Al een jaar lang pompt de Europese Centrale Bank massaal geld in het financiële systeem, maar toch wil de motor van de Europese economie niet opnieuw aanslaan. Komt het deze week in Frankfurt tot een koerswijziging?
De voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB), Mario Draghi, en zijn rechterhand, de Belg Peter Praet, hebben een paar nachten heel slecht geslapen. Want vorige week bleek dat er in de eurozone opnieuw deflatie heerst: de prijzen zijn gedaald in vergelijking met een jaar geleden. Volgens Eurostat, het Europese bureau voor de statistiek, zakten de prijzen in de landen die de euro gebruiken gemiddeld met 0,2 procent. Dat is niet wat de ECB wil: zij streeft naar inflatie, een stijging van de levensduurte. Een inflatie van net geen twee procent vinden de meeste economen ideaal voor een gezonde economie. Bedraagt de inflatie meer, dan stijgen de prijzen te snel. En bij deflatie dreigen mensen hun aankopen uit te stellen, want morgen is het goedkoper. Een inflatie van bijna twee procent is perfect om het geld te laten rollen.
De ECB moet er dus voor zorgen dat de inflatie net geen twee procent bedraagt. In die opdracht slaagt de bank al jaren niet. Toch doet de ECB er alles aan om haar enige doelstelling te bereiken. Sinds maart vorig jaar pompt ze maandelijks 60 miljard euro in het financiële systeem en wordt de rente erg laag gehouden, zelfs onder nul procent. In het jargon wordt dat monetair beleid omschreven als ‘quantitative easing’, kwantitatieve versoepeling: door meer euro’s te drukken en in omloop te brengen, wordt geld goedkoper. De rente op leningen bijvoorbeeld staat historisch laag. Men hoopt dat gezinnen, bedrijven en overheden meer gaan consumeren en investeren zodat de economische motor opnieuw aanslaat, de prijzen zachtjes stijgen en de inflatie rustig oploopt naar de gedroomde twee procent.
Ondanks de massa euro’s die de ECB al in de economie heeft gepompt, is er van een verhoging van de inflatie geen sprake, integendeel. In Spanje is er zelfs een deflatie van 0,9 procent, in Frankrijk van 0,1 procent, in Duitsland was er sprake van een mini-inflatie van 0,2 procent. De ECB zegt dat dit allemaal het gevolg is van de dalende olieprijs: in februari was energie 8 procent goedkoper dan een jaar eerder. De ECB kan daar ook niet veel aan doen, want de OPEC-landen pompen te veel olie op terwijl er in de wereld – vooral in China – minder vraag naar is.
Daar heeft de ECB een punt, maar economen becijferen ook hoe hoog de inflatie zou zijn als je geen rekening houdt met de energieprijzen. Ze noemen dat de kerninflatie, en die zakte vorige maand ook fors: van 1 naar 0,7 procent. Dat kan erop wijzen dat de lage energieprijzen doorsijpelen in de prijzen van andere producten, bijvoorbeeld via de plasticverpakking of de kostprijs om een product te vervoeren. Het kan ook zijn dat iedereen uit angst voor de toekomst zijn portemonnee dichthoudt, zodat er maar weinig vraag is naar allerlei producten en diensten, met als gevolg dat de prijzen dalen. Anders gezegd, de kans dat we in een langdurige crisis zitten, is reëel. Sommigen hebben het zelfs over ‘secular stagnation‘, een eeuwige stilstand van de economie.
In Europa zakken dus overal de prijzen, maar er is een uitzondering: België. Bij ons wordt het leven wél duurder, de inflatie bedroeg 1,4 procent. Dat is dus een stevige 1,6 procentpunten meer dan het gemiddelde van de eurozone. Dat komt vooral omdat verschillende overheden bij ons belastingverhogingen doorvoerden. Zo werd de btw op elektriciteit opgetrokken, het inschrijvingsgeld voor hogere studies steeg, de accijnzen op alcohol verhoogden, er kwam een suikertaks op frisdranken en dan was er nog de Turteltaks, de nieuwe Vlaamse Bijdrage aan het Energiefonds. Dat drijft de prijzen en dus de inflatie op. Dat de inflatie bij ons vrij hoog ligt in vergelijking met andere Europese landen is gevaarlijk, zo waarschuwde gouverneur Jan Smets van de Nationale Bank al: aangezien de lonen bij ons gekoppeld zijn aan de inflatie, dreigen die sneller te stijgen dan in de rest van Europa. Zo kunnen we de concurrentiekracht, opgebouwd door de indexsprong, opnieuw kwijtspelen. Dat zou slecht nieuws zijn voor onze economie en werkgelegenheid.
