Een interview is hoogst ongebruikelijk. ‘Maar wij begrijpen dat de maatschappij meer openheid vraagt’, zegt Paul Cosyns, gewezen Grootmeester van de Reguliere Grootloge van België. Een gesprek over het wezen van de vrijmetselarij en de criteria om te mogen toetreden.
Een interview met Jacky Goris, Grootmeester Nationaal van het Grootoosten van België.
‘Ik kan u verzekeren dat wij niet naar de loge gaan om over politiek te praten’, zegt Paul Cosyns. ‘De politiek is iets wat mensen veeleer verdeelt dan samenbrengt, en het is niet onze bedoeling om verdeeldheid te creeren. Wij zijn ook geen vrijmetselaar geworden om over maatschappelijke problemen te debatteren. In de loge, waar je de vrijmetselarij beleeft, heb je de buitenwereld eigenlijk zelfs niet meer nodig. De broeders komen naar de loge om aan zichzelf te werken: de ruwe steen moet gepolijst worden. Vooruitgang maken in de vrijmetselarij betekent dat je jezelf tracht te verbeteren. Wat wij wel van belang vinden, is dat broeders in hun omgang met mensen de waarden van de vrijmetselarij uitdragen. Maar de loge zal wat ons betreft nooit stelling nemen in de politieke arena.’
In het gewone leven is Cosyns (61) diensthoofd psychiatrie aan het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen. Als vrijmetselaar was hij van 1999 tot 2002 Grootmeester van de Reguliere Grootloge van België, die volgende maand, op 15 juni, haar 25-jarige bestaan viert.
Bij die grootloge (of, zoals dat heet: obediëntie) zijn 41 loges en ongeveer 1500 vrijmetselaars aangesloten. Vrijmetselaars die, hoe eigenaardig dat in ons land ook mag klinken, geacht worden om het godsbestaan te aanvaarden, en die in de loge niet mogen praten over maatschappij, politiek of religie. ‘Die bepalingen behoren tot de eeuwenoude gebruiken, of landmerken, van de traditionele vrijmetselarij’, zegt Cosyns. ‘Het is een rode draad in onze traditie, die de Reguliere Grootloge in 1979 opnieuw wilde opnemen.’
De vrijmetselarij zoals we die vandaag kennen, is in 1717 in Londen ontstaan. Na twee eeuwen godsdienstoorlogen en politieke strijd voelden de stichters de noodzaak om elkaar te ontmoeten op een plek waar religieuze en politieke geschillen konden worden overstegen: de loge. Ze besloten het eens te zijn over het godsbestaan en niet te discussiëren over politiek. Bij ons hielden die statutaire bepalingen evenwel niet lang stand. Onder meer omdat de katholieke kerk de vrijmetselarij altijd scherp heeft veroordeeld, en gelovigen verbood om bij een loge te gaan, is ze in landen als Frankrijk en België uitgegroeid tot een vrijzinnig en parapolitiek verbond, met een sterk antiklerikaal geïnspireerd maatschappelijk project.
In 1959 ontstond de Grootloge van België, die opnieuw wilde aanknopen bij de Angelsaksische traditie. Gaandeweg sijpelden vrijzinnigheid en politiek opnieuw de loges binnen, zodat zich op 15 juni 1979 een nieuwe breuk voltrok. ‘De traditionele vrijmetselarij is een vorm van spiritualiteit’, zegt Cosyns. ‘En dat werd niet duidelijk genoeg meer gearticuleerd. Eind jaren zeventig was de Grootloge van België al haar internationale erkenningen kwijtgespeeld. Men had zich geïsoleerd van de Angelsaksische landen. Een aantal broeders wilde de schakel in die internationale ketting herstellen.’
Het is hoogst ongebruikelijk dat de Reguliere Grootloge, in dit geval bij monde van een gewezen Grootmeester, de pers te woord staat. Er valt geen standpunt te verkondigen, geen boodschap te verspreiden, geen eis te formuleren. Een vrijmetselaar kan trouwens alleen in eigen naam spreken, nooit in naam van zijn loge of grootloge. Toch staan Cosyns en zijn broeders achter dit initiatief. ‘De maatschappij is nu eenmaal veranderd’, zegt hij. ‘Het is duidelijk dat men in een democratische staat een grotere doorzichtigheid vraagt. Mensen zijn mondiger en willen transparantie. Daarmee willen wij rekening houden, door inderdaad meer open te zijn. Onze 25e verjaardag is een mooi moment om de buitenwereld meer informatie te verschaffen. Wij zijn soms verwonderd over de perceptie die de buitenwereld van ons heeft. De kennis is beperkt. Maar goed, misschien ligt dat ook een beetje aan onszelf. Men zegt soms dat wij een geheim genootschap zijn. Ik denk dat discreet een beter woord is.’
