Bas Heijne over het publieke debat: ‘Wat debat genoemd wordt is vooral een eindeloze reeks zelfuitingen’

'Zelden of nooit ben je getuige van een uitwisseling van argumenten, het aftasten van de positie van de ander.' © iStock
Bas Heijne
Bas Heijne Nederlands essayist

Essayist Bas Heijne heeft het in zijn dit jaar verschenen essay Staat van Nederland onder andere over de slechte staat van het publieke debat bij onze noorderburen en bij uitbreiding de hele wereld. Knack biedt u een passage uit het essay aan.

Waarom gaat het in Nederland vrijwel iedere dag over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting, over wat je mag zeggen en waarom je het mag zeggen – en vrijwel nooit over het gebrek aan een echt publiek debat?

Want hoewel de ideologische tegenstellingen in de samenleving steeds scherper gemarkeerd worden, blijft het maatschappelijke debat daarover uit. Wat hier debat genoemd wordt is vooral een eindeloze reeks zelfuitingen, in naam van de narcistische overtuiging dat het er slechts om gaat om gehoord te worden. Het lijkt niet eens de bedoeling dat de verschillende standpunten helder tegenover elkaar komen te staan.

Zelden of nooit ben je getuige van een uitwisseling van argumenten, het aftasten van de positie van de ander. Het gaat om jouw opvatting, punt, mening, oprisping – die van een ander laat je ongehoord en ongelezen aan je voorbijgaan, of gebruik je alleen […] om hem of haar een lesje te leren.

Het is geen typisch Nederlands verschijnsel; ook elders wordt de teloorgang van het publieke debat betreurd.

Dat is geen typisch Nederlands verschijnsel; ook elders wordt de teloorgang van het publieke debat betreurd. De populaire Amerikaanse politiek filosoof Michael Sandel, die aan Harvard doceert, heeft dat min of meer tot zijn roeping gemaakt: het terugbrengen van een zinnig debat in de publieke ruimte.

In zijn onlangs verschenen bundel opstellen Politiek en moraal schrijft hij: ‘We moeten de gewoonte afleren om terug te deinzen voor publiek debat over ethische en zelfs spirituele vraagstukken waarover burgers van democratische samenlevingen het oneens zijn. We moeten een weg vinden die leidt naar een ethisch krachtiger vorm van openbaar debat dan waaraan wij gewend zijn.’

Dat klinkt mooi, wie is er niet voor – maar hoe doe je dat? Sandel geeft toe dat het een hele opgave is: ‘Dat is niet gemakkelijk, omdat politieke partijen die debatten niet erg goed organiseren. Dus moeten we gebruikmaken van de instituties binnen de maatschappij om vorm te geven aan een onderbouwd publiek debat over grote vragen.’

Maar dan richt Sandel zich tot universiteiten en studenten, waardoor de beperkingen van zijn blikveld zichtbaar worden. Het is prachtig wanneer studenten leren om inhoudelijk te debatteren, leren te staan voor hun mening en de consequenties ervan, maar beteugel je daarmee de golven van woede in de samenleving?

Ook roept Sandel de media op meer verantwoordelijkheid te tonen en echt debat mogelijk te maken over grote, ethische vragen. Dit klinkt eveneens fraai, maar hoe vaak heeft men de media niet opgeroepen meer verantwoordelijkheid en terughoudendheid te tonen? In een tijd waarin ook serieuze media de verleiding van de clickbait niet of nauwelijks kunnen weerstaan, in een tijd waarin nepnieuws, bewust verzonnen nieuwsverhalen die in de mediastroom worden gebracht om de stemming te beïnvloeden of domweg om geld te verdienen, een groeiend deel vormen van het nieuwsaanbod, klinken zulke oproepen als die van Sandel een beetje als een praatje voor de bühne.

Het marktdenken heeft niet alleen ons idee van gemeenschap aangetast door allerlei, inmiddels uitentreuren bekritiseerde economische ontwikkelingen, het heeft ons ook veel denkwerk uit handen genomen.

Overtuigender is Sandel als hij de oorzaken van het falen van het publiek debat aanwijst. Hij noemt twee oorzaken. Als eerste signaleert hij het ook gedurende de afgelopen decennia in Nederland breedgedragen geloof in de markt – ‘het geloof dat markten en marktwerking de voornaamste instrumenten zijn voor het definiëren van het algemeen belang. […] Het gaat erom dat het marktdenken en marktmechanismen ons beloven dat we niet hoeven te debatteren over de waarde van het maatschappelijke leven. Zouden we bijvoorbeeld een vrije markt in organen voor transplantatie moeten hebben? Zouden we draagmoederschap of betaalde zwangerschap moeten toestaan? De logica van de markt zegt dat we niet over deze vraagstukken hoeven te beslissen, noch over hoe deze zaken collectief worden gewaardeerd.’