Geen plan B
De ECB pompte sinds maart vorig jaar al 700 miljard euro in de economie. Aanvankelijk was gezegd dat ze daarmee zou doorgaan tot en met september dit jaar, maar afgelopen december werd al besloten die termijn te verlengen tot april 2017. Het komt er dus op neer dat de ECB tegen dan 1500 miljard euro zal hebben bijgedrukt om in het economisch systeem te injecteren in de hoop dat de inflatie aanwakkert. Nadat vorige week gebleken is dat het tegenovergestelde het geval is, wordt met meer dan gewone belangstelling gekeken naar wat de ECB op 10 maart zal beslissen.
ECB-hoofdeconoom Peter Praet verklaarde in een interview met Knack begin dit jaar dat ‘de ECB haar beleid zal voortzetten zolang dat nodig is’. Sommige economen houden er rekening mee dat de ECB een half jaar langer dan april 2017 euro’s in het economisch systeem zal brengen. Anderen denken dat het bedrag van 60 miljard per maand wel eens zou kunnen worden opgetrokken naar 80 miljard.
De ECB kan ook beslissen om de rente voor de banken nog verder te verlagen. Dat is niet alleen belangrijk voor de hele financiële sector, maar ook voor uw spaarboekje en portemonnee. Elke avond stallen de banken hun overtollige geld bij de ECB. Ze krijgen daarvoor een depositorente. Die rente is evenwel onder nul gezakt (-0,3 procent) en dus moeten de banken de ECB betalen om hun geld bij haar te mogen parkeren. De ECB wil de banken op die manier aansporen om hun geld niet bij haar te stallen maar uit te lenen aan gezinnen en bedrijven, die daarmee kunnen consumeren en investeren en dus de economie helpen groeien.
Die -0,3 procent kun je dus zien als een ‘strafrente’ voor de banken als ze hun geld niet uitlenen, maar in veiligheid brengen bij de ECB. De ECB zou die rente nog verder onder nul kunnen laten zakken. In Zwitserland bijvoorbeeld bedraagt ze -0,75 procent en sommigen denken dat de ECB haar rente geleidelijk zal verlagen naar -0,5 procent deze maand en -0,7 procent in juni. De Amerikaanse zakenbank JP Morgan gaat nog een stap verder. Volgens haar kan de ECB de ‘strafrente’ zelfs verlagen tot -4,5 procent, zij het voor een deel van het bedrag dat een bank daar stalt. Dit allemaal om de banken ertoe aan te zetten meer geld uit te lenen.
Er schuilt wel een groot gevaar in een nog lagere rente voor de banken: hun winstgevendheid komt in het gedrang want ze moeten niet alleen meer betalen aan de ECB, maar de rente om te lenen en die op spaarboekjes komen dan onder druk. De minimumrente op een spaarboekje is in ons land vastgelegd op 0,11 procent (0,01 procent basisrente plus 0,10 procent getrouwheidspremie). Bankiers hebben al gezegd dat dit te hoog is omdat ze zelf een rente van -0,3 procent moeten betalen. Sommigen vrezen dan ook dat een nog lagere rente de financiële sector opnieuw in de problemen zal brengen. Je zou natuurlijk ook de wettelijke minimumrente op spaarboekjes kunnen verlagen, maar daar heeft minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) geen oren naar. Hij wijst erop dat met onze inflatie van 1,4 procent de spaarder die 0,11 procent krijgt op zijn spaarboekje al 1,3 procent verliest aan koopkracht. Verlaag de wettelijke minimumrente en de spaarder verliest nóg meer.
Wat de ECB op 10 maart zal beslissen, is koffiedik kijken. Niemand in Frankfurt wil daarover ook maar enige commentaar kwijt. Wel duidelijk is dat de twijfel groeit of ‘meer van hetzelfde’ wel de juiste strategie is. Peter Praet bekende begin dit jaar in Knack dat er bij de ECB ‘geen plan B is, er is maar één plan’. Maar ook hij beseft dat de geloofwaardigheid van de ECB in het gedrang komt als haar strategie niet de juiste resultaten oplevert.
DOOR EWALD PIRONET
Aangezien de lonen in België gekoppeld zijn aan de inflatie, dreigen die sneller te stijgen dan in de rest van Europa.