‘België is terecht terughoudend wanneer het gaat om het repatriëren van familie van IS-strijders’

Na de eerste aflevering van de reportage ‘Voor de zonden van de vaders’ reageren Montasser AlDe’emeh en professor Werner de Saeger scherp. Ze roepen met aandrang op tot voorzichtigheid én wantrouwen.

De eerste aflevering van de documentairereeks Voor de zonden van de vaders van VRT-journalist Rudi Vranckx wiens hard werk we allebei waarderen op de nationale zender Canvas stemt ons somber. De uitdrukkelijke vraag van een aantal familieleden om de zogenaamde IS-kinderen te repatriëren naar België omhelst een multifacettaire uitdaging.

België is terecht terughoudend wanneer het gaat om het repatriëren van familie van IS-strijders.

Ten gronde stellen we dat de uitdaging in kwestie niet een louter politiek-juridisch of psychologisch maar eerder een ethisch vraagstuk is. Een aantal volwassen individuen, die tegen ieder goed advies in, en in alle onredelijkheid jaren geleden er voor kozen om ons land te verlaten, naar Turkije te reizen, daar in alle illegaliteit de grens met Syrië over te steken, en zich in het zelfverklaarde kalifaat van de terreurgroep IS te vestigen dat in oorlog is met ons land, willen nu op hun beslissing terugkomen. Hun belofte van trouw aan de zelfverklaarde IS-kalief, Abu Bakr al-Baghdadi, blijkt nu opeens minder belangrijk, nu IS in minder expansief vaarwater terecht gekomen is dan enige tijd geleden toen het gebied agressief en sneller dan zijn schaduw uitbreidde.

Nu het verhaal over het leven in het IS-kalifaat minder rooskleurig geworden is, nu men begint te beseffen dat de oorlog die we voeren wel heel tastbaar wordt, en nu de dagen van hun kalifaat misschien wel geteld zijn, willen sommigen terugkeren. Net zoals iemand die een B&B begint in Zuid-Europa, en dat project ziet mislukken, of net zoals iemand een skireis onderneemt en een been breekt, zo ook willen die strijders en/of strijdsters van het IS-kalifaat opeens terug naar België keren. En de manier waarop ze dat doen is op zijn minst merkwaardig te noemen. Ze instrumentaliseren daarvoor hun kinderen, hun vrouwelijke tranen, de moeders en/of grootmoeders die achterbleven in België, en jammer genoeg ook de Vranckx-redactie.

De ministerraad had eind 2017 beslist dat zogenaamde IS-kinderen van minder dan 10 jaar die in Syrië en Irak verblijven mogen terugkeren, uiteraard na controle. Voor de oudere kinderen, tussen 10 en 18, zou er geval per geval gekeken worden naar de individuele omstandigheden. Zowel de rechtbank van eerste aanleg als het Brusselse hof van beroep beslisten in de zomer van 2018 dat ons land de morele plicht heeft om zich het lot van de kinderen aan te trekken, maar dat de regering niet verplicht kan worden om de kinderen te repatriëren.

Terecht is men in ons land erg terughoudend in deze problematiek. Het betreft immers mensen die uit vrije wil, met informed consent, naar Syrië en Irak zijn vertrokken. Ze hebben daarbij de beslissing genomen hun lot in handen te leggen van IS-kalief Abu Bakr en zijn administratie. In feite hadden ze op het moment van die beslissing, en van hun aankomst, al beter meteen de nationaliteit verloren – automatisch en de facto, door zich bij vijandige jihadistische terreurorganisaties aan te sluiten, of impliciet die gewapende strijd te steunen. Lidmaatschap van een samenleving brengt immers niet enkel rechten, maar ook plichten met zich mee. En wanneer je ervoor kiest de gewapende strijd aan te gaan, of te steunen, verlies je je lidmaatschap van onze gemeenschap.

