Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

Zowel de top van de G8 in Tokio als het Werelddiamantcongres in Antwerpen zochten vorige week naar maatregelen om de ‘conflictdiamanten’ uit te bannen. Een ‘bloedhandel’ van twintig miljard per jaar.

Het is het laatste jaar wel erg hard gegaan in de diamantgemeenschap. Terwijl deze op geheimhouding gesteunde wereld vroeger de gewoonte had om alle mogelijke problemen gewoon te ontkennen, neemt de sector nu zelf het voortouw om drastische hervormingen voor te stellen. Het Wereldcongres voor Diamant, dat vorige week in Antwerpen plaatsvond, werd een charmeoffensief jegens de internationale gemeenschap. Dat was ook dringend nodig, want die internationale gemeenschap stelde zich bijzonder scherp op tegenover de geplogenheden in Antwerpen, dat als een draaischijf voor ‘conflictdiamanten’ (ook wel ‘bloeddiamanten’ genoemd) werd afgeschilderd.

Daarmee bedoelt men dat de diamanten uit enkele Afrikaanse landen, waar bijzonder moorddadige conflicten aan de gang zijn, nog al te makkelijk hun eindbestemming in Antwerpen vinden. Dankzij het geld van de diamanthandel zouden de lokale krijgsheren zich de nodige wapens kunnen aanschaffen en de oorlog financieren. A diamond is a guerilla’s best friend, is nu het motto van sommige actievoerders. Op het Wereldcongres van vorige week keurden de diamantairs een resolutie goed om de conflictdiamanten zoveel mogelijk uit te bannen. In de toekomst zullen alleen nog ruwe diamanten ingevoerd mogen worden die in het land van herkomst door een officiële, erkende dienst op een gestandaardiseerde manier geregistreerd en verzegeld worden. Wie zich daar niet aan houdt, wordt uit de sector gestoten.

Het spookbeeld van een mogelijke boycot of sancties heeft z’n effect blijkbaar niet gemist. In amper een jaar tijd heeft de polemiek over conflictdiamanten de diamantwereld harder door elkaar geschud dan alle fraudeschandalen en misdaadverhalen van de voorbije decennia samen. Niet-gouvernementele organisaties kwamen met vernietigende rapporten en lanceerden de campagne Fatal Attractions. In het voorjaar was er het Fowler-rapport van de Verenigde Naties, waarin Antwerpen eveneens zwaar geviseerd werd. Landen zoals Groot-Brittannië en de Verenigde Staten eisten scherpe maatregelen. De Belgische regering reageerde door een Task Force op te richten. En in Japan besliste de top van de G8 vorig weekend om een internationale conferentie te organiseren over de handel in ‘bloeddiamanten’, die goed zou zijn voor een omzet van twintig miljard frank.

Zelfs volgens de Wereldbank zou de verkoop van diamanten en andere handelswaar nu de eerste oorzaak van burgeroorlog geworden zijn, belangrijker zelfs dan politieke redenen. De VN-Veiligheidsraad heeft alvast embargo’s lopen tegen Angola en Sierra Leone, en drie panels van experts moeten in de volgende maanden de toestand van nabij onderzoeken. Een van de experts die daarvoor aangezocht werd, is Johan Peleman (International Peace Information Service), die de problematiek al jaren op de voet volgt. Hij werkte als consulent al mee aan het Fowler-rapport en leverde bijdragen aan de dossiers van ngo’s zoals Global Witness en Partnership Africa Canada.

Johan Peleman: In de jaren negentig heb je in heel wat landen de opkomst van de ‘krijgshereneconomie’ gezien. In feite een criminele economie van zogenaamde rebellenleiders, die nauwelijks een politieke agenda hebben, maar vooral de grondstoffen van het gebied dat zij controleren te gelde willen maken. Een geprivatiseerde vorm van soevereiniteit. Sinds het einde van de Koude Oorlog kunnen ze geen geld in Moskou of Washington meer krijgen, en doen ze een beroep op de privé-handel.

Het blijft bizar dat multinationale ondernemingen zo openlijk contracten kunnen afsluiten met mensen die geen enkel legitiem gezag hebben en een regio terroriseren. Het is een extreme uitwas van de globalisering, die als een pletwals werkt in die instabiele gebieden. De gevolgen zijn vérstrekkend: niet alleen worden gruwelijke conflicten erdoor gefinancierd en in stand gehouden, maar de samenleving ontbindt tot in de kleinste schakel. Het sociale weefsel rot weg. Kindsoldaten stellen de wet. Rambo is hét voorbeeld geworden. Zelfs de braafste familie heeft een kalasjnikov nodig om zich te beveiligen…

Is het niet eenzijdig om dat allemaal op het conto van de diamanthandel te schrijven?

Peleman: Zo werken mediacampagnes nu eenmaal. Diamanten fascineren de mensen, en dus kun je aan de hand van dat voorbeeld gemakkelijker duidelijk maken wat voor een bloedhandel er soms omgaat. De niet-gouvernementele organisaties hebben dat doelbewust uitgespeeld. Maar diamant is natuurlijk maar één product uit het handelsassortiment van de krijgsheren. Je zou het evengoed kunnen hebben over de handel in tropisch hout, papegaaien, kobalt, koper, aardolie… De oorlog in Congo-Brazzaville was een petroleumoorlog. Maar een mediacampagne rond kobalt of koper zou vermoedelijk niet zo aanslaan. Ikzelf heb altijd erkend dat de diamanthandel een volstrekt legitieme handel is. Voor een aantal arme Afrikaanse landen brengt hij zelfs grote baten mee. Het is evident dat men niet in de eerste plaats de diamanten moet viseren, maar wel de wapens die ermee gekocht worden.

