’
In Gent ligt dat aantal op zo’n 60 dossiers per welzijnswerker, en dat is voor een groot stuk dankzij de middelen die het stadsbestuur bijpast. ‘Met alleen de krappe basisfinanciering die we krijgen, zou elke medewerker 130 dossiers hebben. Dat is niet werkbaar’, zegt De Bruycker. ‘Ik weet natuurlijk wel dat sommigen juist liever zouden zien dat er minder geld naar OCMW’s gaat. Daarom is het belangrijk om te tonen dat die steun niet alleen de cliënt maar de hele maatschappij ten goede komt. Hoe minder er in het OCMW wordt geïnvesteerd, hoe meer mensen op een leefloon aangewezen blijven. Het kost nu eenmaal geld om cliënten echt goed te ondersteunen zodat ze hun leven weer op de rails krijgen en uiteindelijk op eigen kracht verder kunnen.’
‘Straks zullen veel mensen bij het OCMW terechtkomen die tot nu toe een werkloosheidsuitkering kregen, maar de VDAB mag ons niet laten weten of ze een agressieprobleem hebben.’
Stoepbezoeken
Hoe belangrijk welzijnswerkers het contact met hun klanten ook vinden, sinds de dood van Erik Boone gaan ze toch minder gerust bij hen langs. Dat geldt ook voor Julie De Kegel, die op die bewuste dertiende augustus net voor Erik Boone op huisbezoek vertrok. ‘Ik ging een woonblok verder langs bij iemand met ongeveer hetzelfde profiel als zijn cliënt. Dezelfde nationaliteit, ongeveer dezelfde leeftijd, dezelfde moeilijkheden. Alleen was mijn cliënt een heel vriendelijke man die blij was met mijn komst’, zegt ze. Het is niet zo vreemd dat nogal wat collega’s tijd nodig hebben om hun vertrouwen terug te vinden. ‘We geven iedereen nog even de ruimte om de draad in hun eigen tempo weer op te pakken’, zegt Veronique Snoeck. ‘Sommigen houden het voorlopig bij een stoepbezoek in plaats van bij cliënten naar binnen te gaan, anderen vragen een collega om hen te vergezellen.’
Ondertussen houden de medewerkers van het OCMW van Nieuw Gent zich zo goed mogelijk aan elkaar vast. Ze hebben nu ook contact met Erik Boones ouders, over wie hij op kantoor zo vaak vertelde. ‘Pas nu ik de mensen met wie hij werkte heb leren kennen en de berichten van zijn cliënten heb gelezen, begrijp ik wat mijn zoon elke dag deed en hoeveel verschil hij daarmee maakte’, zegt zijn moeder. ‘Vroeger dacht ik soms dat Erik een eenzaam leven leidde, maar zo was het niet. Dat weet ik nu wel zeker. Bij het OCMW had hij een tweede familie gevonden.’