Het is een idee dat weigert te verdwijnen. Volgens tegenstanders is het basisinkomen het beste slechtste idee aller tijden. Voorstanders zien er de redding in van de sociale zekerheid in tijden van structurele werkloosheid. Eén ding is zeker: in 2016 wordt meer dan ooit geëxperimenteerd met vormen en afgeleiden van het basisinkomen.
‘Wat er veranderd is?’ Frans Kervel – 53, grijze krullen, leesbril op het voorhoofd – kijkt over zijn schouder de tuin in en zegt: ‘Niet zo veel.’
Op 1 juli 2015 gebeurde het voor het eerst: er werd duizend euro op zijn rekening gestort. Geld waarvoor hij niets hoefde te doen. Geld dat hij mag uitgeven, bijhouden, wegschenken, investeren of, wel ja – hij kijkt naar de sigaret tussen zijn vingers – oproken. Dankzij vijfhonderd mensen die via crowdfunding twaalfduizend euro samenbrachten, werd Kervel de eerste man met een onvoorwaardelijk basisinkomen in Nederland. Een jaar lang krijgt hij maandelijks duizend euro. Het maakt Kervel tot een micro-experiment. Hij moet het levende en sprekende bewijs vormen van het effect van gratis geld op gedrag, welzijn en arbeidsethos van een mens. In die zin was het geld niet geheel onvoorwaardelijk. Kervel zou de rest van de wereld een inkijk gunnen in zijn leven en aan iedereen die het vroeg vertellen wat het met een mens doet, gekregen geld, en wat het zoal oplevert of verandert.
‘Niet zo veel’, schokschoudert Kervel. ‘Tijd’, luidt zijn antwoord op de vraag wat hij vooral kocht met het geld dat hij tot nu zo maar ontving. ‘En keuzevrijheid’. Zo koos hij er als zelfstandig tekstschrijver en communicatieadviseur voor net iets minder aan de lopende band zinnen te produceren in ruil voor geld en zich meer in te zetten voor een project dat net iets nader aan zijn hart ligt: een voormalig tuincentrum – ‘Zeg maar een oude kas’ – aan de rand van de stad dat hij samen met zijn partner omvormde tot Tuin in de Stad. ‘Een plek waar mensen elkaar ontmoeten en waar van alles gebeurt zonder dat het gepland is. We hebben een Freecafé, er wordt gekookt met voedseloverschotten en iedere week komt een klas uit het bijzonder onderwijs zich hier uitleven in de groentetuin. Ik organiseer dat niet. Ik maak het gewoon mogelijk.’
Dingen mogelijk maken. Volgens Kervel is dat het belangrijkste – maar moeilijk meetbare – effect van een basisinkomen. Het breekt gestolde dromen open, het creëert maatschappelijke meerwaarde en dat, meent hij, ‘is net zo belangrijk als geld verdienen en winst maken’. ‘Het basisinkomen’, zegt hij, ‘staat voor een zoektocht naar meer solidariteit. Het is geen alternatieve uitkering voor zonderlinge types die anders niet aan de bak komen, nee, het gaat over delen met elkaar in plaats van weggeven wat je toch kunt missen. Het is’, voegt hij eraan toe. ‘een antidotum tegen de voor-wat-hoort-wat-mentaliteit. Mensen worden er zo chagrijnig van, van al die voorwaarden, en zeker van het vermoeden dat iemand krijgt waar hij geen recht op zou hebben. Zo werkt onze sociale zekerheid op dit moment. Hebben rokers wel recht op gezondheidszorg? Hebben dikke mensen wel recht op een ziekteverzekering? Op de duur gunt niemand een ander nog wat. Bij een basisinkomen valt dat weg: iedereen heeft er recht op, dus je hoeft niet jaloers te zijn op het recht van een ander, en je hoeft niet op fraudeurs te jagen.’ Hij lacht, neemt een trek van zijn sigaret, kijkt naar een duif die overvliegt. ‘Dat geld bespaar je ook alweer.’
Gelukkiger of luier?