Stoort het u dat ‘vrijmetselarij’ in België bijna synoniem is met ‘vrijzinnigheid’?
PAUL COSYNS: Ja, omdat vrijzinnigheid niets te maken heeft met vrijmetselarij. Ik herken mij helemaal niet in het antiklerikale beeld dat aan de Belgische vrijmetselarij kleeft. Maar ik begrijp natuurlijk waarom het misverstand nog leeft, en waar het vandaan komt. Het is een historisch accident, eigenlijk. En de katholieke kerk heeft daar duidelijk aan meegeholpen, met verschillende encyclieken. Laten we zeggen dat men van beide kanten aan opbod heeft gedaan. Bij ons en in andere Latijnse landen is het dus een realiteit, maar internationaal gezien is het irrelevant. Als je het Belgische verhaal vertelt aan broeders in de Angelsaksische landen, bekijken ze je alsof je een marsmannetje bent. (lacht) Maar ook hier schept het verwarring: er zijn mensen die bij ons aankloppen en na een tijdje inzien dat ze zich van obediëntie hebben vergist.
Ze schrikken er wellicht van dat de aanvaarding van het godsbestaan bij u verplicht is.
COSYNS: De aanvaarding van het godsbegrip hoort er nu eenmaal bij. Alle werkzaamheden in de loge gebeuren ook ter ere van de Opperbouwmeester des Heelals – op bijbel, passer en winkelhaak. In functie van de betrokken kandidaat kan ook de thora of de koran worden gebruikt. Wat voor de kandidaat het Boek van de Heilige Wet is, is altijd aanwezig.
Wie of wat is de Opperbouwmeester des Heelals?
COSYNS: Het is de taak van elke vrijmetselaar om dat zelf in te vullen. Vrijheid van denken is essentieel. Je moet aan jezelf werken, je moet zelf aan de slag. Er zijn honderden, misschien wel duizenden varianten van godsgestalte die je kunt creëren of uitdenken. De invulling die je eraan geeft, kan ook evolueren. De leden zijn vrij om daarin hun weg te vinden.
Maar de vrijheid gaat dus niet zover dat je het godsbestaan mag ontkennen.
COSYNS: Je kunt natuurlijk extreem zijn: in sommige niet-traditionele loges gebruikt men een boek met lege pagina’s, in plaats van de bijbel, koran of thora. Dat kun je dan helemaal zelf invullen. Maar dan kan ik evengoed zeggen dat het een album van Suske en Wiske is. (lacht) En dat gaat natuurlijk niet. Ik zou zeggen dat elke broeder in eer en geweten een invulling van het godsbegrip kan zoeken. Elke kandidaat komt binnen met vragen – vragen over zichzelf. Wij bieden hem de instrumenten om de zoektocht aan te gaan, samen met de andere broeders. Maar we hebben geen teksten waarin hij de antwoorden op zijn vragen kan vinden. De vrijmetselarij heeft geen leer, geen teksten die je moet aanleren. Het is een praktijk, iets wat je doet, samen met andere mensen. Alleen op een eiland kun je geen vrijmetselaar zijn, je hebt die verbondenheid nodig.
Hoe legt u aan een buitenstaander uit wat het betekent om vrijmetselaar te zijn?
COSYNS: Om echt te begrijpen wat het is en wat het inhoudt, moet je het zelf bijna zijn. Alle ritualen (rituele teksten, nvdr.) staan in boeken die vrij verkrijgbaar zijn. Maar ik kan u verzekeren dat die bijzonder saai zijn om te lezen. Ik weet ook niet hoeveel mensen een boek over de vrijmetselarij helemaal uitlezen. Wat het is, kun je niet in boeken vinden. Dat is de moeilijkheid: je kunt wel informatie geven, maar je kunt niet overbrengen wat het is, wat het je brengt.
Wanneer en waarom bent u vrijmetselaar geworden?
COSYNS: Op een moment dat ik mij vragen begon te stellen. Vragen van het existentiële type. In 1980 was ik 37, ik werkte al tien jaar lang van ’s morgens tot ’s avonds, mijn agenda stond altijd vol. Ik vond dat werk zeer interessant, maar vroeg mij toch af: waarom, waar ben ik mee bezig, wat wil ik in mijn leven, waar ga ik naartoe, waar gaan we naartoe?
