In België werd pas in 1998 een totaalverbod op asbest van kracht. De Europese Commissie waarschuwde al in 1962 en 1966 voor de risico’s op kanker. Dat blijkt uit nieuw bewijsmateriaal dat Knack in handen kreeg. De ravage die de voormalige asbestmultinational Eternit heeft aangericht, is intussen zichtbaar op de kaart van Vlaanderen.
De industrie sloeg klaarblijkelijk de waarschuwing van Europa in de wind, met de bekende nefaste gevolgen voor de volksgezondheid. De Europese Commissie heeft aan de zes lidstaten van de toenmalige Europese Unie (België, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Italië, Luxemburg) in 1962 aanbevelingen geformuleerd, samen met een Europese lijst van beroepsziekten. In de lijst die in 1962 in het Publicatieblad van de Commissie verscheen, is niet alleen van asbestose sprake, maar ook van longkanker. In de medische notities die bij de volgende Europese aanbeveling uit 1966 horen, werden de risico’s van asbestblootstelling uitvoerig beschreven. Behalve voor asbes-tose en longkanker waarschuwden de experts ook voor longvlieskanker. In de werkgroep die de medische notities samenstelde, zaten voor België professor dr. K. Vuylsteek (UGent), professor dr. E.G. Bigwood (ULB) en arbeidsgeneesheer D. Thonon (lid van het Technisch Comité van het Fonds voor de Beroepsziekten). Het officiële document werd ons toegestuurd door Jo Maebe, geneesheer-inspecteur bij het RIZIV, naar aanleiding van de reeks ‘Asbest, de seriemoordenaar’, die vanaf half juni in Knack verscheen.
In de medische notities van de Europese Commissie staan de voornaamste gevarenbronnen opgesomd, zoals: ‘werkzaamheden bij warmte- en geluidsisolatie, de verwerking van asbestafval en de fabricage en de verwerking van asbestcementproducten.’ De Belgische asbestreus Eternit wordt hier als voorbeeld vermeld. Eternit hield in zijn propaganda nog decennia vol dat asbestcement – zoals wijlen gedelegeerd bestuurder Etienne Van der Rest het uitdrukte – ‘het perfecte huwelijk’ was. Asbest vermengen met cement leverde een steviger en schijnbaar ongevaarlijk product op. Dat nam natuurlijk niet weg dat asbest aangeleverd moest worden en dat arbeiders tijdens de productie werden blootgesteld.
Opmerkelijk is dat de specialisten in de notities niet alleen wezen op risico’s voor arbeiders die rechtstreeks met asbest in contact kwamen, maar ook op het gevaar voor ‘personeel, tewerkgesteld in de nabijheid van een verontreinigde atmosfeer’. Vandaag blijkt dat omwonenden van fabrieken evengoed ziek worden en sterven. Door de lange incubatietijd van longvlieskanker neemt de ramp pas in de laatste decennia haar ware proporties aan.
De aanbeveling en de medische notities werden in 1966 gepubliceerd, met het uitdrukkelijke verzoek dat de nationale administraties zorg zouden dragen voor een ruime verspreiding, niet alleen bij overheidsdiensten en particuliere instellingen, maar ook bij de beroepsorganisaties van werkgevers en werknemers, bedrijfsgeneeskundige leerstoelen, instituten en diensten.
‘De commissie’, zo luidt het, ‘hoopt door een betere kennis van de risico’s indirect, maar in niet geringe mate, bij te dragen tot de preventie van beroepsziekten en de taak van de artsen te vergemakkelijken.’