Hoe waardevol ook op menselijk vlak, wetenschappelijk is het micro-experiment van Kervel waardeloos. Daarvoor ontbreekt een controlegroep en is een mens alleen statistisch onvoldoende om een representatief staal te zijn. ‘Ik ben eerder de mascotte van het basisinkomen’, zegt hij zelf. Maar ook elders in Nederland verschijnt het basisinkomen op de radar. Vier gemeenten – Utrecht, Wageningen, Groningen en Tilburg – bereiden samen met de universiteiten van Utrecht en Wageningen een experiment op stedelijke schaal voor. Honderdvijftig mensen die nu met een uitkering rondkomen, zullen óf een onvoorwaardelijke uitkering krijgen van om en bij de duizend euro, óf een uitkering met verplichte tegenprestatie – zoals nu de regel is – óf mogen bijverdienen bovenop het leefloon. Sterk vereenvoudigd luidt de onderzoeksvraag: Maakt onvoorwaardelijkheid mensen gelukkiger en socialer dan wel asocialer en luier?’
Mark Giebels (D66) is een van de initiatiefnemers in Wageningen. ‘Mensen twijfelen eraan of het ideaal van het basisinkomen financieel haalbaar is en of het wenselijk is om iets onvoorwaardelijks toe te kennen. Wij verbinden er wel voorwaarden aan. Het onderzoek richt zich op mensen in de bijstand. De reden is puur praktisch: als gemeente kunnen we niet morrelen aan het fiscale systeem, maar zijn we wel bevoegd voor uitkeringen.’ Het onderzoek is nog niet opgestart, maar toch weet Giebels min of meer op voorhand wat ze willen of hopen aan te tonen: dat mensen in staat zijn hun eigen levens in te richten, dat geld zonder verplichtingen geen hangmat maar een springplank is. ‘Het zou fijn zijn, ja’, stelt Giebels. ‘Mochten wat dat duidelijk kunnen maken. Dat vertrouwen beter werkt dan controle. Mensen in de bijstand worden op dit moment ontmoedigd om ook maar enig initiatief te nemen omdat ze zich moeten verantwoorden voor iedere activiteit die niet rechtstreeks verband houdt met werk zoeken.’ Kervel herkent het in Tuin in de Stad. ‘Iedereen komt hier’, zegt hij. ‘Mensen met een baan, zonder een baan. Meestal zwijgen ze erover tegen de controlerende instantie. Niet omdat ze zouden frauderen – hier valt geen geld te verdienen – maar omdat ze geen zin hebben in de administratieve mallemolen. Ik weet niet hoe het bij jullie zit, maar hier is de sociale zekerheid een labyrint geworden.’
Administratief waterhoofd
Het administratieve waterhoofd van de sociale zekerheid. Ook voor de centrumrechtse regering in Finland is het de reden om te onderzoeken of de schijnbare eenvoud van een onvoorwaardelijk basisinkomen een oplossing biedt voor de complexiteit van het bestaande systeem. Het nieuws, dat achteraf weinig nieuwswaarde had, ging razendsnel de wereld rond. ‘We denken erover een experiment rond het basisinkomen op te zetten’, werd in november 2015 verkeerd vertaald in: ‘Alle Finnen krijgen binnenkort achthonderd euro per maand.’ Prompt struikelden buitenlandse media – van Zuid-Korea over Japan tot Frankrijk – over elkaar om aan Otto Lehto een reactie te vragen. De jonge politicus van de Green Party is al sinds zijn studententijd pleitbezorger van een basisinkomen. ‘Zover is het nog lang niet’, vertelde Otto Lehto keer op keer. En de werkelijkheid klonk een pak minder spectaculair. ‘Momenteel bekijkt een groep deskundigen verschillende alternatieven en scenario’s die in 2017 moeten uitmonden in een eerste experiment. Al is het afwachten hoe universeel en onvoorwaardelijk dat basisinkomen zal zijn.’ Vreemd is het idee niet voor de Finnen, zegt Lehto. Ten eerste krijgen alle studenten sowieso vijfhonderd euro per maand zolang ze studeren; ten tweede tonen peilingen keer op keer dat de helft tot twee derde van de bevolking gewonnen is voor het idee. ‘Mensen zijn er zo vertrouwd mee, dat het bijna raar is dat het nog niet is ingevoerd.’
