Ignace Demaerel
‘Abortus uit de strafwet halen is een stap verder in de banalisering van het leven’
Godsdienstleraar en auteur Ignace Demaerel over abortus: ‘Men wil het van een morele kwestie tot een louter medische kwestie reduceren: alsof het iets triviaals is.’
De abortuskwestie komt met de regelmaat van de klok weer in het nieuws. Recent gebeurde dat nog naar aanleiding van het referendum in Ierland. Deze moeilijke en delicate kwestie is in ons land sinds 1990 wettelijk vastgelegd, maar bepaalde groepen zouden liefst de klok weer helemaal willen terugdraaien, terwijl andere groepen abortus net uit het strafrecht willen halen.
Abortus uit de strafwet halen is een stap verder in de banalisering van het leven.
Op 2 mei vond er een hoorzitting in de parlementaire commissie Justitie (onder leiding van commissievoorzitter Philippe Goffin, MR) over de vraag of abortus helemaal uit het strafrecht mag of kan. Zes voorstellen om de abortuswetgeving ‘aan te passen aan deze tijd’ liggen vandaag op tafel: de verlenging van de zwangerschapstermijn van 12 naar 20 weken, de afschaffing van alle voorwaarden voor abortus (bv. het begrip ‘noodsituatie’ of de vereiste bedenktijd), een complete verwijdering uit de strafwet, en het tot een recht maken voor elke vrouw.
De hoorzitting leverde niet veel op, tot opluchting van sommigen en frustratie van anderen. Intussen zijn een vijftiental experten gehoord en gaat het debat verder. Sommigen zouden deze wetsvoorstellen begin juli al in het parlement willen voorleggen.
Het is volgens mij jammer dat de discussie zo besloten plaatsvindt en daarenboven weinig media-aandacht krijgt, en dat voornamelijk de argumenten van één kant gehoord worden. Want dit debat gaat echt niet over futiliteiten, maar over de fundamenten van ons mens- en wereldbeeld. Het is volgens mij geen technische kwestie (’12 of 20 weken?’), maar verdient een diepgaand moreel en levensbeschouwelijk debat. Ons land en onze cultuur staan hier voor een ernstig ethisch keerpunt.
De principiële vraag aan de basis van de discussie lijkt al enkele decennia onder de mat geveegd: Wie beslist eigenlijk over leven en dood van een ander mens?
Ik was onlangs toevallig in het Huis van de Mens in Brussel en de morele consulent legde voor een groep toehoorders uit waarom vrijzinnigen tegen de doodstraf zijn: ‘omdat geen enkel mens het recht heeft te beslissen over leven en dood van een medemens’. Ik stak mijn hand op om een vraag te stellen, maar iemand anders was me voor en ik kreeg niet meer de kans. Maar ik had willen vragen: ‘Waarom zijn jullie dan vóór abortus?’
Men wil abortus van een morele kwestie tot een louter medische kwestie reduceren: alsof het iets triviaals is zoals een appendix te laten opereren. De scheidingslijn in dit debat kan niet lopen tussen gelovigen (zij die overtuigd zijn dat enkel een Schepper-God over leven en dood mag beslissen) en niet-gelovigen. Er zijn namelijk even sterke ‘rationele, ménselijke, horizontale’ argumenten waarom atheïsten en vrijzinnigen abortus tot een strikt minimum zouden moeten beperken. Het humanisme stelt namelijk de mens en de menselijke waardigheid centraal: waarom wordt de nog-niet-geboren mens hiervan uitgesloten? Het antwoord dat je hoort is dat een foetus of embryo ‘nog geen mens’ is. Maar het is toch een mens-in-wording? Want ieder van ons is ooit zo’n foetus geweest.
In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens – die voor sommige vrijzinnigen lijkt te gelden als de seculiere Tien Geboden – staat het ‘recht op leven’ als meest fundamentele recht in steen gebeiteld. En wanneer men pleit voor de vrije keuze van de vrouw met als argument dat vrouwen over hun eigen lichaam beslissen, waarom geldt dat dan niet voor het andere lichaam, het lichaam dat in de vrouw aan het groeien is?
Vaak vergeten in dit debat zijn preventie en mogelijke alternatieven. Waarom krijgen die zo weinig aandacht en ondersteuning? Waarom wordt de noodsituatie van de betrokken vrouw zélf niet aangepakt? Haar sociale context, financiële, relationele of emotionele nood? Elke noodsituatie is individueel zo verschillend, delicaat, complex, en een menselijke benadering en sociale omkadering kan alle verschil maken. Er zijn ook vrijwilligers en organisaties die goed werk leveren op dit vlak, maar ze krijgen nauwelijks middelen en we horen er zo weinig over.
De basisvooronderstelling van pro-life-organisaties is dat élk menselijk leven waarde heeft. Wie oordeelt namelijk over de levenskwaliteit van een ander? En nog belangrijker: op grond van welke criteria? Ook mindervaliden kunnen, met al hun beperkingen, een menswaardig leven hebben van hoge kwaliteit en veel betekenen voor onze maatschappij.
Is het niet jammer dat in de discussie voor een vrijere abortuswetgeving één argument nooit gehoord wordt: dat dit ene embryo potentieel een prachtig mens kan worden, of liever, aan het worden is. Het is te gemakkelijk om een embryo te reduceren tot een ‘dingetje’ dat je weghaalt als het je niet uitkomt. Wie het debat reduceert tot puur technische vragen, haalt alle menselijkheid eruit.
Abortus uit de strafwet halen is – alweer – een stap verder in de banalisering van het leven. Het klopt dat tegenstanders vrij zijn om geen abortus uit te voeren, maar de wetgever geeft wel een maatschappelijk zeer belangrijk signaal: in een wet geeft de wetgever namelijk aan wat voor hem waardevol is en wat een ‘no go’ is.
Wie het debat reduceert tot puur technische vragen, haalt alle menselijkheid eruit.
Alle partijen in de discussie hebben rond abortus op zijn minst gemengde gevoelens: niemand vindt abortus op zich iets goeds. En geen enkele organisatie, hoe vrijzinnig ook, promoot ‘hoe meer, hoe liever’. Het blijft een noodoplossing en pijnlijk voor iedereen.
Daarom zouden alle pro- en contra-bewegingen samen moeten werken om de abortussen (die in ons land gestegen zijn van 13.000 tot bijna 20.000 per jaar) te beperken tot een strikt minimum. Andere Europese landen hebben dit wel gedaan: in Letland is het aantal abortussen tussen 2004 en 2014 met 61% teruggedrongen, in Roemenië met 58%, in Duitsland met 23%… Waar blijft België? Ook zonder God, geloof of religie in het debat te betrekken, blijft het argument van de menselijke waardigheid als een rots staan die je niet zomaar kan wegredeneren, omdat respect voor het leven dé basis vormt van alle andere mensenrechten.
Om te beginnen zouden we in dit debat de argumenten aan beide zijden al eens eerlijk onder ogen moeten zien. De discussie is uiteraard al decennialang gepolariseerd, gepolitiseerd, en gemediatiseerd. Beide kampen zitten in hun loopgraven. Wordt er nog écht naar de argumenten van de ander geluisterd? Gaat het nog écht om het belang van een vrouw in nood, of om dat van een ideologie, een partij, een politieke agenda? Zullen alle genoemde voorstellen, zoals gynaecoloog Bernard Spitz terecht opmerkt, íets verhelpen aan de reële nood van deze vrouwen, die meestal om sociale redenen aan abortus denken? Preventie en daadwerkelijke hulp zijn volgens mij duizendmaal te verkiezen boven een uitbreiding van de wet.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier