Wenen heeft nu Brussel op bezoek. Beide steden zouden wat van elkaar kunnen leren.
Voor het eerst in zijn (democratische) geschiedenis wordt de Oostenrijkse hoofdstad Wenen bestuurd door een coalitie. In het traditioneel ?rode Wenen? hebben de socialisten er de christen-democraten bij moeten halen. Reden : afvalligheid in het electoraat ten voordele van extreem-rechts. Een gelijkenis willen zoeken tussen de Antwerpse en de Weense politieke situatie is niet geheel onterecht : de coalitie sluit de rangen tegen een rechts-radicale oppositie die vooral door vreemdelingenangst wordt gemotiveerd.
?Europolis? Brussel weet ook wat het betekent om veel (meer dan honderd dus) nationaliteiten binnen de stadsmuren te hebben. Wordt een stad daar open, veelkleurig en harmonisch door, zoals het op het glanspapier van een officiële brochure graag mag heten ? Men zou dat misschien wel willen, maar van die harmonie valt niet altijd evenveel te merken verkiezingsuitslagen tonen dat overtuigend aan. Alleen valt het in Brussel met die politieke xenofobie, alle verhoudingen in acht genomen, nog wel mee, zeker aan Franstalige kant. Met het Vlaams Blok ligt dat anders en de zo al precaire Vlaamse positie in Brussel wordt er niet echt door versterkt.
BRUSSEL OP ZIJN VLAAMS
Dezer dagen is officieel Vlaams-Brussel op bezoek in Wenen. Sinds enkele jaren trekt de tentoonstelling Bruisend Brussel doorheen Europa. Ze is nu neergestreken in het (gigantisch grote) stadhuis van Wenen. Minister Anne Van Asbroeck (SP) voor Brusselse Aangelegenheden is ze daar vorige week gaan openen.
De tentoonstelling beoogt veel tegelijkertijd. Ze wil Brussel tonen als hoofdstad van én Vlaanderen én België én Europa en belicht daarin vooral de Vlaamse aanwezigheid : daar waar Brussel niet louter Franstalig is. Maar of de specificiteit van meer bepaald de Belgische staatshervorming, die vooral voor Brussel geen toonbeeld van helderheid en transparantie is, echt begrijpelijk wordt voor de modale Wener, staat niet meteen vast. Een kaart van het taalgebruik in de Nederlanden trekt dat Belgisch-communautaire kader wel aardig open en toont voorbeeldig dat in Vlaanderen wel degelijk Nederlands en geen Vlaams wordt gesproken. De kaart arceert zorgvuldig Frans-Vlaanderen als Nederlandstalig gebied, maar vergeet helaas aan te geven waar er Fries wordt gesproken.
Een tentoonstelling als Bruisend Brussel wil ook de dialoog en het uitwisselen van ervaringen stimuleren. Het is niet geheel zeker of ze daar ook in slaagt, al was het maar omdat zo’n officiële tentoonstelling een onverbeterlijke neiging vertoont om de schaduwzijden weg te moffelen. Een ander beletsel is dat de organisator ervan, de Vlaamse minister voor Brusselse Aangelegenheden, ten aanzien van de hoofdstad rechtstreeks niet meteen over veel bevoegdheden beschikt. Sociale woningbouw behoort daar bijvoorbeeld niet bij, en het is een terrein waarop Brussel best een en ander kan opsteken in Wenen.
Beide steden hebben gemeen dat ze een uitgesproken internationale functie vervullen. Wenen doet het, institutioneel dan, wat bescheidener ; de stad mikt vooral op zijn brugfunctie tussen Oost- en West-Europa. Toch is Wenen, na New York en Genève, nog altijd de derde vestigingsplaats van de Verenigde Naties (VN), als thuishonk van onder meer het Internationaal Atoomagentschap en Unido, het VN-agentschap voor industriële ontwikkeling. Maar de Oostenrijkers zijn er niet helemaal gerust in dat de besparingsdrift bij de VN hen niet die instellingen zal kosten. Plus, vooral, de circa 10.000 hoogbetaalde en navenant consumerende ambtenaren die daar werken. Sommige vreemdelingen zijn meer geliefd dan anderen.
DE KEIZER DROOMT GROOTS
Wenen en Brussel ontwikkelden gedurende enkele eeuwen een vrij parallelle historische traditie, met de Habsburgse dominantie als gemeenschappelijke noemer. Daarover heeft Van Asbroecks ministerie een vrij aardige brochure gepubliceerd, ?Er waren eens twee keizersteden? van Roel Jacobs. Wenen had het voordeel dat het in de twintigste eeuw geen snelle bevolkingsgroei heeft gekend, wat het de stad mogelijk maakte om urbanistisch en architecturaal rustig te evolueren. Tot de dag van vandaag mogen de gevels er in de smalle straatjes tegen elkaar op staan snoeven.