Ook in Zwitserland lijkt de steun voor het basisinkomen aanzienlijk. De voorstanders slaagden er twee jaar geleden in de honderdduizend handtekeningen te verzamelen die nodig zijn om een referendum af te dwingen. Op 5 juni 2016 zal iedere inwoner ouder dan achttien de vraag: ‘Moet Zwitserland een onvoorwaardelijk basisinkomen van 2500 CHF invoeren’ kunnen beantwoorden. De regering raadt stellig aan ‘nee’ te stemmen. ‘Dit is het meest desastreuze en gevaarlijke voorstel dat ooit aan het volk is voorgelegd’, fulmineerde de rechts-populistische Volkspartij. Het zou mensen lui maken en de staat straatarm. Wie geld wil, moet er voor werken, klonk het in het parlement. Wie niet kan werken, zal dat moeten bewijzen. Al de rest zijn utopische fantasietjes waar je het best niet te veel tijd aan verspilt.
Jobs, jobs, jobs
‘Natuurlijk is het een verleidelijk, eenvoudig idee’, meent Paul De Grauwe, professor aan de London School of Economics. Maar in al zijn eenvoud, is het volgens hem vooral een bedrieglijk idee. ‘Mijn voorspelling over al die experimenten? Een onvoorwaardelijk basisinkomen is niet te verantwoorden, laat staan te organiseren. Het is een maatregel die de logica voorbijschiet. Waarom zou je het armoede- en werkloosheidsprobleem van pakweg twintig procent van de bevolking aanpakken door aan iedereen onvoorwaardelijk geld te geven? Als het over armoede of werkloosheid gaat, zijn er een pak intelligentere maatregelen te bedenken, die efficiënter en minder kostelijk zijn dan een basisinkomen.’
De Brusselse filosoof en econoom Philippe Van Parijs glimlacht. Hij kent ze ondertussen allemaal: de bezwaren en argumenten tegen het basisinkomen. Dat het onbetaalbaar is. Dat het mensen lui maakt. Dat het de solidariteit doorkruist en de sociale zekerheid ondermijnt. ‘De experimenten die nu op stapel staan, zullen die argumenten niet van tafel vegen. Daarvoor zijn ze te beperkt in tijd en omvang. In twee jaar kun je niet meten wat een basisinkomen op lange termijn met een mens en een arbeidsmarkt doet. Ik kan je nu al voorspellen hoe voor- en tegenstanders de resultaten zullen interpreteren. De belangrijkste effecten hebben we niet gezien, zal de ene groep zeggen. Er werd geen rekening gehouden met de financiering, zal de andere groep tegenwerpen. Het goede nieuws is: er wordt over gesproken. Meer dan ooit sinds Thomas Paine het eind achttiende eeuw voor het eerst had over ‘het sociaal dividend’ waarop een samenleving recht heeft. Daarover gaat het basisinkomen in essentie: het verdelen van de overgeërfde maatschappelijke rijkdom.’
De reden waarom het steeds weer opduikt, is volgens Van Parijs precies dezelfde die hem in de jaren tachtig bij het basisinkomen bracht: de werkloosheidsstatistieken fluctueren misschien een beetje, maar ze dalen niet spectaculair. Ondanks de honderdduizend jobs, tweehonderdduizend jobs die bij iedere nieuwe regeerperiode beloofd worden. Jobs, jobs, jobs klonk het ook in de jaren tachtig. Er werd voor werk betoogd. De Kreuners zongen ‘Geef me werk’ en Van Parijs stelde vast dat de werkloosheid niet zou verdwijnen en dat zowel de recepten van links als van rechts onvoldoende waren. ‘Groei, groei, groei, was en is nu nog steeds het magische mantra. Toen al wisten we dat dat op de lange termijn dwaas was. Wat we nodig hebben, dacht ik, is een sokkel onder de sociale zekerheid. Een loon waar iedereen recht op heeft, of hij nu arm is of rijk, werkloos of gepensioneerd, ziek of gezond. Het basisinkomen is de vloerplaat waar niemand onder kan tuimelen. Een loon waarvoor hij zich niet hoeft te verantwoorden, dat losstaat van arbeid. Het is een noodzakelijke bijsturing van een sociale zekerheid die gebaseerd is op een model dat niet meer bestaat, namelijk: een job voor het leven.’
