In tijden van grensoverschrijdend gedrag en intimidatie kunt u maar beter wat haar op de tanden kweken. Knack nam de proef op de som en schreef zich undercover in voor een assertiviteitscursus. ‘Je mag echt niet onderschatten hoe hoog de drempel voor sommigen ligt.’
Bekentenis: ze hadden het ons lang geleden al aangeraden, zo’n assertiviteitscursus. Het advies in kwestie kwam van een goedbedoelende ex-leerkracht, heilig overtuigd van de heilzame effecten voor onzekere, puberende pupillen. We zijn er nooit op ingegaan, we hadden wel andere katten te geselen. Jaren later blijkt het er voor journalisten bij te horen dat je op lezersfora allerhande wordt weggehoond. Een mens is nooit te oud om van zich af te leren bijten. Genoeg, zeggen wij. Genoeg gestameld aan de koffiemachine. Genoeg kaas van ons brood laten eten in de refter. Genoeg omvergeblazen door die alfahonden van de eindredactie. We schrijven ons in voor acht lessen bij de Christelijke Mutualiteit. In Antwerpen, waar assertiviteit tot het inburgeringspakket behoort.
In de lift richting derde verdieping is het muisstil. De twee liftgenoten staren naar de grond, zoals het onwennige cursisten betaamt. Bij wijze van camouflage staren wij mee. Ook in het leslokaal hangt een gewijde stilte. De stoelen en tafels staan in een rechthoek opgesteld. Met gespeelde schroom monsteren we de klasgenoten. Ze zijn met een twintigtal. Lesgever van dienst is psychotherapeut Bruno Vossen, die de cursus al enkele jaren geeft. Tijdens zijn carrière in het Belgisch Leger begeleidde hij vooral brandwondenpatiënten. Hij hield er een schat aan ervaring aan over, en een bijzonder assertieve snor.
Wij, subassertieven
Wie gehoopt had op een schreeuwerige coach die cursisten strijdkreten ( Tsjakka! of Woepie!) aanleert om de wereld mee te lijf te gaan, blijft wat op zijn honger zitten. Ken jouw vijand, lezen we op de slideshow die vooraan geprojecteerd wordt. Die vijand heet blijkbaar ‘subassertiviteit’. Subassertieven laten met zich sollen, en komen daardoor in conflict met zichzelf. Ze stellen zich voortdurend vragen als Wat zal mijn baas wel niet zeggen als ik opkom voor mezelf? of Ga ik geen vrienden verliezen als ik nee zeg?
Om die demonen uit te bannen, moeten we werken aan de drie G’s: Gewaarwordingen, Gedachten en Gedrag. De cursus is interactief, maar heeft desondanks een aanzienlijke dosis theorie. ‘Het is dan ook geen assertiviteitstraining’, legt Vossen uit. ‘Bij een training leer je assertief gedrag aan zonder te snappen waarom je je zo moet gedragen. Het is belangrijk dat je begrijpt waarom het zo moeilijk is om nee te zeggen of voor jezelf op te komen. Als de aangeleerde technieken niet beklijven, zullen mensen ze toch niet toepassen.’
Maar eerst: subassertieven in Vlaanderen. Een korte spiedende blik leert dat de meeste klasgenoten vrouwen zijn, die doorgaans al flink vijftig jaar op de teller hebben staan, al zijn er ook enkele veertigers en dertigers bij. ‘De samenstelling varieert van cursus tot cursus’, zegt Vossen. ‘Er is geen echt doelpubliek, soms zitten in zo’n cursus bijna uitsluitend studenten. Het is wel zo dat echte intellectuelen zeldzaam zijn – al heb ik weleens architecten, advocaten en zelfs artsen in de les.’
De meeste klasgenoten zijn inderdaad geen introverte neuroten die na een ongelukkige jeugd vol gestotter en mishandeling geen sociaal contact kunnen leggen. Vaak zijn het juist sociaal vaardige en hartelijke mensen, met een soms pittig gevoel voor humor. Enkelen hebben in het verleden een depressie of burn-out gehad, maar de meesten zijn voordien amper met psychiatrie in contact gekomen. Ons grootste probleem: nee durven te zeggen. Andere problemen: een gesprek gaande houden, assertief zijn zonder agressief over te komen, omgaan met kritiek. Problemen waarmee de gemiddelde Knack-journalist dagelijks geconfronteerd wordt.
