Brief aan Antwerps schepen Koen Kennis: ‘Meneer, u hebt het Steen kapotgemaakt’

Het Steen tijdens de renovaties © screengrab/Twitter

In Antwerpen wordt een nieuw onthaalgebouw neergepoot naast het historische Steen. De reacties op het ‘misbaksel’ zijn vernietigend. Onze reporter Stijn Tormans schrijft een boze brief naar de Antwerpse schepen van Toerisme Koen Kennis (N-VA). ‘Het probleem is dat nog zo vaak alles en petit comité bedisseld wordt, ver weg van het klootjesvolk dat er geen bal van snapt.’

Beste Koen Kennis,

Gisteren maakte ik een voettocht naar het vernieuwde Steen. Een fijne trip op een zonnige lentedag, dacht ik. Dat viel toch wat tegen. Ik zag er niet alleen het ronduit banale bijgebouw naast Steen, maar ook de volkswoede. Het is al van het horizontale vuurwerk uit 1993 geleden dat uw stadsgenoten nog eens zo woest waren.

Dat kan u vast ook niet ontgaan zijn, toen u vanmorgen de krant opensloeg. Oud-burgemeester Bob Cools zegt dat de ‘geboorteplek van Antwerpen verminkt is’. Jeroen Olyslaegers schrijft dat ‘alleen een contraire fooraap dit mooi kan vinden’. En de petitie ‘breek de koterij aan het Steen af’ haalde in een paar uur tijd meer dan vijfduizend handtekeningen.

Alleen u bent in geen velden of wegen te bekennen. Dat is bizar. Een paar jaar geleden wandelde u met zelfverzekerde en daadkrachtige tred het Steen binnen. ‘Dit wordt de nieuwe cruiseterminal’, riep u trots tegen het verzamelde persgild. ‘Ik wil hier ‘een woweffect voor de toeristen en alle sinjoren creëren.’

Wie we vandaag ook nog niet hoorden, is de schepen van Erfgoed Bart De Wever. Toegegeven, toen deze plannen bekend werden, was hij alleen burgemeester.

Vandaag stuurde hij, zoals gewoonlijk, de stadsbouwmeester erop uit om commentaar te geven. Je hoort of ziet die man zelden of nooit, alleen als de plannen van de projectontwikkelaars moeten verdedigd worden: dan kun je altijd op Christian Rapp rekenen. Ook vanmorgen deed hij dat met verve op Radio 2. Als ik hem goed begrepen heb, wilden ze een lelijker gebouw naast het Steen zetten. Om ‘zo het monument in alle glorie te laten schitteren’.

Hij zei ook dat mensen met kennis van zaken hierover beslist hadden. Tja, dacht ik toen, dat is zo vaak het probleem. Nog altijd wordt alles en petit comité bedisseld, ver weg van het klootjesvolk dat er toch geen bal van snapt.

Het is al van het horizontale vuurwerk uit 1993 geleden dat uw stadsgenoten nog eens zo woest waren.

Een paar jaar geleden heb ik al eens gewaarschuwd voor dit misbaksel. Ik was niet de enige. Ook Bob Cools deed dat, Jeroen Olyslaegers en nog een paar anderen. Maar echt talrijk waren we toch niet. Dat heb ik gisteren ook gezegd tegen het volk: ‘Leer eens protesteren op het juiste moment, voor ze beginnen te bouwen.’

Dat is een kunst als een ander. Toch begreep ik hun woede. U hebt een stuk van onze geschiedenis kapotgemaakt.

Mijn leraars op school vertelden vroeger altijd dat het Steen het oudste gebouw van Antwerpen was. In 1200 waren ze eraan beginnen te bouwen. Het maakte deel uit van een grote burcht van de markgraaf van Antwerpen. Eeuwenlang was het een gevangenis. En vandaag is het het enige restant van een wijk die in de negentiende eeuw in de Schelde verzoop.

Het zal ook altijd het huis van De Zwarte Madam blijven. Misschien kent u dat avontuur van Suske en Wiske. In heel het land gebeurden er raadselachtige dingen die niet te verklaren waren. En dan werd Lambik naar het Steen gelokt, waar De Zwarte Madam woonde. Eerst aarzelde hij. Maar zijn nieuwsgierigheid won het van zijn angst. Een fatale beslissing, zo bleek, De Zwarte Madam had hem in haar macht.

Toen ik die strip las, mijnheer Kennis, wilde ik ook naar het Steen. Het hol van waaruit ze met haar gemene trucs het land op stelten zette.

In de vroege jaren negentig kwam ik er voor het eerst, met de rest van mijn klas. Het was maar tien kilometer van onze school. Maar voor ons, kinderen van het suburbia, leek dat een wereldreis. Bijna dertig jaar later zit die dag nog altijd in mijn hoofd.

