‘In september zijn we nog nooit favoriet geweest’, zegt Anders Kristiansson (54), coach van volleybalclub Maaseik, lachend op het eind van het interview. ‘Behalve misschien dat ene jaar dat we géén prijs wonnen.’ Wat niet belet dat Maaseik al voor het derde jaar op rij de beker pakte, een uitermate sterke Europese campagne afleverde, en nog maar eens titelkandidaat nummer één is.

‘Vakkennis vormt altijd de basis, in alle beroepen trouwens’, zegt Anders Kristiansson. ‘Ik vertrek altijd van een visie: wie of wat heb ik nodig om een degelijke volleybalploeg samen te stellen? Bij Maaseik hebben we de knowhow en vele gedreven mensen in onze staf, dus bouwen we het zelf op. In tegenstelling tot andere clubs die ‘afgewerkte producten’ kopen. Om het culinair uit te drukken: ik koop geen voorverpakte maaltijden. Als ik mag kiezen, kook ik liever zelf. Nadeel is: als je je werk te goed doet, als het talent dat wij hier opleiden te groot is, dan is het na een tijdje weg. Dat is nu eenmaal zo.’

‘Talent is voor mij niet alleen goed bewegen, hoog kunnen springen, uitstekend balgevoel… Ik probeer ook altijd heel veel te weten te komen over het karakter van een speler. Talent zit voor een groot deel immers in het hoofd: wil iemand zélf beter worden? Vaak hoor je zeggen: deze of gene speler heeft veel talent én hij heeft ook nog veel wilskracht. Nee, wilskracht ís talent.’

Hoe ontdekt u dat soort spelers?

ANDERS KRISTIANSSON: Dat is moeilijk. Ik kijk heel veel naar volleybal, maar dan beoordeel je een speler alleen maar in wedstrijdsituaties. Daaruit kun je zeker nog niet alles afleiden. Om een voorbeeld te geven: als iemand goed beweegt, weet je nog niet of dat zijn natuurlijke gave is, dan wel of hij er hard op gewerkt heeft. Daarom praat ik veel met mensen uit zijn omgeving: trainers, bestuursleden, ploegmaats, spelers uit dezelfde competitie. Ik zit nu zowat 35 jaar in het vak: ondertussen heb ik een netwerk van relaties opgebouwd over de hele wereld, mensen op wier oordeel ik vertrouw. Zo kom je toch al aan 50 procent van wat je over iemand wilt weten. De rest probeer ik van de speler zelf te weten te komen: wat zijn z’n doelstellingen, hoe denkt ie over volleybal, is hij leergierig… Ik praat ook veel over zaken buiten het volleybal: wat waardeert iemand in het leven. Dat wil ik weten.

U kiest de juiste spelers, maar dan staat de ploeg er nog niet.

KRISTIANSSON: (lacht) Nee, nee. Verre van… Dan komt het erop aan dat je elke speler een rol geeft. En daarmee bedoel ik niet uitsluitend: jij bent nu middenman en jij een receptiehoekspeler. Nee, het ligt veel complexer: een speler moet altijd en overal weten wat zijn taak is, wat er van hem verwacht wordt. Hij moet zich altijd bewust zijn van de manier waarop hij de ploeg kan helpen. Samengevat zou ik zeggen: hij moet zich belangrijk voelen. Daarom krijgt elke speler van mij veel aandacht. Ze beseffen dat ik hen begeleid, dat ik let op wat ze doen. Natuurlijk corrigeer ik vaak, maar altijd op een positieve manier. Niet het gevoel geven dat ze het nog niet kunnen, wel dat het nog beter kan.

Eerst de strenge hand, om daarna de teugels te kunnen vieren. Klopt dat?

KRISTIANSSON: O ja, dat denk ik ook. Je moet van het begin af aan duidelijk maken wat je wilt. Trainen is een serieuze zaak, daarvoor worden we tenslotte betaald. En daarom moet je een training ook altijd góéd doen. Vital Heynen, onze spelverdeler, is 33 maar hij krijgt evenveel opmerkingen als Nico Freriks. Omdat ik vind dat hij niet op zijn lauweren moet gaan rusten, ook hij kan nog verbeteren.

Maar inderdaad, in het begin moet je nog duidelijker zijn. Later weten spelers wel wat je bedoelt. Duidelijk zijn is voor mij trouwens geen synoniem van streng zijn. Duidelijk zijn is wel: consequent zijn. Als je iets ziet wat niet aan je verwachtingen voldoet, moet je reageren. Buitenstaanders interpreteren dat als ‘hard’ zijn, spelers zelden. Tegelijkertijd ben ik ook een goeie Zweed en dat betekent: democratisch. Ik wil trouwens dat mijn spelers meedenken. Maar dat proces altijd weer op gang trekken, vind ik een van de moeilijkste aspecten. Ik weet wat ik wil, maar als een speler zelf op dat idee komt, wordt het resultaat nog beter.

Het moet ook klikken tussen de spelers. Kunt u dat als trainer beïnvloeden?

KRISTIANSSON: Ik heb jarenlang de Zweedse nationale ploeg getraind. Sportief een erg hoog niveau, maar iedereen had er natuurlijk dezelfde nationaliteit, dezelfde mentaliteit. Toen ik in Italië trainer was, werkte ik ook vrijwel uitsluitend met Italianen. Maar hier word ik geconfronteerd met zoveel nationaliteiten… een echte melting pot, een smeltkroes. Zeker dit jaar, nu we ook nog een Japanner in de ploeg hebben, een Braziliaan, een Tsjech, vorig jaar iemand uit Puerto Rico. Hoe je ’t ook draait, iedereen wordt in hoge mate beïnvloed door de cultuur waarin hij is geboren. Ik probeer uit elk aspect het positieve te halen. Daarom praten we veel over verdraagzaamheid, over ‘aanpassen aan mekaar’.

Een paar jaar geleden hadden we een groep, daarin klikte het gewoon niet. We kwamen er niet uit. Iedereen trainde hard en goed, maar ieder voor zichzelf. Geen groep. Toen zijn we ook geen kampioen geworden. Sindsdien let ik er van jaar tot jaar meer op – nog voor de spelers tekenen – of het menselijk klikt. En ik probeer dat inderdaad ook te beïnvloeden. Tijdens fitness-sessies zet ik mannen bij elkaar van wie ik weet: dat lukt wel. Maar na een tijdje moeten die in andere samenstellingen oefenen, zodat ze wel met elkaar in contact móéten komen.

In al uw Maaseikploegen van de afgelopen acht jaar zit één constante: spelverdeler Vital Heynen. Hoe belangrijk is hij?

KRISTIANSSON: Vital is heel belangrijk, maar zonder hem had het ook gekund. Dat denk ik wel. Alleen zou mijn eigen functie dan nog belangrijker geworden zijn. Want dan vertrek je echt van een wit blad, dan moet de trainer echt alles bepalen… Maar elke groep vindt toch zijn leider. Vroeg of laat kristalliseert die zich er toch uit. Vital en ik begrijpen elkaar goed, wij hebben ongeveer dezelfde ideeën over volleybal – anders was hij hier niet zo lang gebleven – maar ik heb hem nooit willen houden enkel en alleen om een vertrekpunt voor een nieuwe groep te hebben. Maar hij is natuurlijk wel belangrijk, zeker. En hij is ook beter geworden binnen een groep. Tien jaar geleden was hij nog lastig, hij had ’t moeilijk om andermans mening te aanvaarden. Dat is met de jaren totaal veranderd. Nu is hij een verstandige gast, met een brede kijk. Alleen moet ik nu opletten dat ik niet te veel op hem steun: soms moet ik Vital bijna beschermen, dat hij niet te veel invloed krijgt. Want zo komt zijn rol als spelverdeler in het gedrang. En dat is nefast voor hem én voor de groep.

Hoe snel weet u of het klikt in een nieuwe groep?

KRISTIANSSON: Ik ben er nog nooit zo zeker van geweest als dit jaar. Alleen wist ik niet of dit team ook zo goed zou presteren. Maar ik wist wel zeker dat ’t een mooie groep zou zijn om mee te werken. Daarvoor had ik ze te goed gescreend.

Alleen onze libero, de Japanner Hiroyoshi Hanano, was een vraagteken. Eerlijk gezegd was ik tegen zijn komst. Ik wist weinig over hem en ik vreesde de gebrekkige communicatie, het feit dat hij uit een totaal andere cultuur kwam… Maar toen hij kwam testen heeft hij me snel overtuigd. Weet je hoe? Hij durfde al eens nee te zeggen. Een zelfstandig man, dat zoeken wij. Want om goed te doen voor het collectief, moet je zelf sterk in je schoenen staan.

U werkt altijd met jongeren. Bouwt u even makkelijk een team met ervaren spelers?

KRISTIANSSON: Ja, dat denk ik wel. Maar het belangrijkste is: de spelers moeten nog gemotiveerd zijn. Ze mogen niet het punt bereikt hebben waarop ze alleen nog veel geld willen verdienen. Niks mis daarmee, overigens. Maar Maaseik beschikt niet over het geld om toppers van 27, 28 jaar aan te trekken. Ik weet dat spelers in andere clubs meer verdienen dan bij ons. Toch komen ze naar Maaseik. Omdat ze beseffen dat ze hier beter worden. Je moet, binnen een groep, het individu laten groeien. Een geheel vormen, zonder iemands individuele karakter weg te pakken. Daarom begin ik ook elk seizoen opnieuw, uitgaande van de mensen die ik heb. Ik kijk nooit terug, ik heb geen blauwdruk die ik elk jaar overneem.

Zou u niet eens graag een aantal jaren met dezelfde groep werken? Of hebt u telkens een nieuwe groep nodig om zelf scherp te blijven?

KRISTIANSSON: Ik begin ook niet elk jaar absoluut van nul, natuurlijk. Dat we dit jaar zo drastisch moesten veranderen heeft bijvoorbeeld te maken met het vertrek van Martin Lebl. Daardoor werden we gedwongen een totaal ander systeem te spelen. Plots paste een aantal spelers niet meer in het concept, ook al waren we heel tevreden over hen. Natuurlijk is het beter als een groep langer samenblijft. Maar spelers mogen ook niet uitgekeken raken op elkaar. Eerlijk gezegd, mijn interessantste periode totnogtoe was die bij de nationale ploeg van Zweden. Van nul begonnen – we hadden het niveau van Luxemburg – naar de wereldtop. Dat heb ik bijna 10 jaar gedaan, en de 4 sleutelspelers waren de hele tijd dezelfde. De laatste 5 jaar bleef vrijwel de hele ploeg onveranderd. Maar het hoogste wat we bereikten, was een twééde plaats, hé.

Winnen kort de leeftijd van een groep in, dan móét je ergens iets veranderen. Niet noodzakelijk de hele groep, maar er moet wel nieuw bloed bij komen. Vijf jaar met dezelfde groep spelen, altijd titel en beker winnen… dan wordt het moeilijk om het nog boeiend te houden.

Kris Croonen

‘Ik ben ook een goeie Zweed, en dat betekent: democratisch.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content