Ontspannen
Les twee, met de G van Gewaarwordingen. We overlopen een lijst met lichamelijke gewaarwordingen die op subassertiviteit kunnen duiden, en dat zijn er heel wat. Tot de mogelijkheden behoren: snelle of onregelmatige hartslag, moeheid, gehoorstoornissen, concentratieproblemen, klamme handen, kortademigheid, duizelingen, winderigheid, trillende stem, droge mond, blozen, slikmoeilijkheden, boeren, angstig gevoel, brok in de keel of nog een van de 35 andere mogelijke sensaties op de grote lijst – tijdens het lezen voel je ze plots allemáál opkomen. Het idee achter de eerste G is eenvoudig: als je je gewaarwordingen onder controle kunt houden, voel je je beter en dus assertiever in je vel. Zo adviseert Vossen buikademhaling aan te leren, omdat dat een kalmerend effect heeft.
Na de pauze gaat het van kwaad naar erger met de relaxatie. Op de tonen van Vossens weldadige basstem doen we aan collectieve relaxatie. Met gesloten ogen en achteruitgeschoven stoel probeert ondergetekende met de moed der wanhoop te ontspannen. Concentreer u op uw rechterhand. Even met één halfopen oog de anderen monsteren. Ze zijn allen in opperste concentratie. Ge voelt uw rechterhand zwaar worden. Ai. Denk aan reggae, snel. Of nee, traag. Uw rechterhand valt nu langs uw lichaam, en is helemaal ontspannen. De cursus krijgt stilaan de allures van een yogasessie, maar dan met minder yups. Héélemaaaal Oooontspannen. Nee, toch niet. De meeste klasgenoten zitten er duidelijk ook maar wat onwennig bij.
Na de relaxatiesessie stelt Vossen de scepticus in ondergetekende gerust. ‘De cursus is een buffet, geen menu’, legt hij uit. ‘Ik wil mensen niet in een keurslijf dwingen, dat heeft geen zin. Bovendien zijn hun problemen ook verschillend: de ene heeft meer moeite met nee zeggen, de andere heeft meer moeite om zijn gewaarwordingen onder controle te houden. Hoe meer je aanbiedt, hoe meer kans er is dat mensen er iets van oppikken. Het is een illusie te denken dat mensen de hele cursus van a tot z kunnen overnemen en integreren.’
De onverbiddelijke zoener
Les drie, G twee: Gedachten. Om het belang van gedachten te illustreren, vertelt de docent de fabel van de tijger. Stel u voor dat er aan de deur geklopt wordt. U maakt open, en ziet een tijger voor de deur staan. Dan zijn er twee mogelijkheden. Mogelijkheid één: u gooit de deur dicht, gilt de buurt bijeen en kiest het hazenpad via de nooduitgang. Mogelijkheid twee: u kent de tijger in kwestie toevallig, weet dat het een braaf en vegetarisch georiënteerd exemplaar is en geeft het beest een aai. ‘We plakken een etiket op wat we zien’, legt Vossen uit. ‘Die gedachte bepaalt alles wat daarop volgt. Bij veel subassertieven zijn die gedachten onjuist of onrealistisch. Het zijn gedach-ten als Ik mag niemand kwetsen of Iedereen moet mij graag hebben, of Ik voel me schuldig als ik nee zeg.’ Om die gedachten te counteren, bestaan er verschillende technieken. Techniek één: ‘Trek je interpretaties in twijfel. Daag je eigen gedachten uit: hoe groot is de kans dat net mijn interpretatie de juiste is? Wat is het ergste dat er kan gebeuren? Helpt die gedachte mij vooruit?’ Vossen raadt de cursisten ook aan om een slagzin te bedenken, of er een te kiezen uit een door hem aangereikte lijst. Ondergetekende kiest voor Er is morgen nog een dag. Geen voor de hand liggende keuze, in een door deadlines gedomineerde branche.
Tijd voor een getuigenis. Aan het woord is Tanja, een vriendelijke dame van een jaar of vijftig. Tanja heeft op haar werk een wat dominante collega, laten we hem voor de gelegenheid Pol noemen. Pol is zeker niet onvriendelijk, maar heeft de neiging om haar met een kus te begroeten. Op de mond, en dat vindt Tanja maar niets. Omdat Tanja Pol er niet op durft aan te spreken, heeft ze een andere collega gevraagd om Pol duidelijk te maken dat ze mondkussen maar matig apprecieert als ochtendlijke begroeting. Een strategie die helaas niet aanslaat: die ochtend stond hij er weer, mét kus.
Vanaf les vier wordt het echt interessant. De laatste vijf lessen zoomen in op de laatste G, van Gedrag. We leren technieken om een gesprek aan de gang te houden, kritiek te geven en te ontvangen, hulp te vragen. De theorie blijkt helemaal niet zo ingewikkeld. Vaak zijn het eenvoudige tips, bijna clichés, met leidzinnen als ‘Ik ben ook maar een mens’. We krijgen ook modelzinnen waarmee we ons uit hachelijke situaties kunnen redden. ‘Ik heb liever niet dat jij je daarmee bemoeit’, bijvoorbeeld, of ‘Ik wil nu met rust gelaten worden’ en ‘Ik wil het liever over iets anders hebben’. Vossen: ‘Al moedig ik zeker niet aan die zinnen gewoon vanbuiten te leren. Maar het kan geen kwaad om enkele vaste zinnen in je achterzak te hebben waarop je in bepaalde situaties kunt terugvallen.’