Zelfstandige zonder personeel
Want wat als niet het basisinkomen een utopisch fantasietje is, maar wel de belofte dat er ooit weer werk zal zijn voor iedereen? Wat als niet werkzekerheid maar wel werkonzekerheid de dagelijkse realiteit is van een groeiende groep mensen? ‘Precariaat’ is de term die de Britse arbeidseconoom Guy Standing uitvond voor mensen die wereldwijd tijdelijke baantjes aan elkaar knopen en nooit lang genoeg na elkaar werken om sociale rechten op te bouwen. Niet alleen in textielfabrieken in Cambodja, maar evengoed aan de universiteiten in de VS en Europa. ‘Ik heb een universitair diploma, ja’, vertelde Lehto me eerder. ‘Maar ik behoor tot het precariaat. Nu doe ik wat freelance vertaalwerk, volgend jaar hoop ik aan een doctoraat te beginnen en verder is alles onzeker.’ Kervel omschreef het zo: ‘Ik ben een zelfstandige zonder personeel, ZZP’er heet dat in Nederland. Het is een groeiende groep mensen, we zijn ongeveer met een miljoen, we zijn kleine ondernemers van wie een groot deel moeite heeft om rond te komen. Ze werken, vaak erg hard, maar ze flirten niet zelden met de armoedegrens.’
‘Twee vragen volstaan om te weten of een basisinkomen een maatschappelijk debat waard is’, meent journalist Christophe Callewaert. ‘Eén: komt er ooit weer volledige werkgelegenheid? Twee: is dat wenselijk? Willen we echt dat iedereen naar een kantoorgebouw rijdt om daar van negen tot vijf aan een bureau te zitten? De meesten antwoorden op beide vragen: nee. Dan komt automatisch de vraag: wat doe je met de mensen zonder vaste baan?’ Het is een van de kwesties die hij samen met filosoof Thomas Decreus het voorbije jaar heeft onderzocht en die ze uitwerkten in het boek Dit is morgen, dat in maart verschijnt. Want welk werk blijft er over als de wereld automatiseert? ‘Een miljoen mensen staan op dit moment naast de arbeidsmarkt, omdat ze geen werk hebben of omdat ze ziek zijn’, vervolgt Callewaert. ‘Ze mogen geen vrijwilligerswerk doen omdat ze voltijds moeten zoeken naar een baan. Hoeveel talent verspil je dan? Ondertussen merk je dat alle hoogtechnologische bedrijven nauwelijks jobs creëren. Whatsapp heeft 900 miljoen klanten en 55 werknemers. Hoelang zal het duren voor Whatsapp giganten als Proximus of Base uit de markt duwt? Als je perspectief is: iedereen moet aan het werk, tja, dan zit je met een serieuze contradictie die je niet opgelost krijgt met een activeringsbeleid. Als mensen zekerheid hebben, iets wat een basisinkomen biedt, creëren ze zelf werk. Het zal ander werk zijn, kleinschaliger misschien, in deelinitatieven, in stadstuinen, in maakateliers.’
Het basisinkomen, meent ook Standing, geeft mensen zekerheid in een volatiele arbeidsmarkt. Het biedt hen de kans ‘nee’ te zeggen tegen bullshitjobs en onderbetaald werk; het geeft evengoed de mogelijkheid ‘ja’ te zeggen aan stages en opleidingen of – zoals Callewaert het beschrijft: andere manieren van werken. ‘Ik heb het overal gezien, in India, in Namibië waar ik projecten rond het basisinkomen heb opgezet’, vertelt Standing. ‘Welzijn, gezondheid, hygiëne, scholingsgraad van kinderen gingen erop vooruit. Vrouwen, vooral vrouwen, bouwden een economische onafhankelijkheid op. Ze kochten een naaimachine, investeerden in zaaigoed, in geiten. Maar ook de gelijkheid vergrootte: de minder validen, ouderen en daklozen gingen er het meest op vooruit. We hebben ondertussen zo veel data verzameld, dat ik geen seconde twijfel aan de positieve effecten van een basisinkomen op het leven van miljoenen mensen. De enigen die klaagden, waren de kredietverstrekkers en de woekeraars. Zij verloren klanten.’