Het lijkt ons dan ook grotesk dat er familieleden zijn van enemy combattants – want dat zijn deze mannen en vrouwen, het zijn vijandige strijders – die rechtszaken aanspannen om de repatriëring te eisen van hun familie. We kunnen hen enkel aanraden die rechtszaken in te leiden in de sharia-rechtbanken van IS, waar de familieleden zo graag naartoe verhuisden, en waar ze heel recent nog al hun vertrouwen in legden. Het was daar toch beter dan hier, en de islamitische wetgeving was toch de enige waar deze vertrekkende individuen naar verlangden? De infrastructuur van de Belgische staat, of van ons Europees mensenrechtensysteem, in zijn geheel verwerpen en bestrijden, maar daarna toch nog gebruiken wanneer het je past, heet cherry picking. Die tijd is voorbij, of zou dat toch moeten zijn.

Dat wil niet zeggen dat het leed van de (Belgische) kinderen in IS-gebied ons niet raakt. Integendeel. Het behoeft niet al te veel humanisme, of cultuurchristelijke lankmoedigheid, om te beseffen dat die kinderen tot op zekere leeftijd onschuldig zijn en een beter lot verdienen dan wat hen nu overkomt. Maar ook dan moeten we stilstaan bij de parentale autonomie: de ouders hebben keuzes gemaakt waaraan consequenties gekoppeld zijn. Of die keuzes definitief zijn, daarover kan dan het échte inhoudelijke debat plaatsvinden.

De ware tristesse is echter niet zozeer de complexe problematiek en het enorme veiligheidsrisico (en de kosten) die ermee gepaard gaan, maar ook de visie van de Vranckx-redactie over gender in deze materie. Zo wordt Voor de zonden van de vaders als titel gekozen en komen in de reportage voornamelijk vrouwen (moeders en grootmoeders) en kinderen aan bod, daarop wordt erg sterk de nadruk gelegd. Zo krijgen kijkers de perceptie van de foute, boze, bebaarde man die als strijder de beslissing nam, en de vrouw die braaf volgde, met de kinderen als slachtoffer. En om die lieve kindjes te redden moeten we, in die visie, ons groot hart tonen en ze hartelijk opnieuw verwelkomen in ons midden.

Dit is een fout perspectief: ook de dames wisten verdomd goed wat ze deden. Vranckx stelt dat hij geen pamflet maakte, en geen standpunt inneemt. Door de titelkeuze (waarvoor hij 24 uur later al mea culpa sloeg) en redactionele keuzes doet hij dat echter wél, en erg duidelijk. Naast de erg foute titel, en de keuze om emotioneel geladen televisie te produceren, is de genderkeuze erg frappant. Zo vragen wij ons af waarom voornamelijk de dames het woord voerden. Als er grootmoeders zijn, zijn er wellicht ook grootvaders. Zou dat misschien niet sympathiek genoeg overkomen? Wekt dat niet genoeg medelijden op? Waarom de grootvaders negeren? Willen ze niet praten? Waarom niet?

Vervolgens zette de eerste aflevering de toon voor de hele reeks. Maar in die eerste aflevering krijgen we bijna voortdurend te zien wat de dames nú denken en wensen. Over hun voorbije keuzes, die essentieel zijn, vernemen we niets. Waarom verhuisden ze naar het IS-kalifaat? Waarom willen ze nu pas vertrekken, nu het er minder goed gaat? Wat hebben ze gepost op internet en sociale media in de tijden dat het beter ging in hun zelfverklaarde kalifaat? Waarom dreigde de zoon van één van de opgevoerde moeders met zware aanslagen in ons land? Waarom verklaarde hij België de oorlog? Waarom keerden een dochter en schoondochter van een andere moeder voor een tweede keer naar Syrië? Is het enkel om het eigen hachje te redden dat men nu wenst terug te keren naar het land waarin ze ooit alle kansen kregen, maar dat toen niet volstond?

De kostprijs van een eventuele terugkeer in onze samenleving werd quasi geheel genegeerd. We gaan er toch niet van uit dat die kinderen gewoon opgevangen zullen worden bij familie? We beseffen toch dat die kinderen terwijl ze opgroeien contact zullen onderhouden met de moeder (en de vader indien die nog leeft en bereikbaar is)? Wat gaat er gebeuren wanneer die kinderen beseffen dat hun moeder ofwel niet kan terugkeren uit Syrië, ofwel in een Belgische gevangenis vastzit, en hun vaders gedood werden door ons militair optreden? Gaan we nu werkelijk – opnieuw – zo naïef zijn om dit zomaar op zijn beloop te laten, genre ‘we zien wel’?

Nee, de kinderen zullen nog decennialang van erg nabij door gespecialiseerde inlichtingendiensten moeten gevolgd worden. Daar kan geen enkel risico genomen worden. Niemand pleit voor de Amerikaanse benadering, waarbij Abdulrahman al-Awlaki, de zestienjarige zoon van Anwar al-Awlaki, in 2011 in Yemen door een drone van Nobelprijswinnaar (!) Barack Obama werd vermoord. Maar het andere uiterste, minderjarigen zonder meer terug laten keren, eender van welke jonge leeftijd, zal enkel kunnen als we voldoende investeren om in de eerste plaats de veiligheid van onze eigen bevolking te verzekeren. Dat zal zware investeringen vergen, alsook beperkingen van de vrijheid van de ouders indien die überhaupt mee zouden terugkeren. Naast gevangenisstraffen, die zo goed als altijd te beperkt zullen zijn omwille van de moeilijkheid om na te gaan wat er ginder werkelijk uitgespookt werd, zal de bewegingsvrijheid van die voormalige Foreign Terrorist Fighters (FTF) sowieso beperkt en gemonitord moeten worden.

Je kunt nooit weten waar een paling kruipt; aan de orde zijn wantrouwen en voorzichtigheid.

Daarover vernamen we in zijn geheel niets in de eerste aflevering van de documentaire van Vranckx. Indien we zijn visie volgen dat de essentie van dit verhaal ligt bij de psychologische evaluatie, zijn er, ongeacht hun nationaliteit, heel veel kinderen in de Derde Wereld die we naar hier kunnen halen. Ook daar leven immers miljoenen kinderen in omstandigheden die niet optimaal zijn voor hun opvoeding, intellectuele en emotionele ontwikkeling, ongeacht van welke nationaliteit ze zijn. Dat zijn misschien geen Belgen maar wel kinderen waarvan de ouders niet hebben gekozen om aan de kant van de IS-kalief de strijd aan te gaan tegen de Westerse democratieën. Indien er zou beslist worden om kinderen terug te laten keren: wie organiseert dat dan, en welke kinderen selecteren we? Wat met de kinderen van de Belgische jihadisten bij het Al-Nusra front in Idlib? IS zou twee jaar geleden een project hebben goedgekeurd waarbij in Syrië opgeleide kindsoldaten, zogenaamde welpjes van het kalifaat, naar Europa zouden worden gestuurd om er aanslagen te plegen. Ook Hans-Georg Maassen, ex-chef van de Duitse inlichtingendienst, wees eind 2017 reeds op het enorme risico: hij verklaarde dat dat de kinderen in hoge mate geradicaliseerd zijn en de ideologie van IS steunen.

Je kunt nooit weten waar een paling kruipt; aan de orde zijn wantrouwen en voorzichtigheid. En onze loyauteit gaat in de eerste plaats naar de vele slachtoffers en overblijvende familieleden van de aanslagen, van het geweld van Islamitische Staat, en naar alle politieagenten, militairen, en inlichtingendiensten, die zich dagelijks hard inspannen om onze veiligheid te garanderen.

Montasser AlDe’emeh is onderzoeker aan de KULeuven en deed in het kader van zijn onderzoeken veldwerk in Syrië (2014), Jordanië (2014), Tunesië (2015, 2017) en Irak (2017). Werner de Saeger is jurist en theoloog en doceert aan de Hogeschool PXL en de universiteit van Cambridge.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content