Kleine overwinningen
Les zes, en de tongen komen stilaan los. Een getuigenis van Simon, een wat verlegen ogende veertiger, vader van twee. Probleem in kwestie (we hadden het ook anders gewild): een dominante schoonmoeder. Vaak worden Simon en eega gesommeerd om ’s zondags om drie uur – stipt, ook de derde leeftijd heeft het druk in het weekend – op de koffie te komen. Om tien voor drie, wanneer Simon de kinderen in de auto probeert te krijgen, komt er al een eerste controlerend telefoontje om te vragen waar ze in godsnaam blijven. Avondeten is verplicht, ook al staat de eigen koelkast thuis nog bomvol. ‘Geen land mee te bezeilen’, aldus Simon.
Nee durven te zeggen, het is zonder meer het voornaamste werkpunt van deze groep. No seems to be the hardest word – wat was er toch met Elton John loos dat hij niet voor die woorden koos. ‘Veel mensen hebben de neiging om zich een psychologisch ‘ja’ aan te praten’, zegt Vossen. ‘Zoals: Ik kan die mens toch niet laten sukkelen? Of: Nee zeggen is harteloos. Mensen voelen zich verplicht om “ja” te zeggen, of zijn verrast door de vraag en kunnen geen ander antwoord bedenken dan “ja”.’
‘Nee’ kun je werkelijk op een onnoemelijk aantal manieren zeggen. Een van de meest vermetele manieren is de techniek van de kapotte grammofoonplaat: hetzelfde antwoord blijven herhalen. Het is vooral een handig trucje om discussie te vermijden. Vossen legt er vooral de nadruk op dat een nee geen verontschuldiging behoeft. ‘Het is belangrijk dat we de teleurstelling bij de andere accepteren. Je mag niet denken dat je altijd goed kunt doen voor iedereen. Dat kan niemand.’
Naarmate de lessenreeks vordert, boeken de klasgenoten vorderingen. Sonja (34) is erin geslaagd een voorstel van haar al te opdringerige vriendin af te slaan. Myriam (50) heeft die dominante bullebak van een baas assertief van antwoord gediend. Suzanne (61) heeft gemerkt dat ze met de tips uit de les gemakkelijker een gesprek gaande kan houden. Simon heeft ondertussen zelfs al een oekaze van zijn schoonmoeder afgewimpeld. Het zijn stuk voor stuk kleine overwinningen, maar toch lijken veel cursisten echt iets op te steken.
Plots neemt Iris (36) het woord. ‘Eigenlijk is het toch erg dat we dit op school niet aan onze kinderen leren. Ik had dit allemaal graag zo veel eerder geleerd.’ Ze kijkt ons met grote ogen aan, de rest van de klas knikt. Ondanks de schijnbaar eenvoudige opzet is een assertiviteitscursus best zware kost, geven ze toe. De meeste cursisten hebben geen idee waaraan ze beginnen, weet Vossen. ‘De meesten hebben voordien nooit stilgestaan bij hun achterliggende gedachteprocessen. Ze moeten hun gedrag veranderen, en dat brengt hen vaak in conflict met hun omgeving. Je mag echt niet onderschatten hoe hoog de drempel voor veel mensen wel ligt om nee te zeggen of voor zichzelf op te komen.’
Een eindbalans van de cursus is moeilijk op te maken. Na de laatste les gaan de cursisten elk hun weg, opvolging is niet vanzelfsprekend. Hoe succesvol zijn cursus is, valt dan ook voor Vossen moeilijk in te schatten. ‘Ik heb door de jaren heen geleerd geen mirakels te verwachten’, geeft hij toe. ‘Onderschat niet hoe moeilijk het voor veel mensen is om hun gedachten en gedragspatronen te veranderen. Een assertiviteitscursus is geen wondermiddel. Als mensen na een lessenreeks nu en dan al eens gemakkelijker nee durven te zeggen, ben ik als lesgever eigenlijk al lang tevreden.’
‘WERKEN AAN JOUW ASSERTIVITEIT’ WORDT GEORGANISEERD DOOR DE DIENST GEZONDHEIDSPROMOTIE VAN CM ANTWERPEN. INFO: WWW.CM.BE/AGENDA.
(DE NAMEN VAN DE BETROKKEN CURSISTEN WERDEN AANGEPAST)
DOOR JEROEN ZUALLAERT