CONSENSUS VANAF 1965
In de jaren 60 werd ook in de huisartsen-opleiding al uitvoerig aan asbestblootstelling aandacht besteed. Professor dr. Karel Vuylsteek (UGent), die aan de medische notities heeft meegewerkt, onderrichtte in 1968 de studenten tijdens zijn cursus sociale geneeskunde over het risico op asbestose, long- en longvlieskanker. ‘Ik ben les beginnen te geven in ’62’, aldus Vuylsteek. ‘Ik vermoed dat ik daar dan al in mijn lessen over gesproken heb, maar absoluut zeker ben ik maar vanaf mijn geschreven cursus in ’68. Hierin staat duidelijk het verband met long- en longvlieskanker. Niet alleen de studenten die zich in arbeidsgeneeskunde specialiseerden, maar ook de doctoraatstudenten van de algemene vorming kregen hier les over. Dus ook de huisartsen.’
In zijn cursus haalt Vuylsteek Eternit als voorbeeld aan om te illustreren op welke manier arbeiders zonder bescherming aan asbest werden blootgesteld: ‘De taak van mijnheer F. bestaat in het mengen van de gemalen asbestvezels met cementbrij tot het vervaardigen van asbestplaten. Deze bereiding verwekt heel veel stof. Desondanks werden in dit atelier geen bijzondere maatregelen getroffen. Af en toe vervaardigden de arbeiders zelf met een vod of zakdoek een antistofmasker.’
Is het dan mogelijk dat bedrijfsartsen van asbestbedrijven in dezelfde periode niet van de risico’s afwisten? Vuylsteek: ‘Ze moeten dat geweten hebben. Ik was samen met mijn Leuvense collega, professor dr. Ghyselen, in contact met Eternit. Ze waren zich daar goed bewust van het probleem. We hebben Eternit op de hoogte gebracht van de literatuur. Dat moet eind jaren zestig, begin jaren zeventig geweest zijn.’
En vanaf wanneer kende het Fonds voor de Beroepsziekten de risico’s? ‘Van asbestose wist het al lang. Halverwege de jaren zestig was het op de hoogte van het verband met long- en longvlieskanker.’
‘Sinds ’64 was er wetenschappelijke consensus over de risico’s op long- en longvlieskanker’, bevestigde Claude Got een paar weken geleden in Parijs tijdens de prijsuitreiking van de Prix Prescrire voor zijn boek Comment tuer l’État?. De vermaarde professor stelde op verzoek van de Franse overheid in ’98 een vernietigend rapport over de asbestindustrie samen. In 1964 organiseerde de New York Academy of Sciences een internationale conferentie over de biologische gevolgen van asbest, die door de professoren Irving Selikoff en Jacob Churg werd voorgezeten. Selikoff had over de kankerverwekkende eigenschappen van asbest nagelharde bewijzen verzameld. De conferentie en de publicatie van het conferentieverslag in 1965 betekenen een mijlpaal in de kennis over asbest.
DE KAART VAN VLAANDEREN
Toch duurde het tot 2005 vooraleer een totaalverbod in de Europese Unie van kracht werd. Dat dit zo lang heeft aangesleept, blijkt nu rampzalig. Niet enkel asbestarbeiders, maar ook hun familieleden en zelfs omwonenden van fabrieken worden vandaag geveld door longvlieskanker, dat een latentieperiode van gemiddeld 30 jaar heeft.
De gevolgen voor Vlaanderen laten zich vandaag aflezen op de kaart die Knack kreeg doorgespeeld van de RTBF-collega’s van Questions à la Une met wie we voor dit artikel hebben samengewerkt ( zie kaart hieronder). Het zwartgekleurde driehoekje is de gemeente Kapelle-op-den-Bos waar zich de Eternit-fabriek bevindt. In dit gebied is het aantal gevallen van longvlieskanker significant hoog: elf keer hoger dan normaal. Volgens professor Ben Nemery (KU Leuven) komt ook in de omringende gemeenten longvlieskanker verhoogd voor. Tevens zijn er op andere plaatsen in Vlaanderen gemeenten waar longvlieskanker vaker dan gewoon opduikt, maar die cijfers zijn niet significant.