De stad heeft wel de vernielingen van de Tweede Wereldoorlog gekend, maar dat blijkt minder erg te zijn geweest dan de kaalslag die Brussel in naam van de vooruitgang en de speculatie heeft moeten ondergaan. Wenen is desondanks allerminst geformoliseerd tot een museum op ware grootte, lijdt niet onder het bangelijke façadisme of de kwezelachtige imitaties die in Brussel voor nieuwe architectuur moeten doorgaan en kent al evenmin de schandelijke politieke onwil en nalatigheid die Brussel zoveel stadskankers heeft opgeleverd. Foto op de tentoonstelling : de geheel verkrotte pracht van de voormalige drukkerij van de krant Le Peuple.
Het hedendaagse urbanistische miserabilisme in Brussel wekt haast heimwee naar de architecturale megalomanie van koning Leopold II op. Wenen had ook zo iemand, keizer Frans-Jozef. Van in de late negentiende eeuw ging de keizerlijke macht tanen, maar toch wil zo’n monarch laten voelen dat hij er is geweest. Gaat dat niet door oorlog te voeren en gebieden te veroveren, dan is het door Grote Werken thuis. Het heeft Wenen zijn befaamde Ringlaan opgeleverd en de slechts half afgewerkte Neue Hofburg, die door de Ring wordt doorsneden, een majestueus geheel, met aan de ene kant het paleis en daar tegenover, in perfecte symmetrie, het Natuurhistorische en het Kunsthistorische museum.
Verder langs de Ring werd de grond bouwrijp gemaakt voor het classicistische parlement (want de democratie is van Griekse oorsprong) en de universiteit in Italiaanse stijl (renaissance is wijsheid), met daar tussenin het stadhuis, waarvoor inspiratie werd gezocht bij de moeder van de gemeentelijke autonomie, het stadhuis van Brussel, die hier geen Sint-Michiel maar een ridder in de nok draagt.
DE MIGRANTEN ALS LAATSTE BELGEN
En daartussen wonen dan de mensen. De veelkleurigheid van hun herkomst kreeg in Brussel een specifiek karakter door de specificiteit van het taalgebruik. Zeker voor Vlamingen heeft de taal in de ongeliefde hoofdstad de waarde van een politiek statement. Maar de frustraties over de taalmiserie in Brussel doet Vlamingen wel eens vergeten om zich af te vragen wat de zowat dertig procent vreemdelingen daar wel van denken. En, zo blijkt uit de voorlopige resultaten van een onderzoek dat onder leiding van VUB-politicoloog Kris Deschouwer is uitgevoerd, ze denken daar niet veel van. Is de taal zelfs de krachtlijn waarlangs de politieke partijen zich hebben gevormd, voor migranten is ze in belangrijke mate irrelevant. Voor hen is de taal functioneel en niet ideologisch geladen.
Uit Deschouwers onderzoek blijkt dat 80 procent van de Brusselaars zich vooral als Belg beschouwt en bijna de helft voor de Brusselse identiteit kiest (er waren meerdere antwoorden mogelijk). Alleen de Vlamingen blijken zich ook in belangrijke mate Vlaming te voelen Franstaligen benadrukken veel minder hun taalidentiteit. Opmerkelijk : één op vijf Brusselaars beschouwt zich als noch Franstalig, noch Nederlandstalig, wat eigenlijk betekent dat zij geen enkele plaats vinden in de officiële, linguïstisch gesegregeerde instituties. Interessant om vast te stellen, is verder dat in Brussel wonende Turken en Marokkanen hun identiteit in de eerste plaats als Turks of Marokkaans benoemen, maar voor hun tweede keuze grijpen ze in belangrijke mate naar de Belgische nationaliteit, niét naar de Brusselse. Hoe beter ze Frans (of Nederlands) spreken, hoe meer ze zich Belg voelen.
Het is dus al bij al nog niet zo kwaad gesteld met de integratie van migranten, wat de hypothese wekt dat de problemen daarmee ook wel eens te maken kunnen hebben met hun politieke onmondigheid. Een burgemeester gaat niet snel een straat repareren als daar alleen migranten wonen die toch niet voor hem kunnen stemmen. Die vaststelling alleen kan al een goed argument zijn om toch maar het stemrecht voor migranten in te voeren. Overheden zijn niet zo snel geneigd om grote minderheden te verwaarlozen als die hen politiek kunnen sanctioneren, wat dan weer alleen de integratie van die minderheden kan bevorderen. Het is ook in Wenen de discussie.
Marc Reynebeau
Het stadhuis van Brussel : een voorbeeld voor Wenen.