Is er een rechtstreekse band tussen diamanthandel en wapenhandel?

Peleman: Ja, we hebben verscheidene voorbeelden om dat te bewijzen. Sommige respectabele diamantairs staan met één been in de criminele wereld. Natuurlijk, meestal gaan ze niet zelf naar die gevaarlijke gebieden, maar betalen ze daarvoor een makelaar, een dealer, een fixer. En die heeft niet alleen contacten in de diamantwereld, maar ook op de wapenmarkt. Soms gaat het echt om een geïntegreerde handel: het vliegtuig landt met een lading wapens, de dealer onderhandelt over de prijs, en hij vliegt met een partij diamanten weer terug. Op die manier spelen handelaars niet alleen een passieve, maar ook een actieve rol in de conflicten. Sommige diamantairs, die wapenleveringen beloven omdat ze toegang willen tot hun diamantmijnen, worden een betrokken partij in de oorlog.

De conflictdiamanten zijn maar vier procent van het totaal, luidt het argument van de Antwerpse diamantsector.

Peleman: Dat is best mogelijk, maar voor een lokale commandant is honderdduizend dollar wél de moeite om door te gaan met vechten. Weet je dat in Kisangani één grote diamant al genoeg was om gevechten tussen Ugandezen en Rwandezen uit te lokken? Trouwens, alles hangt af van de definitie van ‘conflictdiamanten’. Ik zie dat het De Beers-kartel in Congo alleen de diamanten uit het rebellengebied tot die categorie rekent. Maar volgens niet-gouvernementele organisaties moeten ook de diamanten van president Kabila daarbij geteld worden. Iedereen weet dat de diamantstad Mbuyi Mayi voor de cash-flow van het Kabila-regime zorgt. Ook dat is een vorm van privatisering van de staatsinkomsten. Kabila’s verovering van Congo werd indertijd trouwens door multinationals gesponsord. Privé-belangen zijn in conflictgebieden een belangrijke sta-in-de-weg voor vredesakkoorden geworden.

De diamantwereld heeft vorige week drastische maatregelen aangekondigd om conflictdiamanten uit te bannen?

Peleman: Wat de diamantsector nu doet, is in recordtempo antwoorden formuleren op de eisen van de internationale organisaties. Ze zijn doodsbang voor een boycot van diamant, want dat zou tot een catastrofe kunnen leiden zoals eerder in de bontsector of ivoorhandel. Als ze het nu verder slim aan boord leggen, kunnen zowel het De Beers-kartel als de Antwerpse handel nog als commerciële winnaars uit het debat komen. De Beers heeft het snelst gereageerd en z’n volledige medewerking aan de strijd tegen de conflictdiamanten toegezegd. De diamanten die uit hun mijnen komen, zijn immers makkelijker te registreren en te identificeren als ‘schone diamanten’. Zij gaan daar hun handelsmerk van maken. De Antwerpse diamantsector heeft de public relations aanvankelijk slecht verzorgd. Hij heeft nog lange tijd iedere associatie tussen oorlogsconflicten en diamanthandel halsstarrig ontkend. Tot de rapporten zich opstapelden. Daarna heeft de regering gelukkig een Task Force opgericht en werden er maatregelen aangekondigd. En nu verlenen Antwerpse experts zowel in Sierra Leone als in Angola bijstand om betere uitvoersystemen op poten te zetten. Op die manier gaan zij hun greep op die landen juist versterken.

De ngo’s waren vorige week gelukkig met de respons in Antwerpen. Maar gaan die controlesystemen het geweld in Angola en Sierra Leone doen verminderen?

Peleman: Volgens mij niet meteen. Het zijn hervormingen op langere termijn, maar intussen blijven er mensen dood gaan. De ngo’s hebben zich te veel op sleeptouw laten nemen door de diamantsector. Hun campagne heeft veel voor elkaar gekregen. Maar ze hebben te veel nadruk gelegd op formele, legalistische eisen. De echte doelstelling, de beëindiging van het geweld, zijn ze daarbij wat uit het oog verloren. De krijgsheren doen nu al hun zaakjes buiten het legale systeem om, en dat zullen ze in de toekomst zeker blijven doen. Anderzijds werken er genoeg diamantairs in de schemerzone, die dat ook morgen nog zullen doen. De infrastructuur bestaat sinds jaar en dag om van illegale oorlogsdiamant een legaal eindproduct te maken. Die infrastructuur ga je nu niet uitschakelen door weer nieuwe certificaten, vergunningen en overheidsinstellingen te creëren. De wapenwetgeving heeft ook de illegale wapenhandelaars niet tegengehouden. Het is erg goed dat de diamantsector meer openheid en transparantie naar buitenuit toont, maar het probleem zit binnenin. Er is gezonde argwaan tegenover mensen in de sector zelf nodig.

Chris De Stoop

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content