Onze bus stopte aan het Volkskundemuseum, waar toen een prachtige tentoonstelling over poppen liep. Ik herinner me het enthousiasme van een mevrouw die ons door haar droomwereld leidde.

Daarna trokken we naar het Steen, vijftig meter verderop. Ook daar keken we onze ogen uit. De burcht was zoals Willy Vandersteen ze getekend had: mysterieus, mooi en angstaanjagend. Alsof achter elke muur De Zwarte Madam kon opduiken.

Er huisde toen een scheepvaartmuseum met oude glazen kasten. Het zag er allemaal een beetje ouderwets uit, maar dat deerde niet. Ik geloof dat mijn liefde voor schepen daar begonnen is.

In de namiddag hadden we vrij. Ik bleef hangen in de buurt van dat mysterieuze gebouw. Dutte wat onder een oude kerselaar net naast het Steen. Wat verderop aan het water stond een bank. Geen normale, maar een nogal groot uitgevallen exemplaar voor reuzen. Ook al was ik de grootste van de klas, ik raakte er alleen met veel moeite op. Toen waande ik me de koning van de Schelde.

Later ben ik nog vaak teruggekeerd naar de bank van de reuzen, daar aan het Steen. Hoelang mijn benen ook werden, nooit raakten mijn voeten de grond. Een sensatie die ik verrukkelijk bleef vinden. En altijd was er wel iemand die op zijn gitaar Dock of the Bay van Otis Redding speelde.

Ook al ligt uw stad niet echt in een baai, het was de soundtrack van die jaren, van die plek ook.

Lees verder onder de foto

'Meneer, u hebt het Steen kapotgemaakt'
‘Meneer, u hebt het Steen kapotgemaakt’© Stijn Tormans

Ik ging er ook om een andere reden heen. Net achter het Steen was een heerlijk café, De Muziekdoos. Ik deed dan de vervallen houten deur open. Binnenin zag het er wat sjofel uit, maar er was wel een vrij podium.

Stef Kamil Carlens en Tom Barman speelden er toen ze nog jong waren, lang voor de roem. En ze waren lang niet de enigen. Er kropen muzikanten van overal het podium op, uit Napels, Stockholm of Guadalajara. Allemaal aangespoeld in de havenstad Antwerpen.

Ze zongen vaak geweldig, soms luid, soms vals. Maar Etienne, de baas van De Muziekdoos, dekte veel toe. In mijn herinnering had De Muziekdoos ook geen sluitingsuur. Als Etienne moe was en iedereen buiten wilde krijgen, draaide hij gewoon klassieke muziek.

De buurt rond het Steen was onze eigen Greenwich Village en De Muziekdoos onze versie van The Bitter End. Een ruige muziekkroeg zonder wetten of zeden, zoals elke havenstad er wel een heeft.

Tot De Muziekdoos op een dag verhuisde en daarna sloot. Eerst dacht ik dat het de normale gang van zaken was. Cafés komen en gaan.

Wat later moest ook het Volkskundemuseum sluiten van de stad. Dat gebeurde op een nogal dramatische manier. De conservatrice pleegde zelfmoord in haar eigen museum, omdat ze geen heil zag in de plannen van de mannen van ’t Schoon Verdiep. En nog later werden ook de mannen van het Scheepvaartmuseum uit het Steen gejaagd.

Ik zag hoe het hart van uw stad veranderde. Van het centrum van een havenstad naar een toeristenzone die permanent naar bier, suikerspinnen en popcorn rook.

Het was mijn wijk niet meer. De bank van de reuzen verdween, net als de kerselaar. En nu is ook dat mooie Steen om zeep.

Eerst dacht ik dat De Zwarte Madam niet alleen Lambik, maar ook u in haar macht had. Ik dwaalde. Er was niets raadselachtigs aan, het was een logische stap. Het pretpark Antwerpen heeft nog een openingspoort nodig. Een kassa. Nog even en de toeristen vragen u naar de openingsuren van uw stad. Zoals ze nu al doen in Venetië.

‘Wacht tot het Steen helemaal klaar is’, zeggen de architecten vandaag. Ze hebben gelijk: het beste moet nog komen.

Mijnheer Kennis, ik spot niet met hen. Ik was zelf vaak een toerist. Mijn beste dagen bracht ik door in Rome en Parijs. Ook steden die kraken door de toeristen, zoals zowat het hele oude continent.