U had een soort midlifecrisis, zeg maar.
COSYNS: Welja. De meeste kandidaten hebben al een zekere leeftijd: jonge twintigers die pas aan hun actieve loopbaan beginnen, komen zelden bij ons terecht. En iemand die gelukkig is met zijn leven, die alle antwoorden vindt in een kerk of bij een of andere vereniging, en die daar tevreden mee is – zo iemand is geen goede kandidaat. Je hebt mensen nodig die zoekend zijn, zoekend naar waarheid, licht. De zoektocht is een weg met hindernissen. En wat de vrijmetselarij je biedt, zijn middelen die je kunnen helpen om vooruitgang te maken: dat zijn de symbolische werktuigen van de bouwkunst.
Uw broeder Piet Van Brabant zei vorige week dat je het alleen maar kunt begrijpen met ‘de intelligentie van het hart’.
COSYNS: Ja, het is een vorm van symbolisch onderricht. Het is niet alleen de mathematische logica die de mens gelukkig maakt. Er bestaat ook kennis die je op een andere manier kunt verwerven dan met het intellect. De vrijmetselarij is een zoektocht, een soort queeste naar.
Naar?
COSYNS: Inderdaad: naar, vraagteken. (lacht) Wij wensen degene die bij ons binnenkomt, in de mogelijkheid te stellen om aan zichzelf te werken, om zichzelf beter te leren kennen en te verbeteren. Wie aan zichzelf werkt in de context van de broederliefde, kan vooruitgang maken. De broederliefde is het cement. Het ideaal dat wij nastreven, is dat van vrede, liefde, vervolmaking van de mensheid. Liefdadigheid is voor ons ook een principiële waarde. Het is van groot belang dat de broederliefde ook naar buiten toe wordt uitgedragen. Om de drie jaar doet de Reguliere Grootloge een filantropische actie. Meestal steunen wij een initiatief ten bate van verwaarloosde of gehandicapte kinderen. Elke loge afzonderlijk, en elke individuele vrijmetselaar, heeft daarnaast ook een eigen liefdadigheidsproject.
Bent u katholiek opgevoed?
COSYNS: Ja. En naar een college geweest. Maar als jongeman begon ik mij enorm te storen aan de kerkelijke leer. De encycliek Humanae Vitae uit 1968 (waarin Paulus VI elke vorm van geboortebeperking veroordeelde, nvdr.) vond ik echt choquerend. Net als het feit dat het werk van de jezuïet-paleontoloog Teilhard de Chardin door Rome op de index met verboden boeken was gezet. Dat je lid bent van een beweging waar bepaalde mensen in de hiërarchie bepalen wat je wel of niet mag doen en denken, dat kán toch niet. Extreem gesteld kwam het erop neer: hoe minder vragen je je stelt, hoe beter. Daartegen ben ik in opstand gekomen.
Was u een mei-68’er?
COSYNS: Nee, ik ben afgestudeerd in 1967 en meteen beginnen werken in een ziekenhuis.
U had geen tijd meer voor de revolutie.
COSYNS:(lacht) Nee, dat was toen al gedaan voor mij. Ik had wel veel belangstelling voor filosofie en dat soort zaken. Maar ik voelde mij hoe langer hoe meer geïsoleerd, ik stond alleen met mijn vragen. Op zich is dat goed, maar toch voelde ik mij steeds minder comfortabel in die positie. Dus begon ik mij af te vragen: zijn er geen andere mensen die óók zo denken?
Was het een soort spirituele eenzaamheid?
COSYNS: Ik zou zeggen: een verwerping van extern gezag, van mensen die mij zeggen wat ik moet denken en doen, zonder dat ik zelf een mening kan vormen. Ik stoorde mij aan het klerikalisme, maar zonder fanatiek antiklerikaal te worden. Je kunt natuurlijk besluiten om álles weg te gooien, het kind met het badwater. Maar dat heb ik niet gedaan. Er blijft een godsbesef over, een gevoeligheid voor iets, zonder dat iemand mij zegt hoe ik dat precies moet invullen. Dat is de weg die ik heb afgelegd, en die anderen ook afleggen.
Beschouwt u de 15.000 andere Belgische vrijmetselaars nog als echte vrijmetselaars?