Minstens zo essentieel als die sociale en economische vooruitgang is volgens Standing de democratiserende en emancipatorische kracht van een basisinkomen. Het precariaat, stelt hij, maakt mensen ondemocratisch en vatbaar voor populisme en extreemrechtse ideeën. ‘Onzekerheid voedt angst. Mensen met een basisgevoel van bestaanszekerheid zijn socialer, empathischer, meer geneigd om anderen te helpen, verdraagzamer en voelen zich meer betrokken bij de gemeenschap. Het basisinkomen is het emancipatorische instrument bij uitstek omdat het niet alleen de vrijheid van een individu vergroot, maar ook de gelijkheid in een samenleving. En dat hoeft niet eens zo veel te kosten’, benadrukt Standing. ‘Kleine bedragen maken al een verschil. In Madhya Pradesh in India kregen families achttien maanden lang dertig dollar per maand. Het was niet genoeg om van te leven, wel om van te overleven en de meesten slaagden erin dat inkomen te vergroten. Het basisinkomen is niet zozeer een individuele stimulans, het is een infuus voor de lokale economie.’
Onbetaalbaar?
Dat een basisinkomen financiële zelfmoord is, dat het onbetaalbaar is of dat het weggesmeten geld is, noemt Standing dan ook onomwonden ‘het meest stupide argument ooit’. Het is nochtans het argument dat het vaakst wordt ingezet om de droombeelden van een wereld waarin ‘iedereen lekker z’n ding doet’ door te prikken. Mooi idee, maar te duur. Of zoals De Grauwe het formuleert: ‘Die 800 euro die je aan iedereen wilt geven, moet wel ergens geproduceerd worden. Is het werkelijk te verantwoorden dat je mensen die werken zwaarder gaat belasten om het voor anderen mogelijk te maken om niet te werken? Als je het budgettair bekijkt, dan loop je vast. Altijd. Ik heb nog nooit een overtuigende berekening gehoord. Ja, je kunt wel hopen dat mensen van alles gaan doen en ondernemen. Maar het brute feit blijft: het is onbetaalbaar.’
‘Wie dat zegt, wil gewoon dat het onbetaalbaar is’, stelt Standing scherp. ‘Precies omdat je niet ineens iedereen tweeduizend euro geeft zoals ze in Zwitserland voorstellen. Vijf- of zeshonderd euro is een realistisch begin. Van daaruit kun je gradueel opbouwen, kijken welke uitgaven in de sociale zekerheid het basisinkomen vervangt, welke omlaag kunnen en welke gelijk blijven. Uiteindelijk komt het hierop neer: het moet voldoende zijn om te overleven en de armere huishoudens mogen er niet aan verliezen. Als je die twee voorwaarden in acht neemt, is al de rest een technische en fiscale discussie, waarbij het voor alle duidelijkheid niet de bedoeling kan zijn de hele sociale zekerheid te schrappen en om te vormen tot een basisinkomen.’
‘Trouwens,’ gaat Standing verder, ‘waarom zou het basisinkomen enkel geld kosten? Waarom zouden er geen baten zijn? Is het niet vreemd dat we subsidies aan bedrijven beschouwen als investeringen en een basisinkomen voor iedereen als geld dat je in een bodemloze put gooit? Als mensen meer vrijheid hebben om zelf iets te doen met hun leven, dan durven ze te experimenteren. Ze starten een kleine onderneming op of scholen zich bij. Natuurlijk zullen er zijn die zich terugtrekken uit de samenleving, maar die heb je nu ook. Op de lange termijn brengt een basisinkomen sociaal, economisch en ecologisch meer op. Dat denk ik niet alleen. Dat heeft mijn onderzoek aangetoond.’
De Grauwe is niet overtuigd. ‘Je kunt wel hopen dat mensen van alles ondernemen. Maar er bestaat niet zoiets als een onvoorwaardelijk recht. Je kunt toch niet beweren: we hebben als mens allemaal recht op zo veel geld per maand. Wat als iedereen stopt met werken? Hoe ga je dat recht dan organiseren?’