Hoe is de industrie erin geslaagd om nog bijna veertig jaar na de medische consensus over de schadelijkheid van asbest haar moordende producten te commercialiseren? De in heel Europa georkestreerde lobbycampagnes van de asbestindustrie waren geen slag in het water. Dit heeft Knack uitvoerig in juni toegelicht.
In Frankrijk gaat justitie er tegenwoordig van uit dat niet enkel de asbestproducenten, maar ook de overheid boter op het hoofd heeft. De laatste maanden komen ook in ons land de tongen los. ‘Ons werd gezegd dat we niet moesten overdrijven over het asbestgevaar’, bevestigen meerdere bronnen bij de medische arbeidsinspectie, ‘De voordelen zijn zo groot!’ De brand in de Innovation in 1967 leverde de industrie een argument om het gebruik van asbest fel uit te breiden. Het werd zelfs onnodig toegepast voor louter akoestische doeleinden, zoals in schouwburgen. Bij de administratie die verantwoordelijk was voor brandbeveiliging gold asbest als een wondermiddel. De technische arbeidsinspectie beval het aan. Het was de medische arbeidsinspectie die als eerste in de jaren zeventig het probleem aankaartte. Maar dit ging niet ver genoeg. Pas in het midden van de jaren tachtig volgde een drastische aanpak.’
Waarom zo laat? ‘De industrie zaaide bewust verwarring door discreet onderzoek te sponsoren dat in haar kaarten speelde. Inspecteurs waren geen wetenschappers die de betrouwbaarheid van de studies konden checken. Als arbeidsinspecteur moest je vroeger de industrie veeleer haar gang laten gaan. Je werd verondersteld soepel te zijn. Een soort passieve corruptie, zeg maar. Bij de inspectie hanteerden sommigen een laisser-fairepolitiek. En af en toe een graantje meepikken mocht! In die tijd ging dat zo. Natuurlijk zijn er altijd inspecteurs geweest die hun werk serieus deden. De situatie kantelde met de komst van de generatie van ’68. Die liet zich minder door macht intimideren en stelde dat het niet kon dat de gezondheid van mensen op het werk in gevaar komt. Hierdoor wijzigde de mentaliteit binnen de inspectie. Er kwam een grotere groep oudere en jongere inspecteurs die consequent optraden tegen gezondheids- en veiligheidsrisico’s.’
Andere bronnen bij de medische arbeidsinspectie bevestigen: ‘Het grote probleem is dat het beleid niet gebaseerd was op wetenschappelijke kennis, maar op wat de sociale partners dicteerden. De administratie beschikte zelf niet over voldoende kennis om een gezondheidsbeleid te ontwikkelen. Hiervoor was ze volledig op de bedrijfswereld aangewezen die wél zeer goed was georganiseerd om informatie te verwerven en te verstrekken. Dit probleem is vandaag nog altijd niet volledig de wereld uit. Over asbest moest de administratie bij Jacques Lepoutre, de bedrijfsarts van Eternit, te biechten gaan. In die tijd beschikte de top van de administratie niet altijd over de nodige expertise om de job naar behoren uit te voeren. Louis Denonne, de directeur-generaal van de Medische Inspectie, zat niet dankzij zijn kennis aan het hoofd van de administratie. Hij was politiek benoemd.’
Marie-Anne Mengeot, onze RTBF-collega die sinds de jaren zeventig op het asbestdossier pionierde, werd door Louis Denonne voor informatie over de schadelijkheid van asbest simpelweg doorgestuurd naar Jacques Lepoutre.
PERSONEEL VOELT ZICH VERRADEN
Meerdere ex-Eternitwerknemers getuigen dat ze bij Eternit zelden of nooit inspecteurs hebben gezien. ‘Daar kwam pas in de jaren tachtig verandering in met de komst van arbeidsinspecteur Dirk Van Nuffen. Hij heeft ervoor gezorgd dat het gebinte van het dak van de buizenafdeling in Tisselt werd gesaneerd. Dat was op aandringen van bedrijfsarts Lepoutre. Die werd plots strenger op het eind van zijn carrière. Dat was wel rijkelijk laat.’
