Vrijdag beginnen de Vlaamse liberalen aan hun grote Toekomstcongres. Met goede hoop, grote plannen en hopelijk ook de nodige dosis bescheidenheid.
13,8 procent. Zoveel kreeg de Open VLD halverwege vorige maand toegemeten in een peiling van De Standaard en de VRT. Dat was een al een hele stap vooruit tegenover de weinig hoopgevende resultaten van de vorige peilingen. En er was nog meer goed nieuws, want uit diezelfde bevraging bleek ook dat de liberale staatssecretaris voor Asiel en Migratie Maggie De Block, die het Toekomstcongres voorzit, zowaar populairder is dan Bart De Wever en alleen nog Vlaams minister-president Kris Peeters moet laten voorgaan. ‘Ik blijf met de voeten op de grond’, klonk haar droge commentaar. Nu de rest van de partij nog.
Voor het eerst sinds de desastreuze verkiezingen van 2009 zijn er aanwijzingen dat de Vlaamse liberalen hun tweede adem wel eens gevonden zouden kunnen hebben. Maar de weg naar de verkiezingen van 25 mei 2014 is nog lang en dus blijft het eieren lopen. En laten ze daar bij de Open VLD nu net niet goed in zijn. Zo bescheiden als Maggie De Block zich probeert op te stellen, zo zelfverzekerd klinken veel van haar partijgenoten dezer dagen alweer. Sommige praten nog met gedempte stem over de heropleving van hun partij en de ministersposten die ze straks hopen te kunnen verdelen. Anderen, zoals de nieuwbakken fractieleider in het Vlaams Parlement, blaken openlijk en ongegeneerd van zelfvertrouwen. Het is een oud zeer: bij de Vlaamse liberalen dreigt zelfverzekerdheid, hoe pril ook, heel snel in overmoed om te slaan. En dan gaan ze zowel hun politieke partners als tegenstanders danig op de zenuwen werken en hebben ze de neiging hun eigen kansen te torpederen.
Dat is wat de jonge en al te zelfbewuste Guy Verhofstadt in de jaren tachtig overkwam en ook wat de tweede paarse regering onderuithaalde. Het is ook de reden waarom de liberalen hun eigen voorzitter publiekelijk logenstraften tijden de heisa rond het migrantenstemrecht en er later geen graten in zagen om populaire maar recalcitrante mandatarissen met veel machtsvertoon aan de deur te zetten. Dat gevoel van onaantastbaarheid is niet eens verdwenen na de verkiezingsnederlaag van 2009, want een jaar later al trok de toenmalig voorzitter Alexander De Croo de stekker al uit de communautaire onderhandelingen voor hij zijn hele partij meehad of die de kans had gegeven om weer aan te sterken.
Arrogantie, geloof in eigen kunnen, optimisme? Het is maar hoe je het bekijkt. Partijvoorzitster Gwendolyn Rutten lijkt er in elk geval alles aan te doen om haar troepen een beetje ingetogen te houden maar de ware aard van een liberaal laat zich niet zo gemakkelijk onderdrukken. Het positivisme en voluntarisme dat uit hun inhoudelijk programma blijkt, kleurt ook hun blik op de partij zelf.
Onder het motto ‘We leven in een geweldige tijd’ probeert de Open VLD dezer dagen haar positie als enige ware liberale partij weer te claimen. Dat werd tijd – al lijkt het er voorlopig niet op dat ze enige kans maakt om de N-VA wandelen te sturen. Hoe dan ook is de liberale boodschap dezer dagen haast een verademing tussen de onheilstijdingen van de meeste andere partijen. Terwijl de SP.A de mensen oproept om tegen een centrumrechtse regering te stemmen en de N-VA wil dat ze vooral niet voor Di Rupo II kiezen, zou de positieve boodschap van de open VLD wel eens kunnen aanslaan.
Ja, de liberalen lijken weer in de Wetstrijd te komen. Alleen moeten ze er, zo ver van de meet nog, over waken dat ze zichzelf niet voorbij rennen. Want overmoed komt – zoals u allen weet – voor de val. En dat risico neem je liever niet als je nog maar amper overeind bent gekrabbeld.