Het basisinkomen hakt in op de arbeidsethos waarop de welvaartsstaat is gebouwd. Je krijgt wat je verdient. Wie meer krijgt dan hij verdient, boet in aan productiviteit. Het basisinkomen, vreest men, is niet meer dan subsidie voor luiheid. Nochtans wijst onderzoek ten dele het tegendeel aan. Of je nu aan daklozen geld geeft, zoals in Londen gebeurde, of aan vrouwen in India: steeds opnieuw blijkt dat mensen niet wegzinken in lethargie maar zich ontwikkelen en emanciperen. ‘Ja’, stelt De Grauwe. ‘Maar telkens waren deze basisinkomens voorwaardelijk en tijdelijk. Natuurlijk helpt een basisinkomen mensen aan de onderkant van de economische en sociale ladder, maar ik herhaal: waarom zou je aan iedereen geld geven als je vooral die mensen vooruit wilt helpen? Is dat niet ongelooflijk omslachtig?’
Het is een bedenking die ook armoedeorganisaties delen. ‘Armoede’, stelt Frederic Vanhauwaert van het Netwerk tegen Armoede, ‘is meer dan een gebrek aan geld. Een basisinkomen lost de wachtlijsten voor sociale woningen niet op, verhoogt de basismobiliteit niet en doet niets aan de toegankelijkheid van de gezondheidszorg. Het gevaar is niet denkbeeldig dat een basisinkomen de weg vrijmaakt voor de verdere afbouw van openbare dienstverlening en sociale zekerheid. Ik vind het op dit moment dringender en relevanter om ervoor te zorgen dat we de uitkeringen optrekken tot boven de armoedegrens dan te pleiten voor een basisinkomen. Laten we het eerst hebben over basisrechten.’
Vrijheid
‘Er is wel iets veranderd’, zegt Kervel na een poosje. Hij tikt met zijn vinger tegen zijn slaap. ‘Het klinkt misschien vaag, maar het denken in mijn hoofd voelt vrijer aan.’ The instrument of freedom, noemt Van Parijs het basisinkomen. Het is ook de titel van het boek waar hij op dit moment aan werkt en het is precies dat waar mensen naar verwijzen als ze gepolst worden naar wat zo’n basisinkomen voor hen kan betekenen. Ze hebben het over de vrijheid om hun tijd anders te besteden, om meer bij de kinderen te zijn, om een boekenwinkel te openen, een koffiebar, of om te gaan studeren.
‘Stel dat iedereen die met zo’n idee rondloopt het ook uitvoert. Hoe zou de samenleving er dan uitzien?’, werpt Kervel op. Misschien komt de vraag naar de wenselijkheid van het basisinkomen wel neer op de vraag naar welke toekomst we wenselijk achten? En of het echt de bedoeling is dat veel werk en weinig tijd het hoogste goed blijven? Uiteindelijk, zo stellen Decreus en Callewaert, heeft men in de loop van de geschiedenis precies het omgekeerde nagestreefd. Men ging ervan uit dat technologie de mens zou bevrijden en in staat zou stellen een goed leven te leiden. Dat automatisering ons van saaie klussen zou verlossen. De founding fathers van de Verenigde Staten hadden het erover, John Maynard Keynes voorspelde in 1929 dat we in 2030 vijftien uur per week zouden werken, dat niet de werkloosheid maar de vrije tijd de belangrijkste uitdaging zou zijn. ‘Een basisinkomen is zo’n idee waar de hele mensheid zich achter kan scharen’, meent Callewaert. ‘Bovendien heeft het zijn plaats in een wereld waarin de klimaatverandering een economische omwenteling vereist. Waarom zouden we wat we verdienen omzetten in meer spullen als we het ook kunnen vertalen in meer tijd?’
DOOR TINE HENS, CARTOONS ZAZA
‘Het basisinkomen biedt mensen de kans om nee te zeggen tegen bullshitjobs.’
‘Dit is het meest desastreuze en gevaarlijke voorstel dat ooit aan het volk is voorgelegd’, fulmineert de Zwitserse Volkspartij.
‘Mensen met een gevoel van bestaanszekerheid zijn socialer, empathischer en meer geneigd om anderen te helpen.’