Het straathoekwerk, waarvan de betrokken welzijns- en veiligheids- instanties zoveel verwachten, geraakt zelf niet uit de marginaliteit.
In de Antwerpse rosse buurt, ten noordwesten van de Grote Markt, werken ze tussen de hoertjes. In het Stadspark en in de buurt van het Centraal Station richten zij zich, nog steeds in opdracht van Payoke, vooral tot de jonge, vaak minderjarige prostitué(e)s. Verderop, bij het Koningin Astridplein, bekommeren zij zich om thuislozen en bedelaars : dit keer in opdracht van Pluralistisch Welzijnsnetwerk Antwerpen (PWNA). Rond het De Coninckplein begeleiden ze drugsgebruikers vanuit het Medisch-Sociaal Opvangcentrum (MSOC) van de Free Clinic. Het dagcentrum De Sleutel vraagt hen aandacht te besteden aan de minder gemarginaliseerde drugsgebruikers, alcoholverslaafden vooralsnog niet inbegrepen. Aan ’t Schoolplak, in de migrantenbuurt rond het Stuivenbergplein, ontfermen ze zich vanuit het Preventiehuis, voor rekening van de stadspolitie, over maatschappelijk kwetsbare jongeren. In Borgerhout-Noord proberen ze dan weer, in dienst van het stedelijk Centrum voor Informatie en Samenlevingsopbouw (CISO), de jeugd zinvol bezig te houden. Dat poogt ook de fan-coacher met de hooligans in en rond het Bosuilstadion, deze keer in opdracht van de Antwerpse preventie-ambtenaar.
Kortom, een stadswandeling in Antwerpen zoals Het Belgisch Straatblad het vakblad voor straathoekwerk , die uitstippelt, is niet vrijblijvend. Enerzijds omdat de lijst van actieterreinen voor straathoekwerkers wijzen op een toenemend aantal mensen die in de marginaliteit wegzinken. Anderzijds omdat de verscheidenheid aan werkgevers en arbeidsstatuten aantonen dat de bevoegde overheden er nog altijd niet in geslaagd zijn de straathoekwerkers zelf en het Vlaams Straathoekwerkoverleg (Vlastrov) een volwaardig statuut te geven.
In zijn jongste nummer schrijft Het Belgisch Straatblad naar aanleiding van het zoveelste colloquium : ?De schouderklopjes, die het straathoekwerk deze keer weer kreeg, had het vorige jaren ook al gekregen : het blijven slechts schouderklopjes. Toch moeten we dat positief bekijken : de overheid wil niet alle deuren sluiten en blijft het straathoekwerk aanmoedigen.?
Dat is inderdaad zo. Meer zelfs. Zoals Herman Wolf, een van de pioniers van het straathoekwerk in Vlaanderen en van Vlastrov, in zijn zopas verschenen handleiding ?Straathoekwerk? laat opmerken, ?bestaat er de laatste jaren ook een zekere tendens bij de overheid van ons land en de ons omringende landen om straathoekwerkers in te schakelen tegen de overlast en om de onveiligheid in bepaalde wijken tegen te gaan door hen met een activiteitenaanbod op de jongeren af te sturen. Hier ligt de focus niet langer op de zelfontplooiing en de eigen verantwoordelijkheid van de doelgroep, maar op het veraangenamen van de leefomgeving van de middencultuurklasse en op het onder controle houden van moeilijk hanteerbare groepen. Op zichzelf zijn deze laatste doelstellingen ook eerbaar. Ze gaan echter voorbij of ze zijn veeleer tegengesteld aan het opbouwen van een positief zelfwaardegevoel en aan het werken (…) op een manier die maatschappelijk kwetsbaren (her)kennen.?
ALS LEERLINGEN VAN SOCRATES
De Antwerpse scène waar Herman Wolf na enkele ambtelijke jaren en een paar handige boekjes (onder andere over ?Drugs en Gebruik?) een Europees gesubsidiëerd project voor stadsjongeren opstart, illustreert in menig opzicht de verwarring van begrippen, werkgeversopdrachten en arbeidsstatuten in de sector. Vlaanderen alleen al telt bijna tachtig straathoekwerkers jonge mannen en (iets minder) vrouwen , gespreid over een dertigtal projecten in Antwerpen, Mechelen, Brussel, Anderlecht, Lier, Leuven, Zichem, Tienen, Diest, Scherpenheuvel, Sint-Niklaas, Lokeren, Gent, Brugge, Oostende, Kortrijk, Hasselt, Genk, Maasmechelen, Houthalen en Maaseik (zie kader).
Naar oorspronkelijk Amerikaans en Nederlands voorbeeld is de straathoekwerker (de streetcorner worker, de travailleur of éducateur de rue) dikwijls de enige met wie marginalen eventueel buiten hun eigen milieu, dan nog contact hebben. Daarom wordt straathoekwerk, in Wolfs handboek, gedefinieerd als ?de meest laagdrempelige, professionele werkvorm, die zich richt op niet of moeilijk bereikbare doelgroepen, met de bedoeling de maatschappelijke kwetsbaarheid of de sociale desintegratie ervan te verminderen.?
Dat straathoekwerkers niet altijd en overal dezelfde probleemgroepen en individuele ?gasten? aanspreken, is duidelijk. In eerste instantie moet een goed straathoekwerker het deviante levenspatroon van zijn veelal gemarginaliseerde ?gasten? aanvaarden zonder zichzelf te verliezen. Dit betekent evenwel dat de straathoekwerker de afstandelijke betrokkenheid van de antropoloog en de gedrevenheid van de welzijnswerker moet combineren, zonder daarom het evangelie van ’s lands traditionele waarden uit te dragen. ?Het verschil met de klassieke welzijnsvoorzieningen,? schrijft Wolf nog, ?ligt in het begrip autonoom : de (benaderde) persoon in kwestie maakt zijn keuze op zijn tempo en in alle vrijheid. Er worden geen voorwaarden of eisen gesteld ; er worden geen richtingen aangegeven of er bevindt zich geen spreekwoordelijke stok achter de deur bij de niet naleving van een genomen besluit. Het enige wat de straathoekwerker aanreikt, is een waaier van realistische mogelijkheden. Plus, het besef dat een eventuele beslissing een eigen beslissing is (…) Het grootste gedeelte van de welzijns- en hulpverleningssector ontplooit haar activiteiten pas nadat mensen besloten hebben iets aan hun situatie of probleem te doen en een concrete hulpvraag kunnen formuleren. Op die manier vult het straathoekwerk veeleer aan dan het overlapt.?
Want, inderdaad, goede straathoekwerkers gedragen zich ongeacht hun opleiding vaak als leerlingen van Socrates. Door gerichte vragen te stellen, zetten zij hun mensen ertoe aan over hun eigen situatie na te denken en uit eigen wil mogelijke antwoorden, misschien zelfs oplossingen te formuleren. De maieutiek is van alle tijden. ?In principe,? schrijft Wolf nog, ?kan men zeggen dat hier de eigenlijke en actieve rol van de straathoekwerker in het motivatieproces ophoudt ; in de volgende fases hebben andere diensten en instellingen een grote competentie en ervaring opgebouwd. Het straathoekwerk pretendeert enkel die nuttige eerste schakel te zijn naar onbereikbare, uitgesloten of als hopeloos geboekstaafde doelgroepen.?
GEEN ENKELE VORM VAN INKOMEN
En zo kunnen er in Vlaanderen alleen al, toch wel enkele duizenden individuen tot een beter inzicht in hun eigen ellende gebracht worden.
Uit Vlastrovs enquête onder de straathoekwerkers, die Knack op 22 mei 1996 uitbracht, bleek dat 74 procent van de meerderjarigen, die door straathoekwerkers worden benaderd, van Belgische nationaliteit is. Het aantal niet-Belgische minderjarige ?gasten? loopt echter op tot 60 procent van de doelgroepsleden. Erik Castermans, een andere pionier in deze branche en nog steeds bezieler van Vlastrov, merkt nogmaals op dat ?de versterking van de uitsluitingsmechanismen iedereen tot nadenken moeten stemmen.?
Omzeggens één op vier van de toen geregistreerde doelgroepsleden beschikte niet over enig officieel inkomen, versta : inkomen uit werk of vervangingsinkomen. Vandaar dat Vlastrovs jongste jaarverslag verwijst naar het onderzoek dat over enkele maanden moet klaar zijn en waarbij gepeild wordt naar ?de subjectieve beleving van jongvolwassenen die geen inkomen hebben en om één of andere reden niet terugvallen op een vervangingsinkomen.?
Want als professor Herman Deleeck (KU Leuven) twintig jaar geleden met zijn Mattheuseffect iets duidelijk maakte, dan wel dat overheidstussenkomsten inzake welvaart en welzijn veeleer ten goede komen aan de hogere dan wel aan de lagere groepen. Deze laatsten formuleren hun noden maar zelden, laat staan dat ze ze op de politieke agenda krijgen. Vreemd genoeg delen de straathoekwerkers en Vlastrov al jaren dat lot.
Ondanks alle academische rapporten, die aandringen op ?continuïteit van de werkvorm? en meer beleidsondersteuning, blijven de straathoekwerkers en hun koepelorganisaties zelf zeer kwetsbaar. De straathoekwerkers worden, zoals in Antwerpen, met de meest uiteenlopende nepstatuten op de meest onmogelijke uren de meest verschillende mijnenvelden ingestuurd voor amper 40.000 frank netto per maand. Veruit de meesten worden betaald met het geld van de Veiligheids- en Preventiecontracten of van het Drugsplan, dat een groot aantal steden van Binnenlandse Zaken ontvangen en onder het toeziend oog van het Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid (VSPP) besteden. Anderen worden betaald door het Vlaams Fonds voor Integratie van Kansarmen (VFIK), nu het Sociaal Impulsfonds. Van een eenvormig wettelijk statuut voor straathoekwerkers is echter nog steeds geen sprake. Van een erkende deontologische code mét zwijgrecht evenmin al heeft Vlastrov tijdens de voorbije twee jaar geleidelijk aan zo’n code ingevoerd en wordt de geheimhoudingsplicht van de straathoekwerker door politiële of gerechtelijke instanties steeds vaker op de proef gesteld. Bovendien blijft het Vlaams Straathoekwerkoverleg (Vlastrov) de speelbal tussen de bevoegde overheden en hun betrachtingen inzake veiligheid en welzijn.
DE POLITIEK BLIJFT IN GEBREKE
Vlastrov kon in 1992 met honderdduizend frank van toenmalig gemeenschapsminister voor Welzijn Wivina Demeester (CVP) van start gaan. Dankzij dezelfde minister Demeester nu van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid kan het verder doen : sinds februari en uitsluitend in het kader van Demeesters ?Drugsnota? met betrekking tot de vorming van preventiewerkers op de drugsscène. Intussen wacht Vlastrov nog altijd op de zogeheten niet-gereglementeerde toelagen (1,9 miljoen frank) voor dit jaar en vooral op de nominatim-toelagen, die de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn Luc Martens (CVP) in de Vlaamse begroting van volgend jaar liet inschrijven op naam van Vlastrov. Met andere woorden, de bevoegde welzijnsminister en zijn federale collega Jan Peeters (SP), bevoegd voor Maatschappelijke Integratie, hebben nog altijd geen visie op het straathoekwerk. Zodat Vlastrov en de regionale ankerpunten in Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg het vooralsnog moeten stellen met giften van de Koning Boudewijnstichting en van Levi’s. Zoals de Royale Belge Vlastrov al eens met discrete mildheid van het failliet heeft gered, blijkt ook de internationale jeansfabrikant in stilte enkele projecten voor kansarmen, waaronder het straathoekwerk, bij te springen.
De bevoegde politieke instanties blijven nu eenmaal in gebreke. Minister Martens denkt wel aan een globaal decreet over de kwaliteit van het welzijnswerk, maar blijkt daarmee vooral nieuwe structuren en schaalvergroting te beogen. Twee tendensen waarvoor het straathoekwerk zich per definitie moet behoeden.
Frank De Moor
Straathoekwerker : de marginale aanvaarden en zichzelf blijven.