En toch is er een verschil. De stadsbesturen daar capituleren niet. Toeristen zijn er welkom, maar ze moeten hun plaats kennen. Het erfgoed wordt er niet aangepast voor hen. Stel dat uw collega in Venetië morgen de achterkant van het Dogepaleis laat afbreken om er een belevingscentrum voor te zetten. Waar ’toeristen goed ontvangen kunnen worden. First call.

Dat zullen ze niet doen in Venetië, mijnheer Kennis. Ze houden daar namelijk van hun stad.

‘Wacht tot het Steen helemaal klaar is’, zeggen de architecten vandaag. Ze hebben gelijk: het beste moet nog komen.

De topattractie van dat centrum wordt een groot raam waardoor je naar de Schelde kunt kijken. Op de Kaaien, net naast de Schelde, hangt al een schets van de toekomst. Een man die in een kale bunker door een raam naar de Schelde staart. Dat wordt vast een unieke topbelevenis, waar elke toerist van onder de indruk zal zijn. Op de rivier van de toekomst vaart wel geen boot, maar dat moet een fout zijn. ‘Scheepvaart zit in het DNA van Antwerpen’, pocht u tegen Jan en alleman. ‘Dat maritieme element zit in ons. Het maakt deel uit van de identiteit van onze stad.’

Ik begrijp wat u bedoelt. Sinds dat bezoek aan het Scheepvaartmuseum ben ik ook niet ongevoelig voor de zeemansromantiek. Ook ik droom weleens van verre einders en andere levens.

Toch ben ik het niet eens met u. Mede dankzij u en uw voorgangers is Antwerpen geen havenstad meer. Het is een stad met een haven. De voorbije decennia is het havenerfgoed grotendeels gesloopt, van de Entrepot tot het CMB-gebouw op de Meir. Zelfs de zeemannen zijn weggejaagd. Hun huis werd afgebroken voor een afzichtelijk nieuwbouwproject van uw stadsbouwmeester. Het Schipperskwartier is dood. U had de kans om de Gedempte Zuiderdokken weer vol water te laten lopen, maar dat zag u niet zitten.

De voormalige havenwijk ’t Eilandje is een wijk voor yuppies geworden, volgebouwd met dure nieuwbouwappartementen.

En wat verder verdwijnen wellicht ook de mooie havenhangars aan het Kattendijkdok, waar nu de heerlijke Bar Paniek en Lazy Jack zijn. En in de toekomst misschien zelfs dat romantische douanegebouw, waar ze nu vis bakken.

Het stopt echt nooit in uw stad. Een paar jaar geleden werd de tentoonstelling AntwerpPhoto georganiseerd in het Loodswezen. Een monumentaal gebouw op de Kaaien, een van de laatste resten van dat havenverleden.

Ik was er nog nooit geweest. Maar binnenin werd ik betoverd door het interieur. Om het met uw woorden te zeggen, ik had ‘een woweffect’.

Vorige week las ik in de krant dat er binnenkort een culinair centrum komt. Toen wist ik genoeg. Binnenkort floept er weer een petit comité tevoorschijn dat zal beslissen om de charme van gebouw in ruil voor veel belastinggeld en veel praatjes te vernielen. De projectontwikkelaars staan klaar. En wéér zullen ze ermee wegkomen. En wéér zullen de verontwaardiging en de petities pas starten als het gebouw kapot is.

Doe wat het volk vraagt: breek die koterij aan het Steen onverwijld af. Dit slaat nergens op.

Uw stad heeft haar havenziel verloren, mijnheer Kennis. Onlangs keek ik naar een schilderij van Jan Wildens. Misschien kent u hem wel, hij werkte een paar jaar in het atelier van Rubens.

Op 4 september 1631 schilderde hij de rede van uw stad. Die dag kwamen de Franse koningin Maria de Medici en de Spaanse infante Isabella op bezoek. Antwerpen was nog echt een havenstad en zag er fabelachtig mooi uit. Een wilde stad vol rook en feestvisioenen. Een beetje zoals Venetië, maar dan anders. Op de Schelde voeren die 4e september veel boten. Al waren die in 1631 wel een stuk milieubewuster. Ze hadden allemaal zeilen.

U roept nu vast: ‘Dat is ook niet meer van deze tijd.’ Maar cruiseschepen die in een centrum stoppen, zijn dat ook niet.

Laat ze aanmeren waar ze thuishoren, in de haven. Doe wat het volk vraagt: breek die koterij aan het Steen onverwijld af. En zet de bank van de reuzen daar terug op de kade en dat ene prachtige lange gedicht van Peter Holvoet-Hanssen. ‘Zittend op de waterkeringsmuur, droom ik van een muur die het tij van de wereld keert.’

Uw diensten hebben die regels kapot geklopt.

Maar diep vanbinnen droom ik er nog altijd van.

Met bezorgde groeten,

Stijn Tormans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content