JA
‘Voorstanders van genetische modificatie bedienen zich voortdurend van drogredeneringen. Onafhankelijk onderzoek spreekt hen keer op keer staalhard tegen. Ggo’s zouden minder pesticiden nodig hebben. Fout, uit onderzoek blijkt dat er zelfs tot elf procent meer nodig is. Ggo’s zouden de hongerproblematiek oplossen. Niet waar, ggo’s brengen net minder op dan gewone gewassen. Met ggo’s zouden we gezondheidsproblemen kunnen oplossen – het hardnekkigste fabeltje dat in dit verband steeds weer opduikt, is de zogenaamde Gouden Rijst die het vitamine A-tekort in ontwikkelingslanden zou moeten oplossen. Klopt niet, onafhankelijk onderzoek toont aan dat je per dag acht kilo van die rijst moet eten om aan de aanbevolen dosis te komen. Ik zou er niet aan willen gaan staan. Ggo’s bieden echt niet de hemel op aarde die ze beloven.
Sommige wetenschappers weten gewoon niet waarmee ze aan het spelen zijn. Wanneer je een plant resistent maakt tegen pesticiden, ondermijn je in feite heel de broze natuurlijke cyclus. Je kunt dan wel makkelijker onkruid verdelgen, maar dat onkruid heeft in de natuur wel zijn functie: insecten eten ervan en die insecten worden op hun beurt weer opgegeten door vogels. Simulaties hebben aangetoond dat de veldleeuwerik verdwijnt als men in Europa zou beginnen met ggo-koolzaad. Willen we dat op ons geweten?
Soms durft men zelfs met dieren te experimenteren. Er zijn bijvoorbeeld vissen ontworpen met een menselijk groeihormoon. Die vissen worden veel groter, en grote mannelijke vissen zijn voor wijfjes enorm aantrekkelijk. Jammer is wel dat door het biotechnische geknoei een derde van de supervissen onvruchtbaar is. Dat kan op middellange termijn leiden tot de vermindering van de populatie en zelfs tot de uitroeiing van de soort. Eén genetisch gewijzigde vis die ontsnapt in de natuur is voldoende voor een ecologische catastrofe.’
NEE
‘Ik begrijp dat leken soms wantrouwig staan tegenover genetische wijziging van gewassen, vooral als ze voor de consumptie bestemd zijn. Je bent tenslotte aan het morrelen in het DNA, de basisgrondstof van het leven. We hebben daar relatief weinig ervaring mee en er bestaan inderdaad gevaren. Maar dat is nog geen reden om ggo’s af te zweren; daarvoor zijn er echt te veel interessante toepassingen voor de mens. De voordelen wegen op tegen de risico’s. Men ontwikkelt nu bijvoorbeeld gewassen die biopolymeren aanmaken. Daarmee kunnen we bio-afbreekbare plastic produceren; dat biedt toch onmiskenbaar mogelijkheden. Alleen moet je er dan wel op toezien dat het nieuwe gewas niet kruist met gewassen voor de gewone consumptie, door de teelt strikt te scheiden. Bij maïs is dat bijvoorbeeld technisch zeker doenbaar. Een ander reëel gevaar is dat een ggo-gewas via stuifmeel of zaden in de open natuur terechtkomt en daar door een selectief voordeel andere gewassen gaat wegduwen. Zoiets moet in de ontwikkelingsfase van een ggo in kaart worden gebracht. Pas als een ggo veilig bevonden is, mag het in de open lucht geteeld worden, dat spreekt.
Tegenstanders zeggen dat het onverantwoord is om ggo’s in de consumptie te brengen omdat op lange termijn niet duidelijk is wat daar de gevolgen van zijn. Dat klopt toch niet helemaal. We maken transgene planten sinds de vroege jaren tachtig en kennen grootschalige consumptie, vooral dan van gemodificeerde soja, sinds 1996. Er zijn geen aanwijzingen om te vermoeden dat de bestaande ggo-producten op korte of lange termijn gevaarlijk zouden zijn. Iedere consumptie-ggo die door de strenge Europese wetgeving is geraakt, heeft al een lange weg van voedselveiligheidsrapporten en milieu-effectenprognoses doorlopen. Die ggo’s zijn veilig. Honderd procent zekerheid heb je natuurlijk nooit, maar die bestaat bij kruising of veredeling in de traditionele landbouw ook niet.’
Opgetekend door Jef Van Baelen
‘Wetenschappers weten niet waarmee ze spelen.’
‘De voordelen wegen op tegen de risico’s.’