‘Pas sinds de asbestreeks in Knack zijn we gaan beseffen wat werkelijk boven onze hoofden hangt. Van asbestose hadden we allemaal gehoord. We wisten niet dat longvlieskanker zo breed om zich heen grijpt. Nu voelen we ons door Eternit verraden, jazeker, verraden! Nu pas dringt het door dat de top het altijd maar al te goed geweten heeft. Bij de oudere werknemers van Eternit die met het gevaarlijke blauwe asbest hebben gewerkt, is paniek ontstaan. Ze beseffen dat ze wel eens niet zo lang van hun pensioen zouden kunnen genieten. Een aantal van hen heeft hierdoor een viervijfde werkregeling aangevraagd om toch nog zo vaak mogelijk met de kleinkinderen te kunnen optrekken.’
Door de groeiende commotie kwamen er ook vergaderingen tussen de vakbondsafgevaardigden, de ondernemingsraad en het Comité Veiligheid en Gezondheid. ‘De vakbonden hebben de onrust aangegrepen om van de directie maatregelen in de wacht te slepen, maar dat heeft nog niet veel uitgehaald. Het loopt bijvoorbeeld mis met de uitstapregeling voor de oudere werknemers vanaf 55 jaar. Die worden nog geregeld opgeroepen door de RVA om werk te zoeken! Omdat de angst bij de oudere werknemers zo groot is, overweegt de directie hen psychologische begeleiding aan te bieden. Het vuur bij de vakbonden is vandaag wel alweer flink afgekoeld.’
Op dit moment is het kantoor van de bedienden hermetisch afgesloten omdat er asbest moet worden verwijderd. ‘Dat doet zeer als je weet hoe wij met asbest moesten werken. Tot halverwege de jaren zeventig werd er slordig met asbest omgesprongen. We moesten soms zelfs in de ‘Willows’ kruipen, de machines die blauwe asbest ontvezelen. Dat werk kon je niet weigeren. Dan vloog je buiten. Dat was de mentaliteit. Over asbest werd niet flauw gedaan.’
Meerdere oud-personeelsleden getuigen ook dat sinds de mediaheisa de ogen van veel werknemers van Eternit zijn opengegaan. ‘Er wordt ook in de streek openlijker over gesproken. De huisartsen reageren alerter. We weten nu dat er een serieuze toename is van het aantal longvlieskankers bij Eternit-werknemers en mensen in de omgeving.’
Aan al het menselijk leed van het asbestschandaal hangt een behoorlijk kostenplaatje. Tot nog toe krijgen alleen werknemers die door asbest ziek zijn geworden een vergoeding van het Fonds voor de beroepsziekten. Een groot aantal zelfstandigen die met asbest hebben gewerkt, blijft in de kou staan. Hetzelfde geldt voor de vele asbestzieken die in de omgeving wonen van asbestfabrieken en het groeiende aantal milieuslachtoffers die nooit in de industrie hebben gewerkt. Alles wijst erop dat hier in de nabije toekomst verandering in komt. De regering heeft tijdens het recente begrotingsconclaaf beslist om vanaf 2007 jaarlijks tien miljoen euro te reserveren voor een Fonds voor asbestslachtoffers. Of alleen de gemeenschap moet opdraaien voor de asbestslachtoffers, wordt dit najaar zeker het voorwerp van parlementaire debatten.
Het lijkt niet onlogisch dat de asbestbedrijven, die enorme winsten hebben geboekt, mee opdraaien voor het menselijk leed dat ze hebben veroorzaakt.
De meeste asbestbedrijven die in ons land actief waren, zijn intussen wel over de kop gegaan, hebben hun deuren gesloten, of hervormden zich tot specialisten in asbestverwijdering. Eternit betaalt zieke ex-werk-nemers of hun familieleden een beperkte tegemoetkoming van ongeveer 42.000 euro.
Met de creatie van het Fonds hoopt België een snelle inhaaloperatie te maken tegenover buurlanden Nederland en Frankrijk, waar al enige tijd een soortgelijke regeling voor asbestslachtoffers bestaat. Op nog wel meer punten loopt ons land achter. Correcte data en diepgaand epidemiologisch onderzoek zijn voor het asbestprobleem niet onbelangrijk. Hoe wil ons land een beleid ontwikkelen als de overheid het raden heeft naar de werkelijke omvang van de ramp?
Italië heeft al jaren een verplicht register voor longvlieskanker. Het epidemiologisch onderzoek ging er in 1984 van start. Vandaag houdt een team van tien epidemiologen zich permanent bezig met de analyse van de verzamelde gegevens. In België is registratie van longvlieskanker veel te laat op gang gekomen en moet verder epidemiologisch onderzoek uitgebouwd worden. In mei van dit jaar opende de Stichting Kankerregister officieel de deuren. Ziekenhuizen die oncologische basiszorg aanbieden, zijn verplicht al hun kankergevallen te registreren. Dit geldt ook voor de gevallen van longvlieskanker.
‘We halen onze gegevens van de specialisten die kankerpatiënten behandelen en van de anatoompathologen’, zegt dr. Liesbet Van Eycken, de directeur van de Stichting Kankerregister. ‘Ik ben er zeker van dat er bijna geen gevallen van longvlieskanker zullen ontsnappen. Maar als we volledige en correcte cijfers hebben, begint het pas! Als er met die cijfers niets gebeurt, blijft het een kerkhof van gegevens. We hebben een goede analyse van die gegevens nodig. Ik denk aan epidemiologisch onderzoek door het Kankerregister zélf, maar ook door vorsers aan universiteiten. Het is van groot belang dat de overheid hierin investeert.’
WIE HEEFT HET GEDAAN?
Rijst ook de vraag wie voor het schandaal verantwoordelijk is. En kan de dood van zo veel mensen straffeloos blijven? Als er in het asbestdossier sprake is van collectieve schuld, dan hebben de voormalige asbestbedrijven op het vlak van schadevergoeding niet veel te vrezen van eventuele vorderingen van hun werknemers. Volgens een historisch akkoord tussen overheid, industrie en vakbonden kunnen werknemers die een beroep doen op het Fonds voor de Beroepsziekten bedrijfsleiders niet voor de burgerlijke rechtbank dagen. Tenzij een opzettelijke fout kan worden aangetoond. Vandaag loopt daarom welgeteld één burgerrechtelijk asbestproces.
In Frankrijk ligt dat anders. Daar lopen sinds 1996-1997 duizenden burgerlijke zaken. De slachtoffers worden financieel vergoed op basis van de ‘faute inexcusable’die de industrie volgens justitie heeft begaan. De Franse wet voorziet in deze ‘onverschoonbare fout’ die de werkgevers wordt aangewreven, omdat ze van de gevaren van asbest op de hoogte waren en te weinig bescherming boden aan de werknemers en de omgeving. In het kader van strafprocessen valt de Franse justitie de laatste tijd ook bij de bevoegde overheden en voormalige asbestbedrijven binnen.
In de zomervakantie dacht Groen! naar aanleiding van de Knack-reeks het tij te keren door een parlementaire onderzoekscommissie in het leven te roepen die zou nagaan wie in Vlaanderen voor de jarenlange ontkenning van de dodelijke effecten van asbest verantwoordelijk is. Bij wijze van compromis komen er dit najaar hoorzittingen die dezelfde doelstelling zouden hebben als een onderzoekscommissie.
‘QUESTIONS à LA UNE’, RTBF 1, WOENSDAG 25 OKTOBER OM 20.15 UUR
DOOR MARLEEN TEUGELS EN NICO KROLS