In Kortrijk is historicus Adriaan Linters overleden, de man die de industriële archeologie in Vlaanderen op de kaart heeft gezet.
Hij wilde in alle stilte begraven worden, zonder tralala. Maar hij verdiende een grootse begrafenis met veel toeters en bellen. Sommige mensen verleggen tijdens hun leven een steen in de rivier. Adriaan Linters deed hetzelfde door stenen te laten liggen. Dankzij zijn strijd, en die van anderen, staan een station als Antwerpen-Centraal en ontelbaar andere monumenten er nog. Niet toevallig hing er naast zijn urne een tekening van een stoomtrein.
Linters groeide op in het Hasselt van de fifties. Op zijn achttiende trok hij naar het roerige Gent van de sixties, om daar geschiedenis te studeren. De liefde bracht de Limburger uiteindelijk in Kortrijk. Hij had toen al industriële archeologie bijgestudeerd aan de universiteit van Bath. Toen hij door Monumentenzorg ingelijfd werd, zag hij hoeveel werk er nog was in eigen land.
‘Schaamte’, zei hij ooit, ‘is mijn drijfveer. De gedachte dat ons erfgoed zou verdwijnen zonder dat iemand zich geroepen voelde om het te beschermen, vind ik ondragelijk (…) Erfgoed kan zich niet verdedigen. Het heeft verdedigers nodig.’
‘Erfgoed kan zich niet verdedigen. Het heeft verdedigers nodig.’
Op 1 mei 1978 richtte Linters de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie op. Zoiets bestond nog niet op het Europese vasteland. Geen mens die eraan dacht om een kathedraal af te breken, maar over industrieel erfgoed werd smalend gedaan. Daar wilde hij verandering in brengen en hij slaagde er met verve in. Van de Preetjes Molen in Heule – de enige bewaarde vlaszwingelmolen – tot de Jeneverstokerij Stellingwerff/Theunissen in Hasselt: dankzij de strijd van Linters en co. staan ze er nog. Hij kroop ook op de barricaden om ons mijnerfgoed te redden, zoals de kolenwasserij in Beringen – een lieu de mémoire. Die term is uitgevonden door de Franse historicus Pierre Nora, die overigens in dezelfde week als Linters stierf.
Congoboot
Niet dat het altijd lukte. Linters zag met lede ogen hoe de Congoboot Charlesville zonk voor de Poolse kust. En eerder werd het station van Ninove uit 1855 van architect Jean-Pierre Cluysenaar voor zijn neus gesloopt. Dat van Aalst, van dezelfde architect, konden Linters en co. wél redden. ‘Die erkenning verliep toen nog in etappes,’ zei hij mij ooit. ‘Aalst kwam toevallig eerst. De erkenning van Ninove zou een paar weken later volgen. Een dag voor het zover was, is de NMBS begonnen met de sloop. Tijdens een brugdag dan nog. Toen we daar in allerijl arriveerden, was het al te laat. Een ingenieur van het spoor zei smalend: “Jullie hebben Aalst gewonnen, wij Ninove. Het is nu 1-1.”’
‘Nee NMBS, het dak van het oudste spoorgebouw viel niet vanzelf naar beneden’
Barcelona
Niet alleen in België werd Linters een erfgoedautoriteit: in 2019 kreeg hij de Europa Nostra Award, de meest prestigieuze erfgoedonderscheiding in Europa. Tussendoor pendelde hij vaak naar Barcelona, een stad die hem na aan het hart lag. Hij had sympathie voor de Catalaanse onafhankelijkheidsstrijders, maar evenveel liefde voor het erfgoed van de stad. ‘Je moet wel verder durven te kijken dan Gaudí.’
De laatste jaren vocht hij als een leeuw voor het behoud van het station van Kortrijk, dat de plannenmakers volledig willen slopen.
De laatste jaren vocht hij als een leeuw voor het behoud van het station van Kortrijk, dat de plannenmakers volledig willen slopen. Een waanzinnige stommiteit, oordeelde Linters. Omdat dat gebouw uit 1956 een verhaal vertelt – ‘of je het nu mooi vindt of niet. Op 21 juli 1944 bombardeerden de geallieerden het station, omdat er munitiegeschut van de Duitsers lag. Het leidde tot een inferno: meer dan zeshonderd mensen kwamen om. Na de oorlog werd beslist om de buurt snel te herbouwen.’ Het fiftiesstation is meer dan een gebouw, het is een symbool van de wederopbouw.
In zijn laatste maanden, toen de kanker al diep in zijn botten zat, kregen hij en zijn medestanders gelijk: de Raad voor Vergunningsbetwistingen floot de Vlaamse regering terug. Het station blijft voorlopig staan. Maar de strijd gaat voort – zonder zijn grootste verdediger.
Stationsellende in Kortrijk, Gent-Sint-Pieters, Mechelen en Lier: ‘De NMBS heeft een bouwmeester van het spoor nodig’