Afgelopen vrijdag was er topoverleg tussen de verantwoordelijken van de ACEA (Europese autoindustrie) en de Europese Commissie over de haalbaarheid van het verkoopverbod van voertuigen met verbrandingsmotoren vanaf 2035.
Europa legt zichzelf doelen op om een beleid voeren dat de globale CO2-emissie naar omlaag haalt en de uitstoot van het wagenpark is daarbij een handig en makkelijk meetbaar instrument. Daarom werd in 2022 beslist dat er in de EU vanaf 2035 geen voertuigen met verbrandingsmotoren meer verkocht mogen worden. Er werden meteen tussentijdse doelen afgesproken om de globale CO2-emissie per merk (gemiddelde van alle nieuw verkochte modellen van één constructeur) te bepalen.
Autobouwers die voldoende EV’s verkopen (en zo hun gemiddelde CO2-uitstoot per km naar omlaag trekken) zijn ‘geslaagd’, merken die boven de opgelegde CO2-emissie per km zitten, betalen boetes aan Europa of kopen ter compensatie CO2-certificaten bij merken die onder de norm zitten. Vorig jaar werden de tussentijdse CO2-emissiedoelen al wat vooruitgeschoven om de sector – die in ademnood kwam – tijdelijk te ontzien. Die getroffen merken hadden aan Europa vooraf te kennen gegeven dat ze de boetes niet zouden betalen omdat ze hiervoor de middelen niet hadden.
Beslissing volgt in december
Vandaag is de uitdaging nog groter geworden omdat de Europese autoindustrie nog steeds in zwaar weer zit. Enerzijds verloopt de uitrol van de elektrificatie een stuk trager dan gepland en daarbovenop komen nog de forse importheffingen die de afzetmarkt van Europese voertuigen op andere continenten steeds meer beperkt. Vooral de vertraagde overschakeling naar elektrische voertuigen baart steeds meer merken zorgen.
Ze hebben inmiddels veel middelen geïnvesteerd in deze nieuwe aandrijftechnologie, maar ze stellen vast dat de grote meerderheid van de autokopers nog steeds kiest voor thermische aandrijvingen. Dat maakt dat ook hier nog investeringen nodig zijn en door dat tweesporenbeleid staat het water hen inmiddels aan de lippen. Ook pogingen om een Europese batterijproductie uit te bouwen, blijken weinig succesvol.
Op het overleg van afgelopen vrijdag werd de haalbaarheid van de deadline (2035) openlijk in vraag gesteld. Een conclusie kwam er niet maar er wel aangegeven dat uiterlijk in december zal worden beslist of de deadline van 2035 zal worden gehandhaafd.