Het Belgisch bewakingssysteem voor het opsporen van dolle koeien is een voorbeeld voor de rest van Europa.
Het verband tussen de dollekoeienziekte een van de zenuwaandoeningen die rundvee kunnen treffen en de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (C-J) is niet bewezen. Wetenschappers geraakten niet verder dan de consensus dat ?de bewijzen waarover we thans beschikken afdoende zijn om te stellen dat overdraagbaarheid van de koe naar de mens mogelijk is.? Het wetenschappelijke topvakblad Nature publiceerde wel gegevens waaruit bleek dat de prionen de infecterende eiwitten van de nieuwe variant van de ziekte van C-J meer op die van de dolle koeien gelijken dan op die van de sporadische gevallen van de ziekte bij de mens. Het kan echter nog tien jaar duren voor definitief uitsluitsel gegeven wordt, onder meer als gevolg van het feit dat de ziekte pas na lange tijd tot uiting komt. Proeven waarin muizen genetisch met een verhoogde vatbaarheid voor het mensenprion werden opgezadeld, en vervolgens prionen van de dolle koeien kregen toegediend, gaven vooralsnog geen tekenen van een overdracht te zien.
Veearts Emmanuel Vanopdenbosch van het Nationaal Instituut voor Diergeneeskundig Onderzoek reageert omzichtig op de vaststelling dat er in België alvast één patiënt stierf na infectie met de nieuwe variant van de ziekte. ?We hebben nog geen zicht op de manier waarop de infectie gebeurt,? benadrukt hij. ?We weten niet hoe groot de infectieve dosis moet zijn om de ziekte uit te lokken. We kennen bijna geen factoren die de gevoeligheid voor de ziekte beïnvloeden. Voor een ziekte met zo’n lange incubatietijd kan niemand nu met zekerheid zeggen waar en hoe patiënten zijn geïnfecteerd. We moeten er ons dus momenteel voor hoeden om de link te leggen tussen de dollekoeienziekte en de ziekte van C-J.?
VERDACHTE RUNDEREN
Ons land kreeg recent op Europees niveau zware kritiek van Groot-Brittannië en Zwitserland, omdat de veeartsen hier nog geen enkel geval van de dollekoeienziekte ontdekten. Er vielen zelfs woorden over een bewuste cover up. Het blad New Scientist publiceerde de laatste gegevens over het aantal gemelde dolle koeien : 167.034 in Groot-Brittannië, 230 in Zwitserland, 214 in Ierland, 58 in Portugal, 27 in Frankrijk, 5 in Duitsland, 2 in Italië, 2 in Nederland en 1 in Denemarken. Ons land was het enige in West-Europa waar nog geen dolle koeien werden opgespoord. Nochtans werden de jongste zes jaar 601 verdachte runderen met de meest geavanceerde technieken onderzocht.
Vanopdenbosch was voorzitter van het wetenschappelijk adviescomité dat de Europese Unie moest informeren over de dollekoeienziekte. Hij vindt dat het Belgische opsporingssysteem voor de ziekte meer dan behoorlijk functioneert : ?De netwerken zijn heel divers in de verscheidene landen. Voor een evaluatie wordt uitgegaan van de veronderstelling dat er per miljoen runderen ouder dan twee jaar in een normale rundveepopulatie jaarlijks ongeveer honderd dieren met een zenuwaandoening te kampen krijgen. Wij hebben in België 1,6 miljoen runderen ouder dan twee jaar. Dat betekent dat we jaarlijks maximaal 160 verdachte runderen kunnen vinden. Het is uiteraard onmogelijk om alle gevallen op te sporen, omdat sommige aandoeningen heel subtiel tot uiting komen. We sporen er nu 100 tot 120 per jaar op, of minstens 60 procent van wat kan worden verwacht. Uit goede bron weet ik dat dit resultaat tot de beste resultaten van Europa behoort. Vlaanderen doet het wel iets minder goed dan Wallonië.?
Het valt natuurlijk niet uit te sluiten dat er dolle koeien in België zijn geweest, noch dat hun vlees in de grootwarenhuizen terecht is gekomen. Vanopdenbosch heeft vele voorlichtingsvergaderingen voor veeartsen gegeven. Hij wijst erop dat in België sinds 1 mei een wetgeving van kracht is die boeren, van wie koeien door de ziekte worden getroffen, volledig laat vergoeden voor het afmaken van alle dieren uit hun stal wat rapportering van verdachte gevallen moet bevorderen.
Hij heeft geen verklaring voor de vaststelling dat ondanks ons voortreffelijke bewakingssysteem, er in België geen enkele dolle koe is gevonden : ?Misschien is het toeval. Misschien is er in ons land minder besmet voeder uit Groot-Brittannië ingevoerd dan elders. Misschien kregen onze fokkalveren minder van dat besmette voeder, zodat ze minder kans hadden om de ziekte te krijgen. Het belangrijkste is dat we een goed bewakingssysteem hebben.?