COSYNS: Als niet-traditionele vrijmetselaars, ja. Ik heb alle respect voor hun keuze, maar wij werken niet binnen hetzelfde terrein. Het zijn de regels van het spel die het terrein afbakenen. De vrijmetselarij is een orde, dat wil zeggen dat mensen met een bepaald doel binnen een bepaalde structuur worden samengebracht. Er zijn regels die iedereen aanneemt waardoor hij erkent dat hij tot de orde behoort. In de loop van de geschiedenis zijn bepaalde regels veranderd of afgeschaft of ingevoerd. Dat verklaart het verschil tussen de obediënties die wij vandaag in België kennen. Dat verschil is fundamenteel, omdat wij van oordeel zijn dat de traditionele regels dienen gerespecteerd te worden. Wij laten dan ook geen intervisites toe: onze loges brengen geen bezoek aan die van het Grootoosten of de Grootloge, omgekeerd is dat ook onmogelijk. Wie in België vrijmetselaar wil worden, moet dus een keuze maken.
Wie komt er eigenlijk in aanmerking om toe te treden?
COSYNS: Om te beginnen moet je het zelf vragen, via onze website of via een vrijmetselaar die je persoonlijk kent. Je moet volwassen zijn. Je moet een man zijn…
Alleen mannen: is dat nog van deze tijd?
COSYNS:(lacht) Nee, het is zéker niet van deze tijd. Het eenvoudige antwoord is alweer: het is altijd zo geweest, het is de traditie.
Zijn vrouwen dan ongeschikt?
COSYNS: Nee, er is geen enkel argument om aan te nemen dat vrouwen niet zouden kunnen worden ingewijd. Integendeel, vrouwen hebben altijd een grote rol gespeeld in de esoterische traditie. Maar niet in de vrijmetselarij. Ik weet dat hierover momenteel fel gedebatteerd wordt bij het Grootoosten. In de Reguliere Grootloge speelt dat niet. En als een vrouw mij om informatie vraagt, verwijs ik haar door naar de Vrouwengrootloge van België.
De Reguliere Grootloge is niet van plan om ooit vrouwen toe te laten?
COSYNS:(lacht) Laat ik zeggen dat wij blij zijn dat de Vrouwengrootloge bestaat.
Als een man bij u aanklopt, of een mailtje stuurt via de website, wat gebeurt er dan?
COSYNS: Dan worden er een aantal gesprekken met hem gevoerd door broeders, die vervolgens een verslag opstellen. Uiteindelijk moet een kandidaat worden voorgedragen door twee broeders die hem kennen en zich garant stellen. De hele procedure duurt ongeveer een jaar. Die gesprekken gaan over het leven, aangename herinneringen, onaangename herinneringen, over het godsbeginsel, over zijn motivatie en de spirituele weg die hij heeft afgelegd.
Moet je belezen zijn?
COSYNS: Nee, het intellectuele aspect is niet zo belangrijk. Wij proberen erachter te komen of de kandidaat een zekere openheid en gevoeligheid heeft voor het werk dat in de loge gebeurt. Hoewel dat moeilijk in te schatten is. De belangrijkste vraag is: zal de kandidaat zich gelukkig voelen bij ons?
Het is dus mogelijk dat een kandidaat afgewezen wordt?
COSYNS: Ja. Verdraagzaamheid is bijvoorbeeld een erg belangrijke waarde voor ons. Wij nemen grote voorzorgen, daarom duurt de procedure ook zo lang. Mensen die een extreem-rechts of extreem-links politiek gedachtegoed aanhangen, zijn niet klaar om opgenomen te worden in de vrijmetselarij. Er bestaan ook tuchtprocedures die ertoe kunnen leiden dat een broeder wordt uitgesloten. Ook wie in de buitenwereld veroordeeld wordt voor een zware misdaad, kan worden uitgesloten. Dat is geen automatisme, maar het is al gebeurd, als het gedrag van de betrokkene zo strijdig is met onze waarden dat hij niet langer onze broeder kan blijven.
In de kerk kun je vergiffenis krijgen. In de loge niet?
COSYNS:(lacht) Wij kunnen geen absolutie geven. Je hebt ook geen recht om vrijmetselaar te zijn en te blijven. Een vrijmetselaar moet vrij, kritisch en onafhankelijk kunnen denken.
Kun je in een besloten genootschap nog wel vrij en kritisch blijven denken?