Sandel maakt een goed punt wanneer hij een aspect van het marktdenken benoemt dat zelden in discussies over de effecten van het neoliberalisme opduikt – het marktdenken heeft niet alleen ons idee van gemeenschap aangetast door allerlei, inmiddels uitentreuren bekritiseerde economische ontwikkelingen, het heeft ons ook veel denkwerk uit handen genomen. Het heeft ons, zo leek het tenminste een lange tijd, van de verplichting ontslagen in morele termen over onze samenleving na te denken. En dan bedoel ik niet alleen over de toenemende ongelijkheid, maar ook over tal van andere morele kwesties. Het is immers zoveel gemakkelijker om een discussie in cijfers en grafieken te voeren, dan om met elkaar in een taal van waarden te debatteren.

De tweede oorzaak van de teloorgang van het publieke debat die Sandel in Politiek en moraal geeft, is angst. Angst? Waarvoor? Het is, zegt Sandel, ‘de angst dat we het met elkaar oneens zijn over vragen over het goede leven, de betekenis van rechtvaardigheid en hoe we goederen moeten waarderen. We zijn het met elkaar oneens en daarom wordt er soms beweerd dat als we enige mate van wederzijds respect willen bereiken, we het in ieder geval eens moeten worden over het feit dat we van mening verschillen. We vragen daarom aan burgers om hun ethische en spirituele overtuigingen achter zich te laten wanneer ze de politieke arena betreden. We denken dat dit zal zorgen voor een publiek debat zonder al te veel risico’s, want het debat is dan niet zo beladen met meningsverschillen, waarvan we weten dat ze er zijn.’

Sandel beschrijft hier het fenomeen van de politieke correctheid, het vermijden van debat over waarden uit naam van wederzijds respect. Om een voorbeeld te noemen: wanneer je erkent dat moslims als groep te maken krijgen met discriminatie – zoals bij sollicitaties of in het uitgaansleven – laat dat je er dan van weerhouden om de vaak harde afwijzing van homoseksualiteit onder moslims ter discussie te stellen?

Bas Heijne over het publieke debat: 'Wat debat genoemd wordt is vooral een eindeloze reeks zelfuitingen'
© Prometheus

Terecht tekent Sandel bezwaar aan tegen dergelijke omzichtigheid: ‘Ik denk dat deze terughoudendheid een vergissing is. Ik denk dat hier twee verschillende opvattingen van wat wederzijds respect tussen burgers echt inhoudt, met elkaar worden verward. Een manier om onze medeburgers te respecteren – die afkomstig kunnen zijn uit verschillende culturele achtergronden of religieuze tradities – is respect in de zin van vermijden. We respecteren onze medeburgers, en hun ethische en religieuze tradities en overtuigingen, door ze te negeren, door te proberen ons publieke debat te voeren zonder ernaar te verwijzen. Maar ik denk dat het deze overtuiging is, die ik een “dun idee van wederzijds respect” noem, die tot de leegte in het hedendaagse debat leidt.’

Sandel schreef deze woorden een aantal jaren geleden – inmiddels ligt de tijd van omzichtigheid, van het behoedzaam vermijden om vanuit onze opvattingen en waarden een debat te voeren over wat we goed en juist voor onszelf en onze samenleving vinden, allang achter ons – in ieder geval buiten de muren van de universiteiten. Van een echt debat op basis van onze opvattingen en achtergrond mag dan wel geen sprake zijn, het is niet zo dat we omzichtig met elkaar omgaan, of uit schroom of respect vermijden elkaar op onze overtuigingen aan te spreken. Het tegendeel lijkt eerder het geval – en zoals Sandel het beschrijft, zou je er stiekem nostalgisch van worden.

Het is nu eerder zo dat men elkaar juist voortdurend aanspreekt op elkaars vermeende overtuigingen, elkaar aan één stuk door de maat neemt, hoont en beschuldigt en afschildert in de meest karikaturale termen. De opvattingen van de ander worden niet met respect tegemoet getreden, ze worden domweg gezien als een lastig obstakel dat uit de weg geruimd moet worden, of als een bedreiging van eigenwaarde of van cultuur en gemeenschap.

Van het open, oprechte debat tussen vrije burgers dat Sandel voor ogen staat, is nauwelijks meer sprake. Zijn oproep, en die van talloze anderen de afgelopen jaren, om met elkaar in discussie te gaan op basis van respect voor elkaar en voor de feiten, blijft domweg in de lucht hangen.

Staat van Nederland van Bas Heijne is in februari verschenen bij Prometheus, ISBN: 9789044632682, 104 bladzijden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content