COSYNS: Absoluut. Wij zijn vrij en kritisch om te werken aan onszelf, niet om voortdurend commentaar te leveren op anderen. Het eerste jaar mag je in de loge bijvoorbeeld niets zeggen. Alleen zitten en zwijgen, aan zelfreflectie doen. En na de inwijding tot leerling moet je in de vochtige kamer (vrijmetselaarsjargon voor ‘bar’, nvdr.) drankjes serveren en glazen spoelen. Ook als je in de buitenwereld directeur bent van een bedrijf met vijfduizend werknemers. (lacht) Dat moet je kunnen, hoor.
Is het geen erg elitair genootschap? Zijn er bijvoorbeeld ook metselaars die vrijmetselaar zijn?
COSYNS: Daar heb ik eerlijk gezegd geen zicht op, want wij noteren het beroep niet op onze ledenlijsten. Het is een vrij heterogeen gezelschap. De geschooldheid van een kandidaat heeft geen belang, dat is geen ingebouwde filter. Maar in de praktijk behoren de meeste vrijmetselaars inderdaad wel tot de midden- en hogere klasse.
Wat kost het lidmaatschap per jaar?
COSYNS: In mijn loge is dat ongeveer tweehonderd euro. Inclusief de maaltijden kost het mij pakweg driehonderdvijftig euro per jaar. Maar als iemand in financiële problemen zit, wordt dat door de broeders opgevangen. Geldgebrek mag geen rem zijn. Broeders hebben de verplichting om elkaar wederzijds te helpen. Op verschillende gebieden: affectief, emotioneel, moreel…
Leidt dat niet tot vriendjespolitiek?
COSYNS: Wij hebben beslist om elkaar bij te staan als iemand een probleem heeft. Natuurlijk kun je je afvragen: waar ligt de grens?
Als een broeder werkloos is, wordt hij dan geholpen?
COSYNS: In de Reguliere Grootloge is het zo dat een aantal broeders die zaken centraliseren en bekendmaken. Dus als iemand een broeder in dat opzicht een dienst kan bewijzen, dan gebeurt dat ook.
Wordt de grens dan niet overschreden?
COSYNS: U mag de prioriteiten niet omkeren. Mekaar aan een job helpen is niet onze reden van bestaan, maar het kan een mogelijk neveneffect zijn. Wie toetreedt uit opportunisme, zal snel teleurgesteld worden.
Wijlen Leo Apostel, filosoof en vrijmetselaar, stelde ruim tien jaar geleden voor om de ledenlijsten gewoon te publiceren. Een goed idee?
COSYNS: Apostel vond dat de vrijmetselarij een opdracht te vervullen heeft in de samenleving. Wij vinden dat niet, dus wij vallen buiten die discussie. Het is de individuele vrijmetselaar die, in zijn familie, op het werk, onze waarden moet belichamen. Mijn criterium zou dus zijn: ben je een betere vrijmetselaar als je de ledenlijsten publiceert? Ik denk van niet.
In het Verenigd Koninkrijk moeten politieagenten en magistraten sinds 1998 hun eventuele lidmaatschap van een loge bekendmaken. Wat vindt u daarvan?
COSYNS: Als men beroepsgroepen gaat isoleren, is men verkeerd bezig. Dat is een negatief signaal, waar mensen schade van kunnen ondervinden.
Begrijpt u de argwaan niet? Over een discreet genootschap circuleren toch algauw complottheorieën.
COSYNS: De samenzweringstheorieën bestaan al zo lang als de vrijmetselarij zelf. Het enige antwoord dat wij kunnen geven, is: meer openheid.
In hoeverre is de vrijmetselarij nog relevant voor de zoekende mens? Spreekt het dertigers en veertigers nog aan, in deze tijden van yoga en boeddha en new age?
COSYNS: Er zijn veel modeverschijnselen die komen en gaan. Maar de vrijmetselarij blijft bestaan, dat staat vast. Wij zijn langzaam gegroeid, van 333 leden in 1979 tot 1500 leden vandaag. Wij zijn voorstander van een iets actievere rekrutering, maar willen de lat niet te laag leggen. We vragen aan elke kandidaat dat hij goed zou nadenken voor hij beslist om toe te treden. Maar het klopt dat de traditionele vrijmetselarij internationaal gezien sterk achteruitgaat. In sommige Amerikaanse staten hebben de loges financiële problemen en kan een Grootmeester één keer per jaar honderdvijftig mensen tegelijk inwijden: zaterdagochtend leerling, zaterdagmiddag gezel en zondagochtend meester. (lacht) Dat is natuurlijk ook een manier. Bij ons is dat ondenkbaar.
Door Joël De Ceulaer
‘Mekaar aan een job helpen is niet onze reden van bestaan, maar het kan een mogelijk